Output gap

We groeien alweer een tijdje sinds de Grote Recessie van 2008. Schiet het inmiddels al een beetje op? Het CBS heeft kwartaal-productiedata tot en met eind vorig jaar en, tja, kijkt u zelf maar:

201102232219.jpg

De oranje lijn is een (exponentiële) trend vanaf 2003 tot en met 2007, de blauwe is de data (constante prijzen, seizoenscorrectie). Door de crisis zijn we fors onder de trend terecht gekomen en hoewel we weer groeien, lijkt het er niet op dat we de lijn van voor 2008 weer snel gaan oppakken. Anderhalf jaar geleden schreven mijn ex-collega’s nog dat niet zeker was of de schade van de recessie permanent zou zijn. Inmiddels lijkt dat steeds meer het geval.

Maar nu het vreemde. Het gat tussen werkelijke en potentiële productie staat bekend als de output gap. Een goede schatting van de gap zou de ruimte tussen de oranje en de blauwe lijn moeten zijn. Maar als het gat zo groot is, dan zouden we niet moeten zien dat de inflatie alweer langzaam oploopt; we lopen toch nog niet tegen de grenzen van de capaciteit op? Of is de schatting van de trend te hoog?

Er zijn redenen waarom de recessie niet alleen slecht kan zijn voor de werkelijke, maar ook voor de potentiële productie. Die hebben te maken met kapitaalvernietiging:

  • Mensen die werkloos zijn geworden tijdens de crisis verliezen een gedeelte van hun kennis, ervaring, routine, zeg maar hun human capital.
  • Als bedrijven (bijvoorbeeld door gebrek aan krediet) over de kop gaan, gaat organisatorisch kapitaal verloren, en soms ook fysiek kapitaal.

En dan is er nog een andere reden dat we de trend mogelijk te hoog inschatten: misschien is de top van de productie rond 2007-2008 wel een overschatting van de potentiële productie. Dat kan bijvoorbeeld omdat de waarde van allerlei financiële producten in die tijd iets te hoog is ingeschat. In al deze gevallen zijn we minder rijk dan we rond 2007 dachten.

Collectieve actie in het Midden-Oosten

Bij de revoluties in het Midden-Oosten is er veel te doen geweest over de rol van het Internet in het organiseren van de protesten. In de Volkskrant betoogt Daron Acemoglu (eerder) dat die rol er vooral een is van coordinatie in een collective action probleem. Iedereen kan wel de straat op willen, maar als niemand anders het doet ga jij ook niet want als de opkomst laag is ben jij de pineut. Via Internet kunnen deelnemers zich min of meer committeren aan deelname. Leuk stuk.

Benzineprijzen

Om nogal onduidelijke redenen maken volksvertegenwoordigers zich regelmatig druk over benzineprijzen. Benzine is namelijk best wel duur, en dat schijnt te komen door een gebrek aan marktwerking. Gisteren is er een motie aangenomen van PVV en PvdA die pleit voor een  onafhankelijk onderzoek naar de benzineprijzen. Het is immers “onbegrijpelijk dat de olieprijzen zijn gedaald maar de brandstof voor de consument duurder is geworden”.

Moment. Die olieprijs was toch juist flink aan het stijgen!? Kijk bijvoorbeeld eens naar deze plaatjes. Toch eens kijken naar wat er precies in de motie staat:

[?¦] constaterende dat de brandstofprijs vanaf 2008 met bijna 60% is gestegen bij een gelijkblijvende dollarkoers en een 33% gedaalde olieprijs’ [?¦]

Dat klinkt inderdaad schokkend. Als het waar zou zijn.

Eerst maar eens die olieprijs. Laten we voor het gemak eens uitgaan van de absolute piek in 2008. Op 11 juli van dat jaar kostte een vat olie 143.68 dollar, tegen een eurokoers van 0.632 komt dat neer op 90.81 euro. Afgelopen dinsdag kwam een vat uit op 75.91 euro (USD 102.48 maal 0.741 EUR/USD). Dat is een daling van 16%, niet van 30%. Zelfs als we uitgaan van de hoogst waargenomen prijs in 2008. De daling van 30% in de dollarprijs klopt dan namelijk wel, maar de gelijkblijvende dollarkoers zeker niet.

Dan de benzineprijs. Kijken we hier ook naar de piek van 2008 en gaan we uit van de gemiddelde landelijke adviesprijs, dan komen we op een prijs [klik op “GLA historie grafiek”] van 1.692 voor Euro 95. Op dit moment is die prijs 1.653. Dat is een daling van 2%, geen stijging van 60%.

Goed, als je het op een andere manier uitrekent (jaargemiddelden of iets dergelijks) zullen de precieze cijfers ook veranderen, maar een stijging van de brandstofprijs met 60% bij een 33% gedaalde olieprijs is sowieso volstrekte kolder.

Waarschijnlijk is een onafhankelijk onderzoek naar het economisch benul van kamerleden op dit moment dan ook meer op zijn plaats.

1000!

De vlag kan uit. Vandaag bereiken we een mijlpaal. Het bericht dat u nu leest is het duizendste in de geschiedenis van deze weblog. Ja heus. U kunt het haast niet geloven? Ik eigenlijk ook niet. Maar kijk eens in de rechter kolom en onder Distributie ziet u op het moment van publiceren Marco (514) en Thijs (486). En dat is samen precies 1000.

Wij bereikten deze mijlpaal na 5 jaar en 8 maanden bloggen. Het tempo is dus iets afgenomen ten opzichte van bericht 500, toen de prognose nog was dat dit moment al in oktober 2010 bereikt zou worden. Maar goed, uw trouwe bloggers hebben ook nog een Echte Baan, die blijkbaar drukker is dan een paar jaar geleden.

Wij danken u, beste lezers, voor de almaar stijgende aandacht voor en feedback op onze berichten. Neust u eens rustig rond in onze archieven: er is genoeg te vinden. Wij bloggen rustig verder. Op naar bericht 2000. Ergens in 2017.

Over economie

Zoals iedereen die een weblog over de praktische kanten van de economie bijhoudt, maak ik mij zorgen over het beeld dat veel mensen van de economische wetenschap hebben. Het economische nieuws is niet echt verhelderend voor wie niet ingevoerd is, en er zijn veel economen die tegengestelde dingen beweren.

Zoals gebruikelijk in deze situatie besloot ik lang geleden om hier iets aan te doen, door middel van het publiceren van een toegankelijk boek over de wonderlijke kanten van de economie, voor al die kennissen die hoofdschuddend vertelden dat ze niets van die wetenschap moesten hebben.

En, zoals dat gaat, ligt het manuscript al wel een jaar onaf te wachten op een volgende ronde schrijfwerk waar ik voorlopig helemaal geen tijd voor heb.

Misschien wordt het tijd om het publiek eens bij dit project te betrekken. Voor wie tijd en zin heeft is hier een voorlopige versie van hoofdstuk 1, getiteld Andere mensen. Wees gewaarschuwd, misschien komt er wel nooit een hoofdstuk 2. Maar ook zonder vervolg zou het verhaal nuttig kunnen zijn. Commentaar welkom!

Forza Draghi!

De president van de Europese Centrale Bank, Jean-Claude Trichet, houdt er eind oktober mee op. De race om zijn opvolging is, volgens de beste Europese traditie, een ondoorzichtig spel waarbij nationaliteit een hoofdrol speelt. Het nieuws van de afgelopen dagen is dat de Duitse ijzervreter Axel Weber niet meer meedoet. Dat geeft de Italianen nieuwe hoop: hun man, Mario Draghi, zou de ideale bankpresident zijn. Opgeleid aan MIT, veel internationale ervaring, al vijf jaar president van de Italiaanse centrale bank. Maar ja, Italiaan, en dus voorzien van een zuidelijk stempel. De Noordelijke landen zien de geldpers al draaien als Mario de ECB overneemt.

De nationaliteit van Draghi kan echter ook in zijn voordeel werken. In een artikel uit 1998 (dat misschien wel bij de beste uit de AER hoort; hier is een gratis versie uit Tilburg) laten Cukierman en Tommasi het volgende sterke staaltje zien: stel, politici hebben informatie over de wereld die beter is dan die van hun kiezers. Maar kiezers weten dat politici zelf ook voorkeuren hebben, en dus mogelijk liegen over hun informatie. Wanneer kun je er dus van op aan dat de politicus echt de waarheid spreekt? Als hij iets doet dat tegen zijn gebruikelijke overtuiging ingaat. Het artikel heet dan ook When does it take a Nixon to go to China?

Vertaal dit naar de ECB en ontdek dat het juist voor een Italiaan, met het stigma van een losse monetaire moraal, makkelijk is om een streng anti-inflatiebeleid te voeren.* Wie de steun van Zuid Europa wil hebben als de rente omhoog moet, krijgt die makkelijker met Draghi aan het roer.

(*) De ECB is dan wel geen democratie maar de steun van de bevolking is wel handig, zie mijn eigen werk uit een grijs verleden.

Het Beste

De American Economic Review, waarschijnlijk het belangrijkste economentijdschrift,  is zojuist begonnen aan zijn 101e jaargang en dus heeft een commissie van Wijze Mannen besloten wat de beste 20 artikelen zijn uit de eerste 100 jaar.  Altijd leuk, zulke lijstjes. Voor de liefhebbers het volledige lijstje na de klik.

Opvallend: het meest recente artikel is al 30 jaar oud, de helft is van tussen 1970 en 1981. Vooral 1980 is goed vertegenwoordigd met 3 artikelen. Verder zijn Diamond en Stiglitz de enigen die twee klassiekers op hun naam hebben staan (Diamond misschien zelfs drie, afhankelijk van hoe je telt). [via]

Lees verder “Het Beste”

Prijszetting

Mathijs Bouman heeft weer een mooi voorbeeld van de  mythe van de doorbelasting gevonden. Die mythe luidt dat als de vaste kosten van een producent toenemen, de prijs omhoog moet. Ook wij besteden af en toe aandacht aan dit onderwerp, zie het doorbelasten van reclamekosten, boetes, en erfpacht. Er bestaan veel misverstanden over prijszetting, de manier waarop een producent bepaalt wat zijn product moet kosten. Wie iets van economie weet denkt al gauw aan MO=MK en komt er meestal wel uit, maar sommigen blijken er een heel ander model op na te houden.

Een mooi voorbeeld is deze column van Christiaan Weijts in NRC Next. Hij bespreekt de boekenmarkt en die van het openbaar vervoer, en na enig peinzen denk ik dat zijn model als volgt is: de omzet in een sector is een vast gegeven, en de prijs volgt uit het delen van die omzet door de verkochte hoeveelheid. Als het aantal kopers afneemt (Weijts schrijft over zwartrijden en kopieëren) neemt de prijs daarom toe. Ook dat is een vorm van de mythe, als de omzet constant moet blijven om de vaste kosten te dekken.

Klopt natuurlijk niet. De enige manier waarop diefstal gevolgen heeft voor de prijs is als marginale kosten erdoor veranderen (bijvoorbeeld doordat ze bij hogere bezetting toenemen), marginale opbrengsten (alleen klanten met een specifieke waardering stelen) of als het product niet op de vrije markt verhandeld wordt. Voor boeken is dat in ieder geval niet waar, en ik vraag me af of het voor het OV aan de orde is.

Nacht op de Kale Berg

Op de achterkant van elke editie van het Journal of Political Economy staat een citaat uit de wereldliteratuur dat gerelateerd is aan een bepaald economisch begrip. Het is jammer dat dat alleen Engelstalige citaten mogen zijn, want onze vaste lezer Pim kwam op de proppen met de volgende passage uit Nacht op de Kale Berg van Karel van het Reve uit 1961, waarin het gebruik van gemengde strategieën wordt uitgelegd  (Salamander, 4e druk, 1990, pg. 157):

Nee, zei Joop. Ik heb niet gekozen. Kijk eens, eventuele achtervolgers begrijpen, als ze verstandig zijn, dat we deze keuze hadden. Ze zullen zich dus afvragen welke weg wij kiezen. Ze kennen misschien onze omstandigheden, onze overwegingen. Ze kunnen proberen onze keuze te voorspellen.
– Maar wij kunnen weer proberen om het resultaat van die pogingen te voorspellen.
– Zeker, en daar kunnen zij weer achter proberen te komen. Zo blijf je achter elkaar aanhollen en blijft de kans bestaan dat ze door nadenken onze route te weten komen.
– Maar daar lijkt me toch weinig aan te doen.
– Toch wel: ik heb een aselecte keuze gedaan uit die twee mogelijkheden. Een onvoorspelbare keuze. Ik heb een cent opgegooid.
– Maar ook daar kunnen zij achterkomen.
– Zeker, maar hoe die keuze uitgevallen is kunnen ze nooit weten.