Wat zijn de economische effecten van het splitsen van België? Dat is een lastige vraag, die zich moeilijk laat beantwoorden in een opstel van, zeg, elf kantjes met een groot lettertype.
Wat niet wegneemt dat er Belgen zijn die het proberen. Lees bijvoorbeeld dit stuk [pdf] van Rudy Aernoudt, die er gisteren de krant mee haalde. Hij plakt bedragen op de belangrijkste kostenposten van een mogelijke splitsing.
De schokkende conclusie is dat zelfs de Vlamingen er bij een splitsing bij inschieten, en wel met €1,25 miljard per jaar. Want hoewel er geen geld meer naar Wallonië moet, zijn er wel degelijk kosten aan de scheiding. Aernoudt voert er maar twee op: een minder efficiënt ambtenarenapparaat (de Belgische ambtenaar wordt vervangen door een Waalse én een Vlaamse) en de schade door het verdwijnen van het merk België.
Dat laatste is opmerkelijk, want gebaseerd op een flinterdun rapport dat wij hier reeds naar de prullenbak verwezen. De €1,75 miljard die het verlies van het merk zou kosten is bovendien niet nodig: waarom Vlaanderen niet België genoemd en Wallonie Belgique?
Ernstiger is dat belangrijke elementen in de uitruil niet op de bon staan. Economen zien de grootte van een land als een afweging tussen schaalopbrengsten en homogeniteit. Die schaalopbrengsten zitten gedeeltelijk in het ambtenarenapparaat, maar ook in productiemogelijkheden en handel. Het is een bekend resultaat dat als de handel vrijer wordt en het verkeer van geld en personen ook, landen gemiddeld kleiner worden. De uitruil verandert dan omdat schaalopbrengsten minder opleveren. Maar EU of niet, elke extra grens beperkt de handel nog steeds enorm. De verminderde handel en productie zijn dan ook de voornaamste verwachte kostenpost voor Vlaanderen. Die zou je eigenlijk niet over het hoofd moeten zien.