Vorige week gaf de EU de hoogste kartelboete uit haar geschiedenis. Vijf lift- en roltrapproducenten krijgen in totaal 992 miljoen euro boete omdat ze tien jaar lang in vier landen hun afnemers hebben belazerd met kunstmatig hoge prijzen. Het NRC van afgelopen zaterdag geeft een commentaar (afkomstig van breakingviews.com) dat de wenkbrauwen doet fronsen. Een paar fragmenten:
Sommige van die Europese kartels hebben weinig te maken met zakkenvullen en buitensporige winsten. Neem de liftsector. De operationele winstmarge ligt rond de tien procent, niet bepaald indrukwekkend […] Het liftkartel was niet zozeer een opzetje om snel rijk te worden, maar eerder een manier om de markt stabiel te houden […] Als een van de bedrijven een te agressief prijsbeleid gaat voeren, kan het met verliezen worden geconfronteerd die het zouden dwingen de sector te verlaten […] Dat zou ironisch zijn – een pro-concurrentiebeleid dat minder concurrentie oplevert.
Toegegeven, uiteindelijk concluderen de columnisten dat het een goede zaak is dat het kartel is aangepakt. Maar bovenstaande redenering is wat vreemd. Natuurlijk is vier bedrijven die concurreren altijd nog beter dan vijf bedrijven die een kartel vormen. Het feit dat de winstmarges in de liftsector niet al te hoog zijn, duidt er juist op dat het kartel nog meer maatschappelijke schade heeft toegebracht dan alleen maar hogere liftprijzen: blijkbaar zijn er inefficiente liftbedrijven die alleen maar het hoofd boven water kunnen houden omdat er een kartel is. Door het loslaten van prijsafspraken gaan die bedrijven verdwijnen. En dat is alleen maar goed.
Kartels voeren vaker als argument aan dat hun prijsafspraken ‘noodzakelijk zijn om de markt stabiel te houden’. Meestal bedoelen ze daarmee dat door het kartel inefficiente en overbodige bedrijven het hoofd boven water kunnen houden. Het kenmerk van gezonde concurrentie is nu juist dat dergelijke bedrijven verdwijnen en plaats maken voor iets beters. Wij willen helemaal geen stabiliteit.