Coördinatie bij het uitgaan

We spreken af met een groep vrienden in de stad. Hoe laat is niet helemaal duidelijk, ergens tussen negen en elf. Ieder beslist zelf, zonder te weten wat de rest doet, hoe laat hij/zij vertrekt.

De eerste zijn is niet leuk. Zit je daar, in je eentje met een glas voor je neus te wachten. Beter is het om te arriveren als er al wat mensen zijn. Dat is ook nog eens fashionably late, nietwaar? Als iedereen zo denkt is er niemand om negen uur. Sterker nog, wie om half tien komt en de eerste is, zal de volgende keer nog wel later komen. Zo drijft het moment dat iedereen er is steeds verder naar achteren.

En wat is het uitgaansleven anders dan een losse afspraak tussen al het publiek om er op een bepaalde tijd te zijn? Geen wonder dat de aanvangstijd steeds verder naar achteren geschoven is, over de jaren. En dat terwijl niemand daar, uit zichzelf, om gevraagd had. Een coördinatieprobleem.

En dus wordt er nu gecoördineerd. Bezorgde moeders willen dat de café’s eerder dicht gaan en hebben 100.000 handtekeningen. Anderen vinden sluitingstijden juist een beperking van de vrijheid; zij hebben 45.000 handtekeningen.

Maar waarom al dit gesleutel? De beste manier om te coördineren is, zoals bekend, het prijsmechanisme. Een happy hour tussen zeven en acht helpt al veel. En daar bovenop een overheidscampagne, in de geest van Bob, die stimuleert dat het volgende rondje wordt betaald door de laatste die binnen is. Net binnen? Dan moet je pinnen! Dat zal ze leren.

Een fiscale stimulus vs. de Wet van Say

In de VS wordt op dit moment werk gemaakt van een fiscale injectie om de afzwakkende conjunctuur wat op te peppen. Er zijn meerdere componenten: een subsidie op investeringen en een programma om geld uit te delen aan burgers. In het Nederlands: een soort WIR en een soort Zalmsnip. Van de eerste kun je vrij goed voorspellen dat het middel werkt. De tweede is lastiger en in ieder geval één econoom, de hier bekende Steven Landsburg, denkt van niet. Dat leverde wel meteen ruzie op met andere economen. (update: meer hier)

De vraag is deze: als de overheid geld aan burgers uitdeelt, zorgt dat dan voor extra productie? Landsburg zegt nee: doet de overheid niets, dan is de consumptie wel lager maar dan gaat het bespaarde geld naar investeringen. Netto effect nul. Keynesiaanse economen zeggen dat er wel een effect is. Voor theoretici draait deze onenigheid om het al dan niet gelden van een economische wet, de wet van Say.

(Iets opschrijven is een onderwerp beter leren kennen en dus schrijf ik mijn kennis hieronder maar even uit. U mag meelezen maar er is een kans dat u dit onderwerp te saai vindt.)

Lees verder “Een fiscale stimulus vs. de Wet van Say”

Waar is de 5 miljard?

Is Jérôme Kerviel, de handelaar die een Franse bank 5 miljard Euro kostte, de nieuwe Buster Edwards? Dat wil zeggen, past hij in de traditie van handige oplichters die er met groot geld vandoor gaan? Nou nee. Voor zover ik de berichten heb gezien kocht en verkocht Kerviel gewoon voor zijn bank, zoals alle andere handelaren. Zijn misdaad was dat hij meer risico nam dan geoorloofd en dat deed zonder dat de baas het doorhad.

Op geen enkel moment was het dus de bedoeling dat Kerviel er met de miljarden vandoor zou gaan. Wel is het natuurlijk zo dat zijn bonus varieerde met de handelswinst. Als het risico goed was uitgepakt had hij er allicht wat aan overgehouden. Maar nu is de bank vijf miljard armer en zit Kerviel in de cel.

Daarmee komt het geld natuurlijk niet terug. Waar zijn die vijf miljard gebleven? Kerviel handelde in futures op Europese indices, contracten waarvan de waarde afhangt van de stand van een index op een toekomstig moment. Omdat de indices zakten in plaats van stegen liep dat mis: een daling van de DAX kostte uiteindelijk twee miljard. Het geld is dus gewoon terechtgekomen bij een andere bank, of handelaar.

Netto is er in de economie dus niets verdwenen dankzij deze actie, er is alleen wat herverdeeld. Daarom is het onzin om te berekenen hoeveel auto’s of andere goederen je had kunnen kopen voor al dat geld, want de reële economie verandert niets.

De keuze voor een nieuwe DVD-standaard

Toen honderd jaar geleden in ons dorp de eerste videotheek opende was de winkel opgedeeld in drie stukken. Links VHS, rechts Betamax. Achterin een stelling met Video 2000, de standaard van Philips. Die verdween het eerst. Tussen Betamax en VHS bleef het nog even spannend. Voor jonge toeschouwers was het duidelijk dat Betamax de betere standaard was: kleine, stevige cassettes in plaats van die onhandige plastic dozen met VHS tape. Toch verdween uiteindelijk Betamax en werd het allemaal VHS.

Netwerkexternaliteiten. Er zijn grote voordelen verbonden aan het gebruik van één standaard: de videotheek hoeft de zaak niet te splitsen en de consument hoeft niet te twijfelen over het type videorecorder. Zelfs als de inferieure standaard de enige is, is dat nog een verbetering ten opzichte van de situatie met twee standaarden. En technologisch superieure oplossingen kunnen het onderspit delven tegen standaarden met een voorsprong op de markt.

Meer voorbeelden van netwerkexternaliteiten staan in Brian Arthur’s bekende boek. Belangrijk kenmerk is de padafhankelijkheid, het idee dat toevallige ontwikkelingen de beslissing voor een standaard kunnen beïnvloeden en uiteindelijk een proces op gang brengen waarin één standaard beslissend uitloopt op de andere.

Iets dergelijks lijkt nu gebeurd in de keuze voor een nieuwe DVD-standaard, waar de keuze gaat tussen Blu-ray en HD DVD. Na de beslissing van een filmstudio om wel op de één, niet op het andere formaat uit te brengen lijkt Blu-ray het te gaan winnen. De verkopen van HD DVD units kelderden meteen. Dat er eindelijk een keuze is, is goed voor de consument. Maar het is zeker geen teken dat Blu-ray technologisch superieur is.

En daar ging de AEX

Het is pas een bloedbad als de eerste belegger van het balkon springt en zover is het volgens mij nog niet, maar de beurs gaat hard achteruit. De oorzaak daarvan ligt niet in Nederland: de conjunctuur is hier goed te noemen en onze banken zijn niet buitengewoon getroffen door de kredietcrisis. Maar omdat de bedrijven die in Amsterdam genoteerd zijn vooral in het buitenland hun geld verdienen klapte de beurs toch in.

Nu loopt de conjunctuur in Nederland alsnog gevaar. Ten eerste omdat we als land zeer afhankelijk zijn van de wereldhandel, en een recessie in andere landen ons uiteindelijk dus ook zal besmetten. En ten tweede vanwege die lagere koersen op het Damrak: dat gaat ten koste van het inkomen van Nederlandse consumenten, maakt het voor bedrijven moeilijker om kapitaal op te halen en zorgt voor hogere pensioenpremies onder de strenge regels voor dekking. Dit alles haalt de vaart uit de economie. En dat zeg ik niet alleen.

Dit slimme stuk in de NRC stelt dat die “koude douche” misschien niet eens zo erg is. Nederland leek namelijk hard op weg naar een oververhitting, stelt men, en de mogelijkheden daar iets aan te doen zijn beperkt. Nu krijgen we de afkoeling cadeau. De vraag is natuurlijk of de douche niet te vroeg is aangezet. Tekenen van oververhitting, dat zijn stijgende lonen en een hoge inflatie, en zo hard ging het daar nog niet mee.

Afijn, gebeurd is gebeurd. Groot voordeel is natuurlijk dat het nu weer mogelijk is om aandelen te kopen voor de prijzen van anderhalf jaar geleden.

Lees verder “En daar ging de AEX”

Structurele aanpassing

Onlangs sprak ik met mijn buurman over Poolse stukadoors, een onderwerp waar ik me hier ook wel eens over uitgelaten heb. Mijn buurman vond het toch wel erg oneerlijk voor die Nederlandse jongens die ineens moesten concurreren met mensen die voor de helft van het salaris wilden werken. En vond ik het dan rechtvaardig dat die jongens plots geen geld meer hadden voor hun vakantie, allemaal dankzij die Polen?

Natuurlijk protesteerde ik dat er veel meer mensen profiteren van goedkope stukadoors dan er last van hebben, maar het is een moeilijk te verkopen verhaal. De winsten zijn diffuus, de verliezen makkelijk aan te wijzen. En wie met burgers in plaats van economen praat heeft een hoop uit te leggen.

Goed, ik deed mijn best maar was niet zo hard line als Steven Landsburg in dit artikel over compensatie voor hen die door handel zonder werk zitten, een belangrijk onderwerp in de Amerikaanse politiek. Landsburg zegt: dikke pech, we compenseren de kruidenier ook niet als ernaast een supermarkt opent. Reacties alom van bloggende economen, de meesten hebben toch meer medelijden met de verliezers. Het verschil, zo lijkt het, is dat sommige schokken verwacht zijn en sommige niet. Slachtoffers van onverwachte schokken kunnen rekenen op mededogen.

Wat betreft de stukadoors kun je onze Nederlandse bouwvakkers moeilijk aanwrijven dat ze de val van de muur niet aan hebben zien komen. In die zin is er wel een zaak voor bescherming. Maar, en zo kwam ik er toch nog uit met mijn buurman: als je niet kunt concurreren op prijs, concurreer dan op kwaliteit. Op die manier kan de schade alsnog beperkt worden.

What’s in a name?

Economen hebben zeer sterk de gewoonte om achternamen in alfabetische volgorde te zetten als er meerdere auteurs bij een artikel zijn betrokken. Bij andere wetenschappen schijnt het veel vaker te gebeuren dat de auteur die de grootste bijdrage heeft geleverd voorop staat. Economen doen dat in veel mindere mate. Maar bij het citeren van artikelen, vooral van meer dan twee auteurs, wordt vaak alleen maar de eerste auteur genoemd, gevolgd door een hatelijk “et al.”.

Het gevolg? Volgens dit artikel, zojuist gepubliceerd en geschreven door twee auteurs die gelukkigerwijs allebei van Praag heten, zijn auteurs met een achternaam voor in het alfabet produktiever en hebben ze een betere reputatie dan auteurs met een achternaam achter in het alfabet.

Ik denk dat ik de eerste letter van mijn achternaam maar eens ga schrappen.

[dank aan Linda].

Manpower werft anoniem

Misschien weet u het nog. In juni berichtten wij (hier en hier) over het initiatief van Manpower om de effectiviteit van anoniem solliciteren te onderzoeken. Vandaag heeft de organisatie de resultaten bekend gemaakt. Het onderzoek blijkt degelijker dan de aanvankelijke berichtgeving suggereerde. Manpower gebruikte het om 20 nieuwe werknemers te werven:

Ieder CV dat via internet bij ons binnenkwam, is beoordeeld door ‘ziende’ en ‘blinde’ lezers. De ‘blinde’ lezers zagen van de personalia alleen de woonplaats. Naam, geslacht, leeftijd, geboorteplaats en huwelijkse staat waren onzichtbaar gemaakt.

De uitkomst? Volgens Manpower dat anoniem solliciteren geen invloed heeft op de kans op een vervolggesprek. Het persbericht staat vol met cijfers, maar jammer genoeg nu net niet de cijfers die nodig zijn om te beoordelen of die conclusie valide is. Bij hoeveel sollicitanten trokken de ziende en blinde lezers een andere conclusie? Hoe vaak waren de blinden positiever over een allochtoon? Hoe vaak juist niet? En hoe vaak over een autochtoon? Hoe vaak juist niet? Van die dingen. Ook is de vraag hoeveel ‘lezers’ er nu eigenlijk bij het onderzoek betrokken waren. Als beide commissies uit twee lezers bestonden, dan kunnen we hooguit conclusies trekken over die vier medewerkers van Manpower, niet over de arbeidsmarkt in het algemeen.

Meer vragen dan antwoorden

In dit artikel op de geschiedenissite Anno worden in het kort de beginjaren van Shell en directeur Deterding beschreven. Kijk of u het kunt volgen:

In die beginjaren van de oliewinning was Standard Oil (SO, tegenwoordig Esso) van John D. Rockefeller de grootste olieproducent ter wereld. Dit bedrijf produceerde veel meer olie dan er vraag was. Door het overschot tegen dumpprijzen aan te bieden, maakte SO het kleinere oliemaatschappijen bijna onmogelijk om te overleven. Deterding was tegen deze dumping. […] Door samen te werken met het Russische oliebedrijf van de Franse Rothschilds en de Britse gebroeders Samuel doorbrak Deterding de Amerikaanse machtspositie.

Dit gedrag van SO kan moeilijk optimaal geweest zijn, en de beschreven situatie kun je samenwerken wat je wilt maar hoe helpt dat tegen een dumpende marktpartij? Van dit verhaal klopt duidelijk niet veel.

Er is gelukkig een uitgebreider artikel beschikbaar waaruit bovenstaande slechte samenvatting voortkomt. Het blijkt dat SO de Amerikaanse markt beheerste en bij een te groot aanbod het teveel aan olie buiten Amerika aanbood om te voorkomen dat de prijs op de thuismarkt zou zakken. Dat is nog steeds niet optimaal – waarom de olie niet opgeslagen? – maar in ieder geval begrijpelijk. Ook wordt duidelijk hoe SO bestreden werd: door zelf een grote speler op de Amerikaanse markt te worden en dus te kunnen dreigen daar de prijs te beïnvloeden. Als SO inziet dat er zaken gedaan moeten worden dreigt (in 1927) nog even een OPEC avant la lettre opgericht te worden, maar het kartel houdt geen stand.