Hoera een overschot. De overheid ontvangt meer dan ze uitgeeft, en dat is mooi. Uitdelen dan maar? Nou nee, er zijn goede redenen om het omgekeerde te doen: het overschot verder op laten lopen.
Twee goede redenen: de eerste is dat onderwerp dat maar niet wil sterven, de vergrijzing. Sommige economen argumenteren dat je eigenlijk niet naar de balans van één jaar moet kijken, maar naar de totale uitstaande verplichtingen en opbrengsten. Als je de toekomstige kosten van de staat meerekent is er helemaal geen overschot en kun je maar beter beginnen met sparen; het CPB zegt dat een overschot van 3% eigenlijk gewenst is, bij ongewijzigd beleid.
De tweede reden heeft te maken met conjunctuurmanagement. Als je niets doet, stort de economie zich van euforie naar dal en weer terug: in goede tijden lopen de lonen ver op, in slechte tijden de werkloosheid. Dus moet er in goede tijden op de rem getrapt, in slechte tijden gestimuleerd worden. Dat kan op drie manieren; het traditionele instrument is het aanpassen van de rente. Omhoog als het goed gaat, omlaag als het moet. Dat kan, sinds de Euro, niet meer: de ECB kijkt naar de economie in de hele Eurozone, en het gaat op dit moment bij ons veel harder dan in Duitsland en Frankrijk. Geen nood, een tweede brenger van evenwicht is migratie: Duitsers en Fransen (of desnoods Polen) komen hier naartoe om te werken als we mankracht tekort komen. Helaas wil dat mechanisme nog niet erg op gang komen: Europeanen wonen liever thuis.
Blijft over het derde instrument: de overheidsbalans. Omdat de centrale bank niet meer meedoet moet de overheid, meer dan vroeger, het omgekeerde van de burgers doen. Dus sparen in tijden van voorspoed, spenderen in de recessie. Het laatste kan niet zonder het eerste, en dus mag het overschot nog wel een eindje oplopen.