Nederland spaart het meest!

Nederlanders sparen van alle Europeanen veruit het meeste voor hun pensioen, juicht het ANP op last van het CBS:

Eind vorig jaar beheerden pensioenfondsen en levensverzekeraars […] bijna 1,8 keer de waarde van het bruto binnenlandse product (bbp). Het Europees gemiddelde ligt op 55[%…]. Denemarken is met 102 procent van het bbp op afstand tweede […] In Letland, Litouwen en Roemenie komen de pensioenvoorzieningen niet boven de 2 procent van het bbp uit.

Ziezo. Alle burgers kunnen weer met een gerust hart gaan slapen, zo lijkt de suggestie. Die hele vergrijzing is geen enkel probleem. Nederland spaart immers verreweg het meeste van de hele EU.

De absurd grote verschillen suggereren al dat hier iets in de haak is. Het kan haast niet anders of ze worden vooral verklaard door institutionele verschillen. Bijvoorbeeld omdat in Nederland het pensioenstelstel in hoge mate is gebaseerd op het kapitaaldekkingsstelsel (iedere generatie spaart voor zijn eigen pensioen), terwijl in het buitenland vaak sprake is van een omslagstelsel (de huidige generatie jongeren betaalt direkt aan de huidige generatie ouderen). Met de exacte details ben ik helaas niet bekend, misschien wil een pensioendeskundige daar iets over kwijt in het commentaar (Ward?). Maar dat een kapitaaldekkingsstelsel leidt tot hogere pensioenvermogens dan een omslagstelsel, dat lijkt nogal wiedes. En dat heeft weinig te maken met spaargedrag.

5 gedachten aan “Nederland spaart het meest!”

  1. Zal ik dan maar? Zoals het ANP zelf al zegt,

    Het pensioensysteem in Nederland heeft drie pijlers: de AOW, collectieve pensioenverzekering voor werknemers en de individueel afgesloten pensioenverzekeringen.

    Hier wordt uitsluitend de 2e pijler gemeten. Je hebt gelijk dat de 1e pijler in veel landen belangrijk is maar de demografie maakt dat een gevaarlijk systeem: minder jongeren moeten meer ouderen gaan betalen. Wat het bericht mist is volgens mij met name de 3e pijler: als de werknemers in Litouwen en Roemenie slim zijn hebben ze zelf een vermogen opgebouwd (of geinvesteerd in hun kinderen). Volgens onze modellen zouden ze dat moeten doen; de vraag is of men in de praktijk voldoende nadenkt over de toekomst. In die zin is het Nederlandse systeem goed: het geld wordt voor de burger’s eigen bestwil afgepakt en later teruggegeven.

    De weerslag van dit stelsel zijn natuurlijk onze zeer lage nettolonen, zoals elke buitenlander je kan vertellen.

  2. Tsja, als Marco zo duidelijk hint moet je wel reageren.

    Het CBS zegt zegt het zelf in hun persbericht: “In landen met geringe pensioenvoorzieningen worden de pensioenen in belangrijke mate betaald uit de premieontvangsten van de werkenden.” En inderdaad, in de landen die bovenaan het lijstje staan (Nederland en Denemarken) worden pensioenen grotendeels via het kapitaaldekkingsstelsel gefinancierd.

    Een tweede determinant is de ‘replacement rate’ (verhouding loon-pensioen). Is deze laag dan moet men zelf bijsparen. In Nederland is de net replacement rate hoog, 105% (OECD, 2007). In Frankrijk, Zweden, België en Duitsland is die veel lager 58%-66%. Dat verklaart de tweede groep.

    De landen met echt lage pensioenbesparingen zijn zonder uitzondering landen met hoge replacement rates (erfenis van communisme in Oost-Europa) en bijna volledige PAYG stelsels.

  3. Heren pensioendeskundigen, dank. Ik begrijp het alweer een stuk beter. De manier waarop dit door het CBS de wereld in geslingerd is, blijft erg slordig. Om maar eens iets te noemen: misschien hebben die Oost-Europeanen massaal hun geld op spaarrekeningen staan ten behoeve van het pensioen, maar die spaarrekeningen zitten niet in deze data. En met een lage replacement rate (pensioen/loon natuurlijk, geeft niet) ga je ook meer sparen. Allemaal factoren die het grafiekje in het CBS-persbericht een nogal nutteloze exercitie maken. Zelfs al geef je er wat uitleg bij.

  4. Thijs,

    Het CBS heeft de derde pijler wel meegenomen: “De pensioenvoorziening in Nederland is op drie pijlers gebaseerd: AOW arbeidsgerelateerde pensioenverzekeringen met een collectief karakter en individueel afgesloten pensioenverzekeringen.”

    Probleem met die derde pijler is alleen de definitie. Slechts besparingen die duidelijk verhoging van het pensioen als doel hebben zitten erin, gewone besparingen niet. De derde-pijler-pensioen-besparingen hebben vaak kunnen vaak niet zonder hoge kosten worden gebruikt voor andere doeleinden en worden meestal uitbetaalt in annuïteiten.

    Zelf vind ik het altijd een beetje tricky om te praten over pijlers zonder ze te definiëren. De OECD bijvoorbeeld gebruikt een heel andere pijler indeling dan het CBS.

  5. Ah, juist. Het spaargeld in specifieke pensioenproducten telt wel mee, gewoon vermogen heeft niet. Uiteraard zijn de twee onder veronderstellingen hetzelfde, in de praktijk niet. Ik dacht teveel als modelbouwer 🙂

Reacties zijn gesloten.