De media melden dat Harry Markowitz (95 jaar) afgelopen donderdag is overleden. Zie onder meer dit in memoriam in de New York Times.
Markowitz staat bekend als de vader van de Moderne Portefeuilletheorie. Die vertelt hoe een belegger een portefeuille van aandelen en andere financiële stukken kan samenstellen die zo goed mogelijk gebruik maakt van de mogelijkheden die de markt biedt. De “beste” portefeuille (er zijn er meerdere) bestaat niet slechts uit het “beste” aandeel, maar uit een mix van beleggingen die naast rendement ook zorgt voor diversificatie. Daarmee kan de belegger het risico dat nodig is om een verwacht rendement te behalen, verlagen. Voor ieder niveau van risico is er een maximaal verwacht rendement te berekenen, met een portefeuille die daarbij hoort.
Die afruil tussen rendement en risico was vóór Markowitz zijn artikel uit 1952 slechts impliciet bekend. Sindsdien is het het fundament waarop alle andere beleggingstheorieën zijn gebouwd.
De innovatie van Markowitz lag niet zozeer in zijn briljante analyse, als wel in het feit dat hij de juiste vraag stelde. Als eerste bekeek hij de rendementen op verschillende beleggingen als uitkomsten van een statistisch proces, met een verwachting en een onzekerheid (in dit geval, de standaarddeviatie). Alleen al door het probleem zo op te schrijven, wordt duidelijk wat je moet weten voordat je een portefeuille kunt samenstellen: de verwachte rendementen, het verwachte risico en, cruciaal, de correlaties tussen al die rendementen. Een aandeel dat omhoog gaat als de markt daalt is veel waardevoller dan eentje die met de rest meebeweegt.
Nadat duidelijk was welke kenmerken van beleggingen noodzakelijk waren voor de analyse, deed Markowitz wat elke goede econoom in zo’n geval doet: hij veronderstelde de cijfers bekend en loste het probleem op. Het resultaat was de lijn van efficiënte portefeuilles, die de best mogelijke combinaties van risico en rendement aangeeft.
Als beleggers op deze manier naar de markt kijken, ligt het voor de hand dat verwachte rendementen zich aanpassen aan de risicokarakteristieken van de belegging. Een aandeel dat tegen de markt in beweegt heeft dan een lager verwacht rendement, waardoor het uiteindelijk net zo aantrekkelijk is als een aandeel dat meebeweegt. Dat leidt tot het CAPM model van onder meer Sharpe en Miller, die met Markowitz in 1990 de Nobelprijs kregen.
Markowitz leeft voort in de manier waarop beleggers naar financiële markten kijken, al doen ze niet precies wat zijn theorie zou voorspellen. Zoals dit stuk in de FT uitlegt zijn ze vooral druk met het bepalen van de getallen die Markowitz bekend veronderstelde: het risico en de correlatie tussen verschillende assets.