Wat krijgt een leidinggevende in de publieke sector in ruil voor zijn of haar inspanningen? Strikt genomen kun je die vraag beantwoorden met een blik op de salarisstrook, maar ik zou willen stellen dat we dan twee belangrijke elementen over het hoofd zien. Ten eerste zijn sommige baantjes nu eenmaal leuker dan andere. Hoewel je soms hoort dat minister zijn zwaar en ondankbaar werk is, moet er ook een zekere mate van plezier gepaard gaan met de continue media-aandacht, in de houding springende bedienden en andere emolumenten. Ten tweede is het huidige salaris niet altijd de enige vorm van compensatie voor een baan. Het is goed mogelijk dat een ministerschap op het cv het salaris bij de vólgende baan flink verhoogt. Denk Wim Kok als commissaris van ING, Wouter Bos als consultant.
Deze overwegingen zijn van belang omdat het (kale) salaris van publieke leidinggevenden steeds vaker wordt gehanteerd als maximum voor alle baantjes die onder de leidinggevende ressorteren, met het argument dat die baantjes onmogelijk zwaarder kunnen zijn dan die van de eindverantwoordelijke. Niet alleen miskent die redenatie de praktijk van vraag en aanbod van verschillende types arbeid, maar dit soort Balkenendenormen schat het inkomen van de bestuurder ook nog eens te laag in.