De prijspaal

Kees Verhoeven MP wil dat de overheid palen langs de snelweg plaatst met de benzineprijzen voor de komende vier tankstations. Zijn logica is aansprekend: “Benzine is benzine dus moet [de consument] de goedkoopste liter kunnen vinden”. De toerist kent dit soort palen van de Franse autoroute, waar ze meestal stuk zijn.

De houders van de tankstations zouden niet tegen het idee op zich moeten zijn. De meesten hebben immers wel een paal met hun eigen prijzen naast de weg staan. Je vraagt je af waarom er nog geen station is dat uit zichzelf met de prijs van het volgende station adverteert, zoals Albert Heijn dat doet.

Maar ik denk dat ik wel weet waarom de benzinestations geen trek hebben in de paal. Dat is niet alleen vanwege de oplopende concurrentie, die voor sommigen ook goed uit kan pakken. De stations hebben er de afgelopen jaren juist alles aan gedaan om benzine niet “overal hetzelfde” te maken. De consument trekt zijn spaarkaart, haalt een broodje, een krant en een bos bloemen en wordt al dan niet met een glimlach geholpen. Sommigen bieden zelfs extra kwaliteitsbenzine aan, hoewel het effect daarvan beperkt lijkt. Allemaal informatie die verloren gaat als het alleen om de prijs per liter handelt.

Het product is dus, alles in beschouwing nemend, niet echt homogeen. En dat verklaart misschien het gebrek aan burgerinitiatieven, die bij homogene producten meestal vanzelf van de grond komen. Sprekende voorbeelden zijn Kieskeurig en Tweakers Pricewatch, waar de consument kan kiezen welke handelaar een apparaat het goedkoopst bij hem thuis brengt.

Moet de overheid het in dit geval dan maar doen? Niet noodzakelijk, want ook voor niet-homogene producten kunnen verkliksystemen ontstaan, als de prijsverschillen maar hoog genoeg zijn. Zo is er langs de snelwegen al een signaleringssysteem dat consumenten zelf hebben opgericht en dat prima werkt: flitsservice.nl. Worden de prijsverschillen bij de pomp groot genoeg, dan komt het initiatief vanzelf van de grond.

ASML en het acceleratieprincipe

Leuk item op het journaal vanavond (hier, vanaf plm. 16 minuten) over ASML. Nog niet zolang geleden in de weer met de deeltijd-WW, nu alle hens aan dek om maar aan de vraag te kunnen voldoen.

Ik moest denken aan een hoofdstuk uit Thomas Schelling’s Micromotives uit 1978 [eerder en eerder over Schelling]. Hij bespreekt de economische groei van sectoren die afhankelijk zijn van de groei van andere sectoren. Stel bijvoorbeeld dat er in een land 1,000,000 huizen zijn en er jaarlijks 10,000 worden bijgebouwd door in totaal 5,000 bouwvakkers. Stel ook dat de bouwvakkersschool elk jaar 125 nieuwe bouwvakkers aflevert die elk 40 jaar meegaan.

De huizenvoorraad groeit met 1% per jaar. Gaat die groei naar 2%, een kleine verschuiving, dan moet het aantal bouwvakkers worden verdubbeld. Voor de bouwvakkersschool gaat de vraag in 1 jaar van 125 naar 5,125, oftewel 41 keer zoveel. De les: voor de sector waar de omzet afhankelijk is van de de groei van een ander, is het hardlopen of stilstaan. Voor wie de omzet afhankelijk is van de groei van die sector is het nog veel erger.

ASML maakt machines die chips maken die voldoen aan de vraag naar informatie. Dat is vergelijkbaar met de bouwvakkersschool in het voorbeeld hierboven. De vraag is natuurlijk: wie is er afhankelijk van de groei van ASML?

Failliet

Wie drie economen om raad vraagt krijgt vier antwoorden en niet voor niets wilde Harry Truman een econoom met maar één arm: als het om meningen gaat kunnen we er wat van. Misschien was het dus vragen om moeilijkheden toen het weekblad The Economist maar liefst tien economen vroeg of er landen in Europa zijn die beter kunnen kiezen voor een faillissement. Interessante balans: natuurlijk vindt iedereen iets anders als het om de details gaat, maar ik tel er drie die zonder omwegen voor een faillissement zijn en drie mordicus tegen; de andere vier zijn van de ene en de andere kant.

Uiteraard is voor beide opvattingen wat te zeggen en in die zin heeft Larry Kotlikoff (nu in Amsterdam, eerder op deze site) de meest zinnige bijdrage aan debat: het is een kwestie van verwachtingen die zichzelf vervullen. Vooralsnog zijn de verwachtingen in de markt redelijk positief, maar een slechte uitkomst is niet ondenkbaar.

[In overig nieuws: ik ben weer eens veranderd van werkgever en daarom nogal druk – bijgevolg valt het tempo op deze site wat terug. Onze excuses voor het ongemak.]

N-gram

Google heeft weer een nieuw speeltje: de N-gram viewer. Van elk woord of combinatie van woorden is na te zoeken hoe vaak die in de loop van de tijd voorkwam in alle boeken die Google heeft ingescand. En dat is erg geinig. Zo blijkt dat, ik noem maar iets, men tot halverwege de jaren ’50 zich vooral zorgen maakte over de conjunctuur, maar dat vanaf dat moment economische groei een populairder onderwerp werd (klik voor vergroting):

image

De populariteit (in Engelse boeken althans) van speltheorie kende de vorige eeuw een curieus verloop:

image

Nederlandse boeken zitten er helaas nog niet in, Duits, Frans en Spaans doen al wel mee.

Hier staan nog een paar economie-voorbeelden.

Vriendenveiling

Nog meer loterijperikelen. De Sponsor Bingo Loterij heet vanaf nu de Vriendenloterij, zo jubelt een reclamefolder mij zojuist toe.  Hoe dat werkt?

Wint u een prijs, dan winnen 5 van uw vrienden ook. En u mag zelf bepalen wie, zolang uw gekozen vrienden ook deelnemer van de VriendenLoterij waren ten tijde van de trekking. Wint u bijvoorbeeld een auto dan wint u het recht om vijf auto’s weg te geven aan vrienden, familieleden, clubgenoten of bekenden die ook meespelen met de VriendenLoterij. Wint u bijvoorbeeld € 100.000,- dan mag u vijf vrienden ieder € 20.000,- geven.

En inderdaad, die vrienden hoef je pas aan te wijzen nadat je de prijs hebt gewonnen.

Het gevolg laat zich raden: wie € 100.000,- wint zal nog eens een kleine  € 100.000,- extra gaan verdienen door zijn ‘vriendschap’ op Markplaats bij opbod te verkopen.

Of zou ik nu te cynisch zijn?