In de Volkskrant gisteren (niet online) een artikel van Henk Strating over aanbestedingen en hoe we er voor kunnen zorgen dat niet alleen prijs maar ook kwaliteit een rol speelt bij de vraag aan wie de opdracht wordt gegund. Dat is inderdaad een ingewikkeld probleem, maar de oplossing die Strating aandraagt slaat de plank volledig mis:
?¦ [W]at echt zou kunnen helpen is een verbod om de opdracht te gunnen aan de aanbieder met de allerlaagste prijs. Dat zal hen stimuleren om kwaliteitsaspecten in hun aanbieding mee te nemen om een hogere prijs te rechtvaardigen?¦ De econoom Mathijs Bouman noemt dat [?¦] ‘een omgekeerde Vickrey-veiling’. Op een Vickrey-veiling betaalt de hoogste bieder voor bijvoorbeeld een kostbaar schilderij het op één na hoogste bod. [?¦] Door de aanbieder met de allerlaagste prijs buiten spel te zetten, hoeven bedrijven die zich op kwaliteit willen onderscheiden minder bang te zijn door een pure prijsvechter te worden afgetroefd.
Helaas, hier gaat iets mis. Op een Vickrey veiling wint inderdaad degene met het hoogste bod en betaalt hij het op één na hoogste. Maar dat betekent geenzins dat, in de context van een aanbesteding, de “aanbieder met allerlaagste prijs buitenspel wordt gezet”. Integendeel, deze aanbieder wint nog steeds, alleen krijgt hij niet het bedrag waarvoor hij zelf heeft ingeschreven maar het bedrag van de op één na laagste inschrijver.
Slimme inschrijvers houden daar natuurlijk rekening mee, en passen hun biedgedrag aan aan de spelregels van de veiling. Dat doen ze zodanig dat de verwachte opbrengst bij een Vickrey veiling precies dezelfde is als die bij een standaard veiling, het revenue equivalence principle, en dat was precies de essentie van het artikel van Vickrey waarin hij zijn veiling introduceerde. Een Vickrey veiling lost het gesignaleerde probleem dus zeker niet op. (dank aan Bastiaan)
Update: het artikel staat hier.