Kaas

Het is warm, en bij onstentenis aan berichten over komkommers schrijft de economische pers over kaas. Vooruit, laten we ons, ter ere van Willem Elsschot, eens in de zaak verdiepen.

Er is, in het eerste kwartaal, meer kaas uitgevoerd naar het buitenland. Nee wacht, er is in het buitenland voor meer Euro’s aan Nederlandse kaas verkocht. Dat kan twee dingen betekenen: er zijn meer kazen verkocht, of de kaas is duurder geworden. Wat kost een kaas op de internationale markt? Geen idee, maar in Nederland zijn de prijzen gelijk gebleven. De prijzen in grootafnemer Duitsland zijn zelfs gedaald. Laten we aannemen dat er meer kazen verscheept zijn.

Zijn er nu ook meer kazen gemaakt, of eten we zelf minder? Of was er nog een voorraad? Over de productie weten we helaas nog niets. Productiedata komt altijd met de nodige vertraging binnen; gegevens over de uitvoer zijn sneller beschikbaar omdat de belasting/douane daar zicht op heeft. Maakt het iets uit?

Ja, het maakt iets uit. Als de extra uitvoer voortkomt uit extra productie, dan is de economie gegroeid. Dat kan doordat er meer mensen gewerkt hebben (lagere werkloosheid) of doordat de productiviteit gestegen is (hogere winsten en loonstijgingen). Iedereen blij. Als de extra uitvoer uit voorraad komt, dan gaat de winstgevendheid van de kaassector omhoog. Hun moed wordt beloond (kazen produceren zonder afnemer) en een dure afschrijving voorkomen.

Maar is er geen productiestijging of voorraadvermindering, dan eten we zelf minder kaas. Er is dan geen economische groei, maar wel de mogelijkheid om nu of in de toekomst meer te importeren. Franse kaas bijvoorbeeld. Ondanks dat er geen groei in productie is, kan de welvaart op die manier wel gestegen zijn.

Auteur: Thijs

Econoom. Krantenlezer. Stuurman aan wal.