De toegevoegde waarde van de financiële sector

Anekdote van achter de handelsschermen: een hedgefonds-manager maakte jarenlang mooie winsten met een arbitragehandeltje. Hij had ontdekt dat product A en B te combineren vielen tot product C, en dat de prijs van A+B een stuk lager was dan die van C. Het gratis geld rolde binnen en de manager reed een mooie auto. Tot op een dag de handel helemaal stilviel en zijn inkomsten opdroogden. Wat was er gebeurd? De firma Bloomberg, verantwoordelijk voor de getallen op vrijwel alle handelsschermen, had een update rondgestuurd waarin de arbitragemogelijkheid voor iedereen in één oogopslag te zien was. Weg inkomsten, weg auto; Bloomberg bedankt.

Het is nuttig om eens na te denken wat dit akkefietje betekent voor de totale productie zoals gemeten in het Bruto Binnenlands Product. In de jaren dat de manager geld verdiende aan de ongelijke prijzen liep zijn omzet het BBP binnen. Als de kopers van C consumenten waren daalt in de nieuwe situatie het BBP. Waren het bedrijven, dan daalt in ieder geval het aandeel van de financiële sector in het BBP. En dat terwijl de totale welvaart na afloop hoger is. De prijzen van A+B en C zullen dichter bij elkaar liggen (want het fonds zit er niet meer tussen) wat goed is voor producenten van A en B en gebruikers van C. Dat is herverdeling; verder zullen de veranderde prijzen ook nog leiden tot extra handel, wat de totale welvaart verhoogt.

Goed, BBP is dus een slechte maatstaf van de welvaart, dat wisten we al. Maar het aandeel van de financiële sector is dus ook een slechte maatstaf voor de welvaart die de sector in een economie creëert. Om allerlei voor de hand liggende redenen is er plots veel belangstelling voor de omvang van die gecreëerde welvaart. Wouter Den Haan runt een aardige discussie op Vox en dit is CPB-econoom Michiel Bijlsma. Wij schreven er eerder dit over.

Vervangen door een robot

Toen ik gisteren het boek The Race against the Machine bestelde, kwam er geen boekenverkoper aan te pas. Binnen een paar seconden stond het op mijn scherm. Geweldig voor mij, vervelend voor de boekenverkoper hier beneden in de winkel. Technologie maakt hem langzaam overbodig.

Binnen een paar uur had ik het boek uit, ook dat nog. Het is een soort snelschrift waarin de schrijvers geen tijd verdoen en binnen een paar zinnen tot de kern komen. Namelijk: het gaat nu wel heel hard met de technologische vooruitgang en grote groepen arbeiders dreigen overbodig te worden. Dat was natuurlijk altijd al zo, maar het terrein van de vooruitgang is verlegd. Niet langer wordt de productiemedewerker de deur gewezen, nu is het de boekhouder en de rest van de administratie. Binnenkort: chauffeurs, vertalers en anderen met een voorheen onaantastbare positie.

In principe is dit goed nieuws. Weinig mensen verlangen terug naar de tijd waarin er nog mijnwerkers en oppermannen in Nederland aan het werk waren. Nu machines dat werk doen kunnen de arbeiders iets anders (leukers?) doen en gaat de productie omhoog.

Maar wat moet de mijnwerker dan doen? Dat is de pest met vooruitgang: er is altijd structurele aanpassing nodig en niet iedereen heeft meteen de noodzakelijke skills in huis. Zoals altijd leidt de vooruitgang initieel tot meer ongelijkheid. Er zijn groepen die profiteren van de technologie en groepen die ermee concurreren. Het lijstje aanbevelingen is dan ook vertrouwd: meer en betere scholing; meer ondernemerschap; meer flexibiliteit. Een beetje van die mislukte Lissabon strategie, en wat van die structurele hervormingen waar de mensen zo’n hekel aan hebben. Het is het levertraan van de economen dat opnieuw op tafel komt.

Een aantekening: de schrijvers focusen in dit korte boek erg op één trend en laten de rest liggen. Dat is misschien wel jammer, want er is een andere trend die (bij ons in ieder geval) een groot deel van het probleem opheft: door de vergrijzing neemt het aanbod van arbeid ten opzichte van de vraag de komende jaren flink af. We zullen blij zijn dat een gedeelte van het werk geautomatiseerd kan worden. [NYT artikel, pagina van de schrijver.]

Conjunctuurindicator

Moet ik vandaag aandelen kopen of juist verkopen? Dat hangt af van de waarde van de bedrijven ten opzichte van de prijs. Die waarde wordt bepaald door de toekomstige winsten. Voor bedrijven die in Nederland verkopen hangen die weer samen met de staat van de Nederlandse economie. Groeien we nog een beetje of zit de klad erin? Wie het weet kan een leuke cent verdienen op de beurs.

Maar het is nog niet zo makkelijk om te weten hoe het er op dit moment voor staat. Het CBS heeft vorige week net berekend hoeveel we het tweede kwartaal gegroeid zijn. Dat gaat over de periode tot en met juni, al weer drie maanden geleden. Hoe is het nu?

Er zijn indicatoren die een beeld geven. Al twee weken na het verstrijken van een maand weten we het werkloosheidscijfer. Na een week weten we al wat de prijzen deden. En als alles goed loopt weten de inkoopmanagers als eerste hoe het met de bedrijvigheid staat. De leek kan overigens ook naar de beurskoersen zelf kijken, maar daar is weer geen geld mee te verdienen.

In dit drukke veld verwelkomen we vandaag de Z24-stand van Nederland indicator. Een barometer die de groei voor de lopende en de komende maand voorspelt. Ingrediënten zijn de (trage) CBS-cijfers maar daarbij, en dat moet uitmaken, gegevens van bedrijven die een vinger aan de pols van de economie hebben. Er is data van een vervoerder van energie, een vacaturesite, een bank en de autobranche. Een econometrist van de VU deed het zware werk [pdf]. De uitkomst: lichte krimp in september en oktober.

Leuk idee, uit de koker van de alomtegenwoordige Mathijs Bouman. En het kan zomaar werken. Maar dat weten we pas over drie maanden.

Groeitheorie

Eigenlijk had ik deze beker aan mij voorbij willen laten gaan, maar van diverse kanten worden wij aangespoord om aandacht te besteden aan deze recente bijdrage aan de groeitheorie [pdf]. Een ondernemende Fin heeft een dataset ontdekt waarin de gemiddelde lengte van het mannelijk lid per land is vastgelegd. Echt waar: de bron is hier en heeft histogrammen met de nationale vlag erin verwerkt.

Nu is het een favoriete sport onder economen om met allerlei soorten cross country data op zoek te gaan naar verbanden met bijvoorbeeld groei en inkomen in verschillende landen. In een working paper dat knap balanceert tussen het absurde en het doodserieuze doet deze Tatu Westling precies dat, en hij vindt het volgende verband (dit zal toch wel een hij zijn? Mijn Fins is niet zo sterk).

201107212331.jpg

Horizontaal de gemiddelde lengte (in erecte positie) en verticaal het (vergelijkbaar gemaakte) BBP per hoofd in 1985. Het, zo op het oog, is geen heel sterk verband. Toch haalt het de statistische grens van 5% significantie en, belangrijker, dit instrument werkt beter dan erkende indicatoren zoals de kwaliteit van het politieke proces.

Wat moeten we hier nu mee? Een echt wetenschappelijke doorbraak is het niet: het definitieve verhaal over groeiregressies is al in 1997 geschreven door Xavier Sala-i-Martin. Hij probeerde elke mogelijke verklarende variabele uit (het artikel heet I just ran 2 million regressions) en vond dat grofweg 9 categorieën het systematisch goed deden. Toch is er, uit methodologisch oogpunt, niet echt iets mis met het verhaal. Ik zou het daarom eerder zien in de traditie van Mankiw en Weinzierl, die met een standaardmethode uitkomen op de conclusie dat lange mensen meer belasting moeten betalen. En daarmee eigenlijk willen zeggen dat de standaardmethode misschien niet altijd werkt.

Dat is voor lezers van deze website niet echt nieuws. We hebben een hele categorie waarin we ludieke verbanden aan de orde stellen. Onder het motto: statistiek is mooi, nadenken nog mooier. Evengoed is het, zoals Marco vanmiddag opmerkte, wel een mooi lulverhaal.

Merkel’s strafwerk

Wie even vergeten was dat Angela Merkel opgroeide in de DDR kon daar gisteren weer kennis van nemen. Op een partijbijeenkomst stelde ze dat Europeanen allemaal eenzelfde pensioenleeftijd zouden moeten hebben, en evenveel vakantiedagen per jaar. Ik snap de redenering maar het is een slecht idee. Leest u even mee?

Politici zijn zo gek nog niet. Aan de vooravond van de Europese monetaire eenwording maakten ze zich al zorgen over mogelijk uitvretersgedrag van de deelnemers. Een land zou zijn schuld ver op kunnen laten lopen om vervolgens bij de ECB voor hulp aan te kloppen. Het reputatieverlies zou dan voor alle landen zijn. Er was al een no-bail-out clausule voor de ECB bedacht, maar dat leek de politici niet genoeg. In het verdrag van Maastricht werd daarom ook afgesproken dat landen geen al te groot tekort mochten hebben. Maar helaas waren de voorwaarden van het verdrag te zacht, zie ook hier.

Nou is het één ding dat de bestaande afspraak over tekorten niet wordt nageleefd. Dat is een oplosbaar probleem waar je in de toekomst betere regels voor kunt verzinnen. Maar een veel groter probleem is dat de maatstaf van het officiële tekort helemaal niet informatief is. Ik schreef daarover eerder op deze site. Kort gezegd: als een regering een procentje minder inkomstenbelasting heft loopt het tekort meteen op, maar als dezelfde regering belooft dat iedere burger op z’n 50e met pensioen mag is dat aan het tekort niet meteen te zien. Bekend is dat bijvoorbeeld de Grieken hiervan actief misbruik maakten.

Nu is de redenatie van Merkel waarschijnlijk dat we problemen in de toekomst moeten voorkomen door het stabiliteitspact verder uit te breiden. Niet alleen regels voor het officiële tekort maar ook regels voor alle zaken die het tekort kunnen beïnvloeden: de pensioenleeftijd, wettelijke vakanties, en ongetwijfeld ook de kinderbijslag, de salarisschalen van de politie en de regels voor bejaardenverzorgers. Het is een heilloze weg, want de mogelijkheden om dit soort regels te ontduiken zijn eindeloos. De regering die cadeautjes uit wil delen slaagt daar altijd in. En het valt te betwijfelen of veel Europeanen op dit soort betutteling uit Brussel zitten te wachten.

Hoe moet het dan? Marktwerking, natuurlijk. Door degenen die geld uitlenen mede verantwoordelijk te maken voor de rotzooi die ontstaat bij een faillisement zijn de prikkels weer goed gericht. De houders van de schuld zijn gemotiveerd om goed op te letten en Europa kan geloofwaardig zeggen dat er geen bail out komt. Er zijn ideeën genoeg om zoiets in de toekomst beter te laten werken.

Rampen en de economie

De gebeurtenissen in Japan doen de moderne mens huiveren-het verschil tussen een comfortabel leven en dit is kennelijk slechts een trilling in de korst van de aarde. Wie zich afvraagt hoe dit gaat uitwerken op de economie van Japan kan het beste naar dit artikel kijken. Het beschrijft economisch onderzoek naar de gevolgen van rampen, en dat is vrij basaal: men meet een ramp en bekijkt de gevolgen voor het BBP. Resultaat: bij een grote ramp daalt het BBP in arme landen met een procent of 10, in rijke landen stijgt het met ongeveer twee procent.

Arme landen zijn slecht voorbereid, en in de rijke landen wreekt zich de aard van het BBP. Daarover schreven in het verleden zowel Bobby Kennedy als wijzelf: het Japanse opruimwerk komt terecht in het BBP, de schade door de aardbeving en vloedgolf niet.

Een ander fenomeen is de koers van de Yen sinds de beving. De munt was tot gisteren zo’n 5% meer waard geworden sinds de beving, een zeer verklaarbaar fenomeen als je wisselkoersen bekijkt als belegger: door de plotselinge daling van de Japanse kapitaalgoederenvoorraad is het verwachte rendement op investeringen in Japan een stuk hoger. Dat trekt geld aan en daarmee stijgt de koers.* Zoals altijd zijn exporteurs verdrietig als hun munt stijgt door de stromen van beleggers, en sinds vanochtend doet de centrale bank er iets aan.

(*) In het nieuws wordt als oorzaak voor de aantrekkende Yen meestal de “repatriëring” van geld door verzekeringsmaatschappijen genoemd, maar achter het bestaan van die verzekeringen schuilt natuurlijk hetzelfde motief: als je oude spullen kapot zijn is de waarde van nieuwe spullen hoog.

Output gap

We groeien alweer een tijdje sinds de Grote Recessie van 2008. Schiet het inmiddels al een beetje op? Het CBS heeft kwartaal-productiedata tot en met eind vorig jaar en, tja, kijkt u zelf maar:

201102232219.jpg

De oranje lijn is een (exponentiële) trend vanaf 2003 tot en met 2007, de blauwe is de data (constante prijzen, seizoenscorrectie). Door de crisis zijn we fors onder de trend terecht gekomen en hoewel we weer groeien, lijkt het er niet op dat we de lijn van voor 2008 weer snel gaan oppakken. Anderhalf jaar geleden schreven mijn ex-collega’s nog dat niet zeker was of de schade van de recessie permanent zou zijn. Inmiddels lijkt dat steeds meer het geval.

Maar nu het vreemde. Het gat tussen werkelijke en potentiële productie staat bekend als de output gap. Een goede schatting van de gap zou de ruimte tussen de oranje en de blauwe lijn moeten zijn. Maar als het gat zo groot is, dan zouden we niet moeten zien dat de inflatie alweer langzaam oploopt; we lopen toch nog niet tegen de grenzen van de capaciteit op? Of is de schatting van de trend te hoog?

Er zijn redenen waarom de recessie niet alleen slecht kan zijn voor de werkelijke, maar ook voor de potentiële productie. Die hebben te maken met kapitaalvernietiging:

  • Mensen die werkloos zijn geworden tijdens de crisis verliezen een gedeelte van hun kennis, ervaring, routine, zeg maar hun human capital.
  • Als bedrijven (bijvoorbeeld door gebrek aan krediet) over de kop gaan, gaat organisatorisch kapitaal verloren, en soms ook fysiek kapitaal.

En dan is er nog een andere reden dat we de trend mogelijk te hoog inschatten: misschien is de top van de productie rond 2007-2008 wel een overschatting van de potentiële productie. Dat kan bijvoorbeeld omdat de waarde van allerlei financiële producten in die tijd iets te hoog is ingeschat. In al deze gevallen zijn we minder rijk dan we rond 2007 dachten.

ASML en het acceleratieprincipe

Leuk item op het journaal vanavond (hier, vanaf plm. 16 minuten) over ASML. Nog niet zolang geleden in de weer met de deeltijd-WW, nu alle hens aan dek om maar aan de vraag te kunnen voldoen.

Ik moest denken aan een hoofdstuk uit Thomas Schelling’s Micromotives uit 1978 [eerder en eerder over Schelling]. Hij bespreekt de economische groei van sectoren die afhankelijk zijn van de groei van andere sectoren. Stel bijvoorbeeld dat er in een land 1,000,000 huizen zijn en er jaarlijks 10,000 worden bijgebouwd door in totaal 5,000 bouwvakkers. Stel ook dat de bouwvakkersschool elk jaar 125 nieuwe bouwvakkers aflevert die elk 40 jaar meegaan.

De huizenvoorraad groeit met 1% per jaar. Gaat die groei naar 2%, een kleine verschuiving, dan moet het aantal bouwvakkers worden verdubbeld. Voor de bouwvakkersschool gaat de vraag in 1 jaar van 125 naar 5,125, oftewel 41 keer zoveel. De les: voor de sector waar de omzet afhankelijk is van de de groei van een ander, is het hardlopen of stilstaan. Voor wie de omzet afhankelijk is van de groei van die sector is het nog veel erger.

ASML maakt machines die chips maken die voldoen aan de vraag naar informatie. Dat is vergelijkbaar met de bouwvakkersschool in het voorbeeld hierboven. De vraag is natuurlijk: wie is er afhankelijk van de groei van ASML?

Commons, internet en hondenpoep

Het is een bekend probleem. Als meerdere mensen in dezelfde vijver vissen, zal ieder de neiging hebben om meer op te vissen dan maatschappelijk verantwoord is. Inderdaad, de tragedy of the commons. Volgens hardcore economen gaat het helemaal mis en is de vijver binnen de kortste keren leeggevist. Elinor Ostrom deed onderzoek naar wanneer het allemaal nog meevalt en kreeg daarvoor vorige jaar de Nobelprijs. Dat het probleem nog steeds actueel is bleek de afgelopen week.

Gevalletje 1, en al eerder in onze rechter kolom:  aanbieders van mobiel internet leveren dat voor een zacht prijsje, er van uitgaand dat gebruikers zich heus wel zullen beheersen. Dom natuurlijk.

Gevalletje 2: in de Groningse gemeente Thesinge krijgen alle hondenbezitters hun hondenbelasting terug, mits de collectieve hondenpoepoverlast aantoonbaar afneemt. En verdraaid, het lijkt te werken. Zie ook de berichtgeving van de gemeente zelf.

De winter en de groei

Zijn ze nu goed voor de economie of niet, die afgelopen winterse weken? ING deed er onderzoek naar maar komt niet echt tot een conclusie: de één werkt en koopt meer, de ander juist minder. Hogere stookkosten zijn niet aan de orde want de gasprijs is laag en voor de koudegolf was het juist relatief warm.

Hoe de NOS er dan van kan maken dat kou goed is voor de economie vanwege de gasverkoop zal wel altijd een raadsel blijven. Belangrijker is dat de daadwerkelijke groeicijfers die straks beschikbaar komen ook geen uitsluitsel geven over het effect op de welvaart. Twee redenen: ten eerste zit veel van het positieve effect niet in de statistieken. Mijn (zeer gelukkige) collega die een week vrijnam om te schaatsen zorgt ook voor een lager BBP. Ten tweede is veel van de niet geplande productie juist het gevolg van narigheid. Zie bijvoorbeeld de extra uitkeringen van verzekeraars door sneeuw- en ijsschade (15 tot 20 miljoen). Over dit effect, en de geringe waarde van BBP als welvaartsmaatstaf, schreven we eerder na een grote storm.