“Verzuimpolis tegen Oranjegriep” juichte de Telegraaf gistermorgen prominent op de voorpagina. “Werkgevers zijn niet langer de dupe van WK-griep” concludeerde de krant. Wat is hier aan de hand? Lees even mee:
“Werkgevers kunnen zich verzekeren tegen griep bij werknemers tijdens het wereldkampioenschap voetbal. De zogenoemde WK-verzuimpolis keert direct uit als een werknemer zich op een speeldag van het Nederlands elftal of de dag erna ziek meldt. Dat meldt De Telegraaf woensdag. Bij het EK voetbal in Portugal twee jaar geleden lag het ziekteverzuim op sommige speeldagen van Oranje twintig procent hoger dan normaal, meldt de krant. Tienduizenden werknemers zouden zich hebben ziek gemeld. Bedrijven kunnen er volgens initiatiefnemer Dennis Massaar van verzekeringsmaatschappij SEZ ‘op rekenen dat deze golf van WK-griep zich straks weer voordoet’. “Normaal gesproken begint een verzekeraar pas na twee weken uit te betalen. Dat eigen risico dragen wij nu.”
De conclusie van de Telegraaf is dus onzin. Verzekeringen kosten immers altijd geld. Werknemers zijn daarom nog steeds de dupe van WK-griep. Niet langer via een hoger ziekteverzuim, maar wel via hogere verzekeringspremies.
Goedbeschouwd is deze verzekering een vreemde constructie. Verzekeringen zijn levensvatbaar als er voor de verzekeringnemer sprake is van een kleine kans op een gebeurtenis met desastreuze financiële gevolgen. Omdat mensen niet houden van desastreuze gevolgen, zijn ze bereid om meer te betalen dan de verwachte schade om zich tegen die gebeurtenis in te dekken. Zo kan de verzekeraar er ook nog iets aan verdienen. Maar in dit geval is er geen sprake van een kleine kans, laat staan van desastreuze gevolgen. Zoals de verzekeraar al aangeeft kunnen bedrijven er op rekenen dat de WK-griep zich straks weer voordoet. Waarom een bedrijf dan premies zou willen betalen die hoger zijn dan de verwachte uitbetaling, blijft onduidelijk. Uiteindelijk lijkt deze verzekering dus niets meer dan een slimme reclamestunt.