In een vorm van economie die verdacht veel lijkt op boekhouden kun je economische groei toewijzen aan grofweg drie oorzaken: meer kapitaal, meer arbeid en meer productiviteit [eerder]. Wie iets wil zeggen over toekomstige groei moet dus uitspraken doen over verwachte ontwikkelingen in die drie grootheden. Bij arbeid en kapitaal gaat dat nog wel, maar het is nogal lastig om iets te zeggen over de toekomst van de productiviteit. Voor zover productiviteit wordt gedreven door technologische vooruitgang weten we zo ongeveer per definitie niet wat er allemaal nog mogelijk is.
Wat natuurlijk niemand ervan kan weerhouden om toch een poging te doen. Robert Gordon publiceerde recent een provocerend stuk op VoxEU waarin hij technologische vooruitgang grofweg toeschrijft aan een beperkt aantal technologische revoluties. Door de reikwijdte van die revoluties te beoordelen probeert hij het huidige tempo van de groei te verklaren en wat aan voorspelling te doen. De drie technologische revoluties zijn volgens hem de volgende:
- Stoommachines en spoorwegen (1750-1830)
- Elektriciteit, de verbrandingsmotor en nog een partij uitvindingen uit het tijdperk Edison. (1870-1900)
- Computers en internet (1960-nu)
De conclusie die Gordon op grond van deze classificatie bereikt is dat de tweede revolutie met afstand de meeste winst heeft opgeleverd en dat de effecten van nummer 3 nogal beperkt zijn. De korte opleving in de groei door revolutie nummer 3 was in 2004 alweer voorbij. Daarmee werpt hij de vraag op of we überhaupt nog wel productiviteitsgroei gaan zien de komende jaren.
In het wat langere paper [pdf] dat achter dit stuk schuilgaat illustreert Gordon de beperkte effecten van revolutie 3 met een gedachte-experiment. Stel, je moet een van de volgende twee verworvenheden opgeven: alle technologie van na 2002 (“Facebook, Twitter en de iPad”) of de wc en het stromende water in huis. “Gnuivend kiest het publiek altijd voor de eerste optie!” schrijft Gordon hierover.
Een iPad of water uit de kraan, dat is inderdaad geen moeilijke keuze. Maar dit lijkt me bij uitstek een bekrompen opvatting van de effecten van revolutie nummer drie. Ik ben geneigd wat positiever over de toekomst te denken, om de volgende reden. De indrukwekkende groei van de productiviteit na de eerste twee technologische revoluties werd telkens hinderlijk onderbroken door periodes waarin hele landen tot de grond toe werden afgebroken omdat er weer eens een oorlog uitgevochten moest worden. Hoewel niet altijd slecht voor de productiviteit, veroorzaakt zo’n oorlog toch een hoop ongemak. Een opmerkelijk gegeven over de tijd na 1960 is dat grote conflicten tussen ontwikkelde landen tot dusver zijn uitgebleven.
Dat kan toeval zijn, maar wellicht heeft het iets te maken met het gemak waarmee informatie uitgewisseld kan worden, via elektronische media zoals radio, televisie en internet. Dat maakt het moeilijker om de bevolking voor te liegen, en op die manier conflicten te beginnen. Bovendien zorgt de toegenomen stroom informatie voor sterkere economische banden, wat het voeren van oorlogen weer minder aantrekkelijk maakt. Als we de grote kosten van oorlogvoeren meenemen denk ik dat de communicatietechnologie een behoorlijk veel grotere impact op onze productie heeft gehad dan nu wordt aangenomen. Daarmee is niet gezegd dat we er ook nog een grote toekomstige groei mee kunnen creëren, maar ik ben zeer tevreden met het idee dat mijn iPad en ik voorlopig niet de schuilkelders in hoeven.