In het aardige stukje dat Maarten Schinkel vandaag voor de NRC schrijft gaat hij in op de trucs die de Grieken (en wie nog meer?) hebben uitgehaald om toekomstige inkomsten nu al ten gelde te maken en zodoende de begroting op te krikken. Dat betekent dus eigenlijk dat het hele cijfer van een begrotingsover- of onderschot niet zoveel zegt. Ik schreef daar al eens eerder een stukje over, maar de econoom die nu echt gelijk lijkt te krijgen is de Amerikaanse professor Larry Kotlikoff. Deze man roept al decennia dat begrotingen over één jaar letterlijk niets zeggen over fiscale houdbaarheid. Hij heeft het daarbij over deficit delusion, waarvan de titel van dit stukje een poging tot vertaling is.
Kotlikoff was onlangs in Amsterdam en ging daar ouderwets hard tekeer tegen de traditionele begrotingsleer. Zijn twee ingebrachte papers (makkelijk en moeilijk) zijn zeer de moeite waard. Die kritiek past hij met name toe op de Amerikaanse problematiek van Medicare en pensioenen maar hier in Europa blijkt de toepassing een stuk praktischer.
Het lastige probleem is dit: als je netjes elk jaar inkomsten en uitgaven boekt, zoals nu gebeurt, komt de overheid tot een begroting die controleerbaar en transparant is. En het klopt ook nog, in zekere zin. De Grieken, die bijvoorbeeld de Staatsloterij indirect verkochten, verdienden daar (dit jaar) echt geld mee. Maar na die operatie blijft de netto contante waarde van de hele toekomstige overheid gelijk (of neemt af, als Goldman Sachs betaald is). Dat laatste zou je willen meten. Zo zou de verkoop van aardgas in Nederland niet tot extra inkomsten leiden (maar de ontdekking ervan wel).
Maar om dat te doen moet je (op deze manier bijvoorbeeld) berekeningen met aannames gaan maken. Dat is politiek nou juist erg moeilijk, en lastig controleerbaar. Het liefst zou je zoiets voor alle Eurolanden door een onafhankelijk instituut op dezelfde manier laten doen, en het SGP op deze maatstaf definiëren. Voorlopig zie ik dat er niet van komen.