Waarom gifgas belangrijk is

Het wapengekletter neemt met de dag toe en als de tekenen niet bedriegen, kunnen we binnenkort een internationaal ingrijpen in Syrië verwachten. De aanleiding om nu in te grijpen, na zeker een jaar burgeroorlog, is het vermeende gebruik van gifgas door het Syrische regime.

Het is van een verbluffende logica dat burgers rustig mogen worden opgeblazen of neergeschoten, maar dat het vergassen van diezelfde burgers een “absolute gruweldaad” is die onmiddellijk dient te worden gestraft. Wie beter wil begrijpen waarom Westerse landen er dit soort criteria op nahouden kan terecht bij het boekje Arms and Influence van de econoom Thomas Schelling.

Schelling stelt dat militaire macht vaak niet dient om terrein te veroveren, maar veel meer om het gedrag van de tegenstander te beïnvloeden. Dit geldt zeker voor Syrië: het ligt niet voor de hand dat de VS het land willen bezetten, maar men zal graag het gedrag van het Syrische regime willen beïnvloeden. De manier om dat te doen is door een koppeling te maken tussen dat gedrag enerzijds, en (zoals Schelling het beeldend opschrijft) de mogelijkheid om pijn te doen anderzijds. Dat is het dreigement: doe zoals wij willen, of anders…

Het probleem in oorlogssituaties is dat het overbrengen van dreigementen, en vooral het objectief vaststellen of de voorwaarden geschonden worden, lastig is. Vandaar dat de voorwaarden vaak  kwalitatief van aard zijn. In plaats van “blijf op minstens 35 kilometer van de stad” is “steek de rivier niet over” een betere voorwaarde. Kwantitatieve voorwaarden kunnen stukje bij beetje geschonden worden, door middel van salamitactiek. Een goede voorwaarde is voor iedereen duidelijk, en het is ook voor iedereen duidelijk wanneer hij geschonden wordt.

Vandaar het gas, een kwalitatief ander middel dan kogels en bommen. Het dreigement van Obama was duidelijk, chemische wapens vormen een rode lijn. Daarmee hoopte hij het gedrag van het Syrische regime te beïnvloeden. Het lijkt erop dat dat niet gelukt is. Wat rest is het uitvoeren van het dreigement.

Koehandel met Rusland

In de Volkskrant van vanochtend wordt gesuggereerd dat het Russische gedrag in de Kaukasus rechtstreeks verband houdt met de opstelling van het Westen rondom Kosovo. Omdat wij destijds tegen de wensen van de Russen ingingen worden we nu gebruskeerd rondom Georgië.

Altijd als er over oorlog en vrede gesproken wordt alsof het gewoon internationale handel is, reagereren veel mensen alsof dat een onsmakelijke en niet reële kijk op de zaak is. Oorlog, dat is nationalisme, passie, dom doordouwen desnoods, maar geen economie. Maar nu de Volkskrant er zelf in die termen over begint, voel ik me niet langer bezwaard.

Want het zit zo: toegeven over Kosovo had ons helemaal niets opgeleverd in de huidige crisis. Als er koehandel plaats moet vinden over de hoofden van onderdrukte volkeren, dan kan dat natuurlijk best. Maar de ervaring leert dat intertemporele handel, waarbij de ene partij iets opgeeft en daar maanden, jaren, later iets voor terugkrijgt in die situatie niet werkt. Er is namelijk een probleempje met de eigendomsrechten en de afdwingbaarheid van contracten. Geven wij in februari toe aan de Russen, dan is het niet gezegd dat zoiets in augustus wat oplevert, zelfs als er expliciete afspraken zijn. Want naar de rechter kunnen we niet, als het contract niet wordt nageleefd (zie hierover ook deze analyse).