Mooi onderzoek vorige week in PNAS (uitgebreide Nederlandse samenvatting hier) over de toekenning van VENI en VIDI beurzen door het NWO. Dat zijn beurzen om net gepromoveerde respectievelijk iets langer gepromoveerde onderzoekers de kans te geven onderzoek naar eigen keuze te doen. Zo krijgt vernieuwend onderzoek een impuls. Belangrijkste uitkomsten:
- Wie net wel een VENI krijgt, heeft een aanzienlijk grotere kans op een VIDI beurs (of soortgelijke middelen) dan wie net niet een VENI krijgt.
- De wetenschappelijke output in de vijf jaar na toekenning is niet wezenlijk verschillend voor mensen die net wel, en voor mensen die net niet een VENI hebben gekregen.
De auteurs interpreteren dit als bewijs voor een Mattheüs Effect: de reputatie die iemand heeft wordt belangrijker dan wat er daadwerkelijk gepresteerd is. Je krijgt een beurs omdat duidelijk is dat je goed bent, je hebt immers in het verleden al eens een beurs gewonnen. Dat idee.
Nu vond ik zelf eigenlijk vooral conclusie 2 nogal schokkend. Wie een VENI binnensleept verkeert in een luxe positie. Je krijgt de kans om je 3 jaar lang op je onderzoek te storten. Bursalen geven meestal nauwelijks tot geen onderwijs. Ze kunnen dus bijna twee keer zoveel tijd in hun onderzoek steken dan vakbroeders die minder geluk hadden en wel moeten buffelen in zowel onderzoek als onderwijs. Het effect van deze fikse extra inspanning? Helemaal niks. Nul. Noppes. Zo’n VENI lijkt dus pure kapitaalvernietiging. Het enige effect is dat de winnaar op zijn lauweren gaat rusten in de wetenschap dat het met die reputatie toch wel goed zit.