De 50e Nobelprijs Economie werd zojuist toegekend aan Paul Romer en William Nordhaus. Romer geldt (en krijgt de prijs als) grondlegger van endogene groeitheorie, Nordhaus schreef veel over milieu en klimaat.
Voor beiden komt de prijs niet als verrassing; ze werden regelmatig genoemd in onze jaarlijkste Nobelprognoses. Maar de combinatie van beide is wel curieus. De redenering is dat ze allebei iets doen met economische groei. Beiden kijken naar externe effecten; Romer naar positieve, Nordhaus naar negatieve. Methodologisch gezien heeft het comite daar een punt. Maar qua onderwerp zijn beide winnaars actief op twee hele verschillende terreinen. Dat maakt het voor een breed publiek lastig uit te leggen waarom ze de prijs samen krijgen. En dat is toch jammer.
Zoals altijd biedt het Nobel comite weer uitstekende achtergrondinformatie (hier), dit jaar maar liefst 52 pagina’s.
Beiden hebben zitten sleutelen aan het model van Solow, die de prijs in 1987 kreeg. Romer besteedt expliciet aandacht aan technologische vooruitgang; In Solow was dat exogeen gegeven; Romer probeert die productie van kennis expliciet te modelleren. Dat dwingt economen er over na te denken waar technologische vooruitgang precies door wordt veroorzaakt, en stelt ze in de gelegenheid te bestuderen wat de effecten van overheidsingrijpen zijn.
Nordhaus focust op het feit dat natuurlijke hulpbronnen eindig zijn, en liet zien dat dat inzicht valt in te passen in traditionele economische modellen. Ook dat stelt ons weer in staat om de lange-termijn effecten van bepaalde beleidsmaatregelen (maar dan op het gebied van milieu en klimaat) door te rekenen.
(later meer)
Ah, Paul Romer. Onlangs nog in het nieuws vanwege zijn rel met de Wereldbank. Bekend van de nieuwe groeitheorie, zie eerder hier.