Nobelprognose

Jawel. Het is herfst. Ze beginnen weer te vallen. De Nobelprijzen. Traditiegetrouw is de economieprijs als laatste aan de beurt, volgende week maandag. Als grote finale en apotheose. En al even traditiegetrouw doen wij weer een gooi naar de winnaars (In het verleden hier, hier , hier, maar ook hier, hier, hier, hier, hier, en hier) Meestal zitten we er naast. U kent dat wel, economen en voorspellen. Maar soms hadden we het zelfs goed. Of, nog beter, was de uitslag als gehoopt.

Thomson (eerdere berichtgeving) komt dit jaar met een heel respectabel rijtje: Richard Blundell, John List, en Charles Manski. (Terzijde: de methodologie van Thomson kan ik niet helemaal volgen. Men beweert dat hun voorspelling is gebaseerd op citaties, toch is hun lijstje van dit jaar volledig anders dan het lijstje van vorig jaar. Het lijkt me nogal onwaarschijnlijk dat de drie kanshebbers van dit jaar net precies gedurende het afgelopen jaar de drie kanshebbers van vorig jaar in citaties zijn voorbij gestreefd). Thomson schijnt ook nog een publiekspoll te hebben gehouden waar Blundell als winnaar uit kwam (methodologie ook hier onduidelijk).

Gelet op de ontwikkelingen in het vakgebied van de afgelopen tijd (gedragseconomie, steeds meer (veld-)experimenten en (micro-)empirie) is het eigenlijk nogal schokkend dat de laatste micro-econometrie prijs alweer 15 jaar geleden is (Heckman en McFadden). Dat wordt dus de hoogste tijd. Het Nobel-comite kan daar dan nog een leuke big-data draai aan geven, want dat is in. En als we het toch in die hoek gaan zoeken, dan is Blundell helemaal geen gekke keuze. In dezelfde categorie tipten we ook al eens Atkinson en Deaton. John List (veldexperimenten) gaat vast ook nog een keer winnen, maar daarvoor lijkt het nu nog veel te vroeg. Laten we het dus maar houden op een prijs voor Richard Blundell. Alvast van harte.

En, oh ja, uiteraard zijn er ook dit jaar de al even traditioneel stampvoetende betweters die roepen dat-dit-helemaal-geen-echte-Nobelprijs-is! (zie ook Dilbert) Alsof het aannemen van bloedgeld van een negentiende-eeuwse wapengigant de hoogst denkbare eer is (zie ook Justin Wolfers).