Multiplier (3)

De berichten over multipliers vermenigvuldigen zich snel, maar het duurt waarschijnlijk nog jaren voordat het onderwerp weer zo in de mode is. Daarom nog even dit. In een artikel in het FD, waar Bas Jacobs vanochtend al het één en ander over gezegd heeft, staat de volgende passage:

Blanchard stelde echter dat de multiplier inmiddels 0,9 à 1,7 is. Boven de 1, kost de operatie meer dan het oplevert en neemt de schuld, die wordt uitgedrukt als percentage van het bbp, verder toe. Zo raakt een land dus van de regen in de drup.

De multiplier, u weet het nog, geeft het effect van een bezuiniging op het BBP. Is het ding 1, dan neemt het binnenlands product met evenveel af als de oorspronkelijke bezuiniging; boven de 1 is dat effect nog groter. Maar toch klopt de bewering van FD-journalist Marcel de Boer hierboven niet. Dat komt hierdoor: voor de overheid scheelt iedere bespaarde euro er initieel één op het tekort. Stel, de multiplier is 1. Dan loopt het BBP door de besparing ook een euro terug, wat betekent dat er minder belastingen binnenkomen. Maar omdat de fractie van het BBP die naar belastingen gaat een stuk kleiner is dan 1, scheelt dat minder dan één euro aan inkomsten. De operatie kost nog niet meer dan hij oplevert.

De fiscus schiet zich pas in de voet als het product van de multiplier en de marginale belastingvoet op het BBP groter is dan 1. Die marginale voet is moeilijk vast te stellen, onder meer omdat hij afhangt van de manier waarop bespaard wordt. De gemiddelde belastingvoet is in Nederland 45% van het BBP, wellicht ligt de marginale voet iets hoger. Maar dan nog kost de bezuiniging pas geld als de multiplier richting de 2 gaat.

Maar wacht even, als we de schuld uitdrukken als percentage van het BBP gebeuren er twee dingen: de schuld verandert maar ook de noemer van de breuk, het BBP. Ook al loopt de schuld door een bezuiniging terug, als percentage van het (gedaalde) BBP kan hij best opgelopen zijn. Wat er precies gebeurt hangt af van drie dingen: de multiplier m, de marginale belastingvoet \tau en de initiële schuldquote d_0. Als geldt dat m(\tau + d_0)>1, dan loopt de schuldquote op (afleiding onder aan dit bericht). Dat komt al een stuk dichter in de buurt: landen als Italië hebben een schuldquote die alvast groter is dan 1, en met de multiplier in dezelfde orde van grootte wordt aan de conditie voldaan en gaat de schuldquote inderdaad omhoog na een bezuiniging.

De vraag is of dit erg is. Mijn antwoord zou zijn: niet noodzakelijk. De reden is dat het BBP voor dit soort toepassingen (en een hele boel andere) eigenlijk niet zo’n goede maatstaf is. Neem het volgende voorbeeld: op een ministerie in een ver land zit een ambtenaar de hele dag uit het raam te kijken. Hij is ooit aangesteld als politieke gunst en zit nu zijn tijd uit, onderwijl helemaal niets producerend. Omdat ambtenaren niet in de marktsector werken, wordt zijn loon rechtstreeks meegerekend in het BBP van dit verre land, zoals overal gebruikelijk is.

Nu wordt er bezuinigd en verliest de ambtenaar zijn baan. Voor de economische productie van het verre land maakt dit niets uit, immers, de man deed niets. Maar het BBP daalt met zijn salaris, en er gebeurt nog meer: door het verlies aan inkomen koopt de man minder in de plaatselijke supermarkt. Hierdoor is de multiplier alvast groter dan 1, en laten we veronderstellen dat het land in kwestie al een flinke schuldquote had zodat de conditie hierboven geldt. Door het ontslag stijgt de schuldquote verder.

Toch is het moeilijk vol te houden dat de bezuiniging slecht is. Een man die niets doet wordt ontslagen. Het gedoe met de schuldquote is de schuld van de manier van berekening van het BBP. Bovendien is het maar een korte-termijn effect. Als de ex-ambtenaar een jaar later een bar op het strand opent, loopt het BBP weer op. Hoge multipliers of dalende schuldquote’s zijn belangrijk omdat ze een regering die bezuinigt op korte termijn niet belonen. Maar dat wil niet altijd zeggen dat elke bezuiniging onverstandig is.

.

En dan nu, voor de liefhebbers, nog even de algebra achter de conditie hierboven. Stel de initiële schuldquote is d_0 = D_0/Y_0. Als we de multiplier schrijven als m en de marginale belastingvoet als \tau, dan is de schuldquote na een bezuiniging van \Delta E euro gelijk aan
 \frac{D_0 - (1-\tau m) \Delta E}{Y_0 - m\Delta E} = \frac{\frac{D_0}{Y_0}-(1-\tau m)\frac{\Delta E}{Y_0}}{1-m\frac{\Delta E}{Y_0}} = \frac{d_0 -(1-\tau m)x}{1-mx}

waarbij ik x schrijf voor de bezuiniging als percentage van het (initiële) BBP, \Delta E/Y_0. Het is nu een kwestie van de eerste afgeleide nemen naar x, en die is gelijk aan m(\tau + d_0)-1 bij x=0. Als de afgeleide negatief is, neemt door een bezuiniging (x>0) de schuldquote af.

Auteur: Thijs

Econoom. Krantenlezer. Stuurman aan wal.