De Nederlandse taxibedrijven, verenigd in KNV taxi, willen een verbod op het weigeren van korte taxiritten op taxistandplaatsen. Een chauffeur die zo’n kort ritje maakt, verdient maar een relatief klein bedrag, en moet vervolgens weer achteraan in de rij bij een standplaats aansluiten. Dat is blijkbaar niet aantrekkelijk. Liever wacht hij nog een tijdje tot zich een vette klant aandient.
Hier is duidelijk sprake van een inefficientie. Als een klant bereid is om voor een kort ritje te betalen, dan zou in een ideale wereld elke taxichauffeur daar dankbaar op moeten inspringen. De opbrengst van zo’n ritje is immers vele malen hoger dan de direkte kosten. Los je die inefficientie op door werkweigering te verbieden? Niet helemaal. Goed, het korte ritje wordt nu wel uitgevoerd. Maar een producent dwingen om tegen zijn wil zijn produkt te leveren, dat kan ook niet de ideale oplossing zijn. Bovendien is het maar de vraag of zo’n verbod wel gehandhaafd kan worden.
In een wereld waarin taxiritten efficient geprijst zijn, zal het een chauffeur geen snars uitmaken of hij nu een korte of een lange rit maakt. Beide ritten zijn dan even aantrekkelijk. Als dat nu niet het geval is, dan duidt dat er op dat er iets mis is met de tariefstructuur. Korte ritten zijn relatief te goedkoop, en lange ritten te duur. Als het starttarief van een taxirit wordt verhoogd en het kilometertarief wordt verlaagd, dan is iedereen gelukkig. Geen chauffeur zal nog een rit weigeren. Niemand hoeft zich druk te maken over het handhaven van een verbod. De taximarkt is weer keurig in evenwicht. Een verbod op ritweigering is niets meer dan symptoombestrijding.