Zelfbeheersing

De ene mens zorgt goed voor zichzelf, de ander niet. Standaard economische verklaring: verschillende discontovoeten. Immers, goed voor jezelf zorgen (niet roken, drinken, en naar de snackbar) is op korte termijn vervelend maar op lange termijn prettig. En mensen met een hoge discontovoet malen niet om de lange termijn terwijl mensen met een lage discontovoet daar groot belang aan hechten. De een rookt, de ander eet sellerie.

Maar wat je in ieder geval mag verwachten is consistentie. Het zou opmerkelijk zijn als dezelfde persoon die een pakje per dag rookt, ’s avonds een rondje gaat hardlopen en let op z’n verzadigde vetten. Toch blijkt dit soort inconsequent gedrag meer regel dan uitzondering. Mensen nemen aan de lopende band niet-consistente beslissingen of negeren informatie. Je zou zeggen: met wat voorlichting is hier is een gratis verbetering mogelijk. Of, minder aardig: het economisch model van de rationele mens klopt niet; iedereen doet maar wat.

Zover hoeft het gelukkig niet te komen. Want als de mens zelf niet efficiënt is, dan kunnen we met economische inzichten in ieder geval verklaren waarom dat zo is. Deze tak van de economie (psychologie?) heeft in het verleden tot prachtige theorieën geleid (zie de warme en de koude jongen) en er is weer een nieuwe [pdf] theorie die het gooit op zelfbeheersing.

Kort gezegd neemt het model aan dat iedere mens de beschikking heeft over een beperkte voorraad zelfbeheersing, en dat niet consumeren betekent dat die voorraad afneemt. Dat verklaart allerlei gedrag dat op het eerste gezicht inconsistent lijkt: het lekkerste voor het laatst bewaren, hard werken en dan af en toe helemaal niets doen, en niet stoppen met roken als je net met een dieet begonnen bent.

De vraag blijft natuurlijk (net als bij de discontovoet) waar de verschillen tussen mensen vandaan komen. Ik zou daar nog even over kunnen piekeren, maar het is vrijdag en lekker weer buiten. U hoort nog van me.

Strippenkaart

Er wordt gesteggeld over de prijs van de strippenkaart. Busbedrijven willen een hogere prijs, maar het mag niet van de minister (alweer). Een mooie gelegenheid om nog eens naar het product strippenkaart te kijken, voordat het definitief in het museum van domme dingen verdwijnt.

Het opmerkelijke van het strippensysteem is dat er geen enkele directe financiële transactie is tussen de klant en het vervoersbedrijf. In plaats van degene die de bus bestuurt, krijgt de sigarenboer uw geld, een situatie die vooral buitenlanders met ongeloof vervult. Je vermoedt dat de euro’s op de een of andere manier uiteindelijk bij het busbedrijf komen, maar hoe? Laten we zeggen: op een ingewikkelde manier. Zonder op de details in te gaan kunnen we stellen dat de landelijke strippenopbrengst verdeeld wordt op basis van een enquete onder reizigers, die aangeven met welke bus ze het afgelopen jaar gereisd hebben.

Stel, ik twijfel tussen een ritje met de bus of de tram. Wat verdient het busbedrijf als ik voor de bus kies? Dat is het aandeel van het busbedrijf in de strippenopbrengst maal de prijs van twee strippen is, even rekenen, een heel klein bedrag. Interessanter is het alternatief: wat verdient het busbedrijf als ik voor de tram kies? Juist, exact hetzelfde bedrag. Je hoeft geen econoom te zijn om te zien dat het de rationele busbestuurder geen fluit uitmaakt hoeveel passagiers hij vervoert, iets dat reizigers die wel eens zwaaiend een vertrekkende bus achterna gerend zijn maar al te goed weten.

Worden alle problemen opgelost met de OV-chipkaart? Mogelijk: in ieder geval kan er een direct verband worden aangebracht tussen de rit en de prijs, en dus kan het in theorie goed gaan. Dat is geen garantie voor een goede praktijk. Gelukkig staat het de klant vrij om zelf een extra prikkel aan te brengen: geef uw buschauffeur eens een fooi. Gegarandeerd dat u nooit meer voorbijgereden wordt.

Bellen in het buitenland

Met je mobiel naar het buitenland, het is net zoiets als een nachtclub bezoeken waar de consumpties worden afgestreept op een kaartje: je weet pas na afloop wat je kwijt bent, en dat is meestal meer dan gedacht.

Zelfs de EU, bekend voorvechter van de vrije markt, wordt het nu te gortig. Er wordt driftig voorgelicht en er dreigt zelfs een prijsplafond voor buitenlandse telefoontjes. Een laag plafond, trouwens: naar huis bellen uit het buitenland mag (3 keer de MTR plus 30% is ongeveer) €0,50 per minuut kosten.

Ingrijpen in de prijs, het is nogal wat. Volgens de commissaris zijn de huidige prijzen excessief, maar de bellers betalen ze toch echt vrijwillig. Nou ja, zo vrijwillig als de nachtclubbezoeker die vertrouwt op een redelijk tarief, maar dan in ieder geval zonder de alcohol. Toch wringt het, een overheidstarief; kan het niet anders?

Een goede oplossing zou het echte probleem aan moeten pakken, de reden waarom de analogie met de nachtclub opgaat: de klant kent de prijzen niet en weet niet hoe een andere aanbieder te kiezen. Het proces van zoeken naar de goedkoopste verloopt via een ingewikkeld menu op de telefoon, dat zo is ingericht dat klanten boven de 35 er gegarandeerd in vastlopen. En inderdaad, de EU pleit ook voor verplichte SMSjes met tarieven.

Maar hier is toch een betere oplossing mogelijk. Feit: het maakt de klant niets uit met welk netwerk hij belt, het product is volstrekt homogeen. Dus is zijn voorkeur ook bekend: kies altijd het netwerk met het laagste tarief. Maar waarom zou je dat de klant zelf laten doen, als de telefoon het ook kan? Verplicht het toestel bij aanvang van het gesprek een offerte van alle bereikbare aanbieders te vragen, en laat het automatisch het goedkoopste netwerk kiezen. Gegarandeerd dat ingrijpen in de prijs dan niet meer nodig is.

Betalingen kosten banken miljoenen

… luidt de alarmerende kop in het NRC. Hoezo dat? Uit onderzoek blijkt “dat banken vooral geld toeleggen op betalingen van consumenten. Vorig jaar leverden die een verlies op van 642 miljoen euro. Op creditcardbetalingen en internationale overboekingen leden de banken nog eens 89 miljoen euro verlies. Op het zakelijke betalingsverkeer in Nederland boekten de banken 708 miljoen euro winst.” Netto komen we dus uit op een bescheiden verlies van 23 miljoen euro, waarbij het bedrijfsleven de consument subsidieert voor een dikke half miljard, een bedrag dat zonder twijfel weer keurig wordt doorberekend aan de consument.

De conclusie? De consument moet meer gaan pinnen, vindt DNB, want dat is goedkoper. Uit de cijfers blijkt dat de kostenstructuur van het Nederlandse betalingsverkeer ongezond is, vindt de Nederlandse Vereniging van Banken. Beide conclusies lijken wat vreemd. Banken zetten immers zelf de tarieven voor het betalingsverkeer. Als ze er voor kiezen om die tarieven zo te zetten dat consumenten te weinig pinnen en een verlies van ruim 700 miljoen euro opleveren, dan is dat hun eigen keuze en dus hun eigen schuld. Dat heeft weinig met kostenstructuur te maken, maar alles met tarievenstructuur. Bovendien is een netto verlies van 23 miljoen maar een schijntje. Dat verdienen banken zo weer terug, bijvoorbeeld door de spaarrente niet te verhogen.

Kaas

Het is warm, en bij onstentenis aan berichten over komkommers schrijft de economische pers over kaas. Vooruit, laten we ons, ter ere van Willem Elsschot, eens in de zaak verdiepen.

Er is, in het eerste kwartaal, meer kaas uitgevoerd naar het buitenland. Nee wacht, er is in het buitenland voor meer Euro’s aan Nederlandse kaas verkocht. Dat kan twee dingen betekenen: er zijn meer kazen verkocht, of de kaas is duurder geworden. Wat kost een kaas op de internationale markt? Geen idee, maar in Nederland zijn de prijzen gelijk gebleven. De prijzen in grootafnemer Duitsland zijn zelfs gedaald. Laten we aannemen dat er meer kazen verscheept zijn.

Zijn er nu ook meer kazen gemaakt, of eten we zelf minder? Of was er nog een voorraad? Over de productie weten we helaas nog niets. Productiedata komt altijd met de nodige vertraging binnen; gegevens over de uitvoer zijn sneller beschikbaar omdat de belasting/douane daar zicht op heeft. Maakt het iets uit?

Ja, het maakt iets uit. Als de extra uitvoer voortkomt uit extra productie, dan is de economie gegroeid. Dat kan doordat er meer mensen gewerkt hebben (lagere werkloosheid) of doordat de productiviteit gestegen is (hogere winsten en loonstijgingen). Iedereen blij. Als de extra uitvoer uit voorraad komt, dan gaat de winstgevendheid van de kaassector omhoog. Hun moed wordt beloond (kazen produceren zonder afnemer) en een dure afschrijving voorkomen.

Maar is er geen productiestijging of voorraadvermindering, dan eten we zelf minder kaas. Er is dan geen economische groei, maar wel de mogelijkheid om nu of in de toekomst meer te importeren. Franse kaas bijvoorbeeld. Ondanks dat er geen groei in productie is, kan de welvaart op die manier wel gestegen zijn.

Indekken tegen prijsstijgingen

Begin deze week oordeelde de Consumentenbond dat een vast energiecontract niet snel loont. Er zijn energiebedrijven waarbij je de prijs die je voor energie moet betalen voor drie jaar vast kunt leggen. Het resultaat? ”Het lijkt erop dat de energieleveranciers het vaste contract meer zien als een klantenbinden dan als een buitenkans voor de consument”. Tja. De belangrijkste doelstelling van de meeste bedrijven is nu eenmaal niet het creeren van buitenkansjes voor de consument.

In dit concrete geval blijkt bijvoorbeeld bij een contract dat Nuon aanbiedt dat “pas bij een prijsstijging van ruim 38% na 18 maanden de consument voordeel gaat krijgen van het contract”. Op zich niet verbazend. Wie zekerheid wil, moet daarvoor betalen. Die 38% lijkt op het eerste gezicht wat fors, maar het is niet ongebruikelijk.

Wie nu een hypotheek afsluit bij de ABN Amro kan kiezen voor een variabele rente van 3,4%. Een andere mogelijkheid is om de rente drie jaar vast te zetten. In dat geval betaal je 4%. Gaan we voor het gemak uit van een aflossingsvrije hypotheek dan is het niet moeilijk om uit te rekenen bij welke prijsstijging na 18 maanden de consument met zo’n vast contract beter af is: 35%. Bijna hetzelfde percentage als bij het contract van Nuon.