Radio

De minister van EZ beheert voor u en mij een aantal van onze eigendommen. Namens ons verhuurt hij ze aan belanghebbenden en stort hij de opbrengst in de staatskas, waardoor onze belasting omlaag kan. Doet de minister het goed? Hij zou moeten zorgen voor een zo hoog mogelijke opbrengst, rekening houdend met de indirecte effecten die zijn verdeling op ons welzijn heeft.

Om precies te zijn: ik heb het over het spectrum, de FM-band, het recht om radio uit te zenden. De ether is van ons allen, maar de licenties worden uitgedeeld door de staat ter voorkoming van storing. Bij dat uitdelen is het een aantal jaren geleden misgegaan: de minister verhuurde de boedel niet aan de hoogste bieder, maar werkte met een zogenaamde beauty contest, een ingewikkeld proces waarbij niet de prijs de doorslag geeft maar de mate waarin een partij in het gevlei van een politieke commissie weet te komen. De winnende radiostations blij, natuurlijk, want die konden voor een koopje winst blijven maken. De geweigerde partijen boos, verdrietig, en vastbesloten via dure procedures alsnog een frequentie te bemachtigen. De opbrengst voor u en mij: te laag.

Waarom koos de minister voor een beauty contest? Hij was bang dat een rechtstreekse veiling niet tot het juiste aanbod zou leiden, dat brute marktwerking geen mooie radio op zou leveren: hij was bang voor de indirecte effecten op ons welzijn. Jammer genoeg voorzag de minister niet dat je marktwerking na afloop van de verdeling niet kunt verbieden: de winnaars van de contest kunnen hun kavel gewoon verkopen aan een andere partij en daarvoor de volle winst opstrijken. Aldus kregen ze een cadeautje van de staat, voor onze rekening. Nou ja, iedereen maakt fouten, zullen we maar denken. Als je er maar van leert.

Wat dat laatste betreft heb ik slecht nieuws voor u: EZ is van plan de volgende groep frequenties opnieuw via een beauty contest aan de man te brengen.

Olieprijzen

Het lijkt hier zo langzamerhand wel een olie- en benzinelog, maar het is nou eenmaal de actualiteit en dus nog even over dat plan om burgers te compenseren voor de hoge olieprijs. U weet, de energierekening valt dit jaar een paar honderd euro hoger uit, wat alle kleine voordeeltjes van regeringswege teniet doet. Het parlement wil nu compensatie voor de burger, en hoewel de MF tegen is zal het er wel van komen. Wat vindt de econoom?

Zoals u weet zijn prijzen een signaal: de olie is zo duur omdat er moeilijk aan te komen is, en de hoge prijs spoort gebruikers aan op zoek te gaan naar alternatieven. Dat is goed en leidt tot verbeteringen: aan de vorige olieschok hebben we bijvoorbeeld die zuinige Japanse auto’s te danken. Mooi laten staan dus, die olieprijs.

Maar er is ook iets anders aan de hand, waardoor de zaak minder eenvoudig wordt: de hoge olieprijs leidt tot een terugval van de (macro-)vraag naar binnenlandse productie. In lekentermen: omdat al ons geld naar Saudi-Arabië gaat blijft er minder over voor een nieuwe fiets, of een weekendje weg. Op die manier kan de hoge olieprijs leiden tot een recessie in Nederland, en het is de taak van de regering daar iets aan te doen. In tijden van terugval voert de regering stabilisatiebeleid om de werkgelegenheid op peil te houden.

Zoals altijd zit de crux hem in de uitvoering. Het kan verstandig zijn de hoge olieprijs aan te grijpen om de burgers lump sum te compenseren, dat wil zeggen dat iedere burger een vast bedrag krijgt ter compensatie van het gemiddelde verlies. Het is buitengewoon onverstandig, Maxime Verhagen, om de compensatie te geven door een verlaging van de belasting op olie. In dat geval verstoor je het signaal dat uitgaat van de hogere prijs. Zulk beleid is contraproductief en op termijn niet vol te houden, en wat erger is, het miskent de realiteit van schaarse olie.

Benzine

De VVD heeft het plan opgevat om iets te doen aan de hoge benzineprijzen. De Telegraaf bijvoorbeeld meldt een paar dagen geleden:

De VVD vindt dat het kabinet iets moet doen om de automobilist te compenseren voor de sterk stijgende benzineprijzen. Het liberale Tweede-Kamerlid Hofstra denkt aan het teruggeven van de helft van de extra BTW-opbrengst op de hogere benzineprijs. “Dat betekent dat als de bezineprijs met een dubbeltje omhoog gaat, je 1 cent zou kunnen teruggeven.”

Een beetje inconsequent is het wel. In het verleden leek de VVD een principieel voorstander van de Werking van de Vrije Markt, maar nu blijkt dat die principes al snel uit het autoraampje worden gekieperd als ze ten koste gaan van het eigen benzineslurpende electoraat. Maar dit terzijde. Veel belangrijker is dat dit een uitermate onzalig plan is. Nog los van het ad-hoc en schaamteloos populistische gehalte. Het kan nooit verstandig zijn om op deze manier in een markt in te grijpen en producenten bij voorbaat al een vrijbrief te geven om de prijzen te verhogen.

Hoezo? Stel dat de overheid zich vastlegt om elke keer dat de benzineprijs een nieuw hoogtepunt bereikt dat een een veelvoud is van tien cent, de BTW met een cent te verlagen. Stel bovendien dat de adviesprijs, ik zeg maar wat, 1,48 euro bedraagt. Ergens op het hoofdkantoor van Shell, al sinds mensenheugenis de marktleider op de Nederlandse benzinemarkt, wordt overwogen om die adviesprijs te verhogen naar 1,49. Het besluit is al bijna genomen als het slimste jongetje van het bestuur plots opspringt. “Maar wacht eens even!”, roept hij uit. “Bij een stijging naar 1,49 moet de consument 1,49 betalen. Maar als we de prijs verhogen naar 1,50, dan wordt de BTW met 1 cent verlaagt, zodat de consument nog steeds maar 1,49 betaalt! Maar wij vangen mooi 1,50! Voor de consument maakt het niets uit, terwijl wij die extra cent per liter opstrijken!”. Bewondering alom. Inderdaad, in dit geval komt die cent BTW-verlaging volledig ten goede van de olieproducent, en niet van de consument.

Natuurlijk is bovenstaand voorbeeld wat extreem. Maar hoe je het ook wendt of keert, het blijft wat naief om te denken dat een regel als “elke keer als de prijs met een dubbeltje stijgt, doen wij een cent van de BTW af” geen effect zal hebben op de prijs.

Klooien met prijzen

Wat bepaalt een prijs? Meerdere dingen, dat is duidelijk. Over het algemeen speelt verlangen een rol (vraag, zegt de econoom), waardoor begerenswaardige zaken vaak duur zijn. Maar er is meer: waarom is de prijs van diamanten bijvoorbeeld zoveel hoger dan die van water? Als je kijkt naar het belang van beiden voor het dagelijks overleven zou je verwachten dat water waardevoller (en dus duurder) is dan zo’n glimmende steen. Maar dat is waar ook, er is nog een tweede factor: aanbod. En diamanten zijn een stuk zeldzamer dan H2O.

Dit samenspel van vraag en aanbod maakt prijzen zo nuttig: slechts één getal, en het bevat alle informatie over de beschikbaarheid van een goed, maar ook over de voorkeuren en verwachtingen van alle klanten. Gaat de prijs omhoog, dan is het product populairder. Of minder makkelijk te maken.

Triviaal, zegt u? Dan neem ik u graag (opnieuw) mee naar de site van de anwb, dat bastion van hardleerse autorijders, en naar de meest besproken prijs van het land: de benzineprijs. De benzineprijs is gestegen, vanwege de verminderde beschikbaarheid van olie. Mooi, zegt de econoom: de hoge prijs geeft gebruikers informatie over het feit dat het moeilijker wordt om benzine te maken. En spoort ze aan er minder van te gebruiken. Nee, zegt de anwb. De hoge prijs is niet eerlijk. Een gedeelte wordt namelijk veroorzaakt door belastingen en accijnzen op benzine.

Tja, daar heeft de anwb een punt. Die belastingen maken de prijs hoger dan vraag en aanbod zouden doen. Maar daar is een reden voor: de benzinegebruiker verbruikt ook meer dan alleen benzine. Hij verbruikt de weg, de bereikbaarheid, de schone buitenlucht en incidenteel het leven van een jonge voetganger. De belasting stopt die informatie in de benzineprijs. Of dat correct gebeurt, daar kun je over twisten. Maar één ding kan niet: de belastingen verlagen op het moment dat het aanbod van benzine daalt. Dan haal je namelijk belangrijke informatie weg bij de consument, die denkt dat er nog net zoveel olie is als tien jaar geleden. En pardoes een PC Hooft-tractor bestelt in plaats van wat dichter bij zijn werk te gaan wonen.

Ja maar, de meeste mensen kunnen helemaal niet minder rijden, hoor je dan. Niks van waar, zegt de econoom, u heeft de alternatieven bekeken en rijdt nog steeds: kennelijk is het de moeite waard.