Nobelprijs voor Milgrom and Wilson

Milgrom en Wilson dus, voor hun werk in veilingtheorie. Dat begon met Vickrey, die in 1960 veilingen analyseerde met private values: iedereen heeft een bepaalde waardering voor een goed, weet zelf hoeveel het hem waard is, maar weet dat niet van de anderen. Vickrey kreeg daarvoor de Nobelprijs in 1996. Wilson analyseerde veilingen met common values. Daarbij is het te veilen goed hetzelfde waard voor iedereen, niemand weet wat die waarde precies is maar kan een schatting doen. Dat klinkt vreemd, maar een klassiek voorbeeld is het recht om in een bepaald gebied naar olie te boren. De waarde daarvan is onbekend: het hangt af van hoeveel olie er in de grond zit en hoe makkelijk dat er uit te krijgen is. Maar voor elke biedende oliemaatschappij zal het recht zo’n beetje dezelfde waarde hebben. Bij zo’n veiling ontstaat het risico van de winner’s curse (vloek van de winnaar): degene die de veiling wint zal degene zijn die de werkelijke waarde het meest heeft overschat. Een slimme bieder brengt dus een bod uit niet onder de veronderstelling dat zijn bod een redelijke inschatting is, maar juist onder de veronderstelling dat hij de grootste overschatting heeft. Wilson deed de analyse.

Zoals wel vaker in het leven zal de waarheid ergens in het midden liggen. Neem de veiling van een huis; wat iemand bereid is daarvoor te betalen zal deels afhangen van hoe graag de bieder daar wil wonen (een private value component) maar ook van wat de bieder denkt dat het huis zal opbrengen als zij het over pakweg 15 jaar weer verkoopt (een common value component). Die combinatie wordt affiliated values genoemd en werd geanalyseerd door Milgrom en Weber.

Milgrom en Wilson zaten ook in het team economen dat begin jaren ’90 de veilingen ontwierp voor mobiele frequenties in de VS. Dat is ingewikkeld omdat daar meerdere frequenties worden geveild, en die frequenties (en dus veilingen) met elkaar samenhangen. Men kwam met “simultaneous ascending auction“, waarbij alle frequenties tegelijkertijd in meerdere ronden worden geveild, maar bieders tijdens de veiling mogen overstappen van de ene naar de andere frequentie. De veiling was enorm succesvol en werd vervolgens bijvoorbeeld ook in Nederland toegepast.

Het was de hoogste tijd voor deze prijs, eigenlijk had ie twintig jaar geleden al kunnen vallen. Typisch gevalletje toch nog, want na al een aantal prijzen in de richting van veilingtheorie en mechanism design leek het minder waarschijnlijk te worden dat deze ook nog zou vallen. Vooral Milgrom heeft onwaarschijnlijk veel verschillende dingen gedaan (vaak met John Roberts) bijvoorbeeld op het gebied van entry deterrence, maar ook vakgebieden als finance en organisatie. Wilson was overigens de promotor van Milgrom.

Nobelprognose 2020

Nu alle echte Nobelprijzen toegekend zijn, gaat ie morgen gaat weer vallen: de Nobelprijs Economie. U bent van ons een jaarlijke prognose en analyse gewend, en ook dit jaar is de prijs genoeg reden om dit weblog weer te reanimeren.

Vorig jaar ging de prijs naar Duflo, Banerjee en Kremer. Nu hadden we de naam van Duflo genoemd, zei het met de opmerking dat zij er de eerstkomende tien jaar nog niet op hoeft te rekenen. Dat liep dus anders. De ongeschreven regel was altijd dat je zo’n beetje de pensioengerechtigde leeftijd moet hebben bereikt om voor de prijs in aanmerking te komen. En dat het relevante werk al minstens twintig jaar geleden is gepubliceerd. Nu het comité die regels met voeten heeft getreden wordt het voorspellen er niet makkelijker op.

Andere relatieve jongelingen die we vorig jaar noemden waren List en Acemoglu. List is uitgesloten, want doet veldexperimenten en daar viel de prijs vorig jaar al. Acemoglu lijkt een serieuze kanshebber. Macroeconoom met vooral aandacht voor politieke processen en instituties. Op dat gebied rommelt het nogal op veel plekken in de wereld, dus kan het comité daar een mooie actuele draai aan geven. Nadeel: twee jaar geleden ging de prijs al naar groeitheorie, dus misschien is het nog wat vroeg voor weer een prijs in die hoek.

Clarivate pretendeert inmiddels al niet eens meer de prijs te voorspellen (zie onze eerdere prognoses) en komt dit jaar met zijn eigen “Citation Laureates“. Bij economie zijn dat Goldin (arbeid en gender), Dickey/Fuller/Perron (tijdreeksen) en Berry/Levinson/Pakes (wegens hun BLP model). Met die laatste zou ik best kunnen leven. De laatste pure econometrieprijs dateert trouwens alweer van 2003 (Engle/Granger) dus misschien wordt dat wel weer eens tijd.

Het comité is er nooit vies van om bij de actualiteit aan te haken. Een pandemieprijs zou dan passend zijn. Alleen heb ik geen idee wie daarvoor in aanmerking zou kunnen komen, maar misschien zie ik iemand over het hoofd. Ook is er een trend om meer Nobelprijzen aan vrouwen toe te kennen. Zelfs binnen de economie is nu nadrukkelijk een beweging op gang om eindelijk eens iets te doen aan de achterstelling van vrouwen. Zo heeft de meest prestigieuze economenclub, de American Economic Association, zojuist in haar vijfkoppig bestuur vier vrouwen gekozen. Of dat ook betekent dat de Nobelprijs dit jaar opnieuw naar een vrouw gaat is maar de vraag. Mocht dat het geval zijn, wordt Claudia Goldin genoemd als belangrijke kanshebber.

Onze voorspelling van vorig jaar staat natuurlijk ook nog steeds. Dixit, Grossman, Helpman, voor handelstheorie. Dit jaar misschien wat minder actueel dan die vorig jaar zou zijn geweest. Maar laten we die toch maar weer tippen. Met Acemoglu als belangrijke concurrent.

Morgen weten we meer. Om 11:45, op de website.