Prijszetting

Mathijs Bouman heeft weer een mooi voorbeeld van de  mythe van de doorbelasting gevonden. Die mythe luidt dat als de vaste kosten van een producent toenemen, de prijs omhoog moet. Ook wij besteden af en toe aandacht aan dit onderwerp, zie het doorbelasten van reclamekosten, boetes, en erfpacht. Er bestaan veel misverstanden over prijszetting, de manier waarop een producent bepaalt wat zijn product moet kosten. Wie iets van economie weet denkt al gauw aan MO=MK en komt er meestal wel uit, maar sommigen blijken er een heel ander model op na te houden.

Een mooi voorbeeld is deze column van Christiaan Weijts in NRC Next. Hij bespreekt de boekenmarkt en die van het openbaar vervoer, en na enig peinzen denk ik dat zijn model als volgt is: de omzet in een sector is een vast gegeven, en de prijs volgt uit het delen van die omzet door de verkochte hoeveelheid. Als het aantal kopers afneemt (Weijts schrijft over zwartrijden en kopieëren) neemt de prijs daarom toe. Ook dat is een vorm van de mythe, als de omzet constant moet blijven om de vaste kosten te dekken.

Klopt natuurlijk niet. De enige manier waarop diefstal gevolgen heeft voor de prijs is als marginale kosten erdoor veranderen (bijvoorbeeld doordat ze bij hogere bezetting toenemen), marginale opbrengsten (alleen klanten met een specifieke waardering stelen) of als het product niet op de vrije markt verhandeld wordt. Voor boeken is dat in ieder geval niet waar, en ik vraag me af of het voor het OV aan de orde is.

Auteur: Thijs

Econoom. Krantenlezer. Stuurman aan wal.

10 gedachten over “Prijszetting”

  1. Of de omzet in het OV een vast gegeven is betwijfel ik ook, maar de realisatiekosten bedragen volgens mij een vrij statisch constant bedrag. Op basis van afspraken wordt er een dienstregeling gerealiseerd die een bepaalde hoeveelheid geld kost en alleen vertraagd aangepast kan worden door veranderingen in de vraag.

    Wat de OV hack gaat doen met de prijs? Als het de vraag naar gekochte kaartjes verminderd, de hack niet wordt aangepakt en de OV bedrijven met minder verkochte kaartjes dezelfde totale opbrengst willen binnenhalen is er op de korte termijn maar één theoretische mogelijkheid: de overgebleven gevraagde kaartjes duurder verkopen, maar..

    dat zal in de praktijk minder verkoop van de overgebleven gevraagde kaartjes betekenen (substitutie-effect) en dus als nog gelijke of minder totale opbrengst waarmee de kosten niet gedekt kunnen worden.

    kortom: ik zie de prijs niet explosief stijgen.

  2. Voor de goede orde: bovenstaande reactie is niet van uw vaste Marco, maar van een nieuwe Marco. Welkom!

    Overigens kan ik me in het algemeen voorstellen dat kopieren juist leidt tot lagere prijzen: wie boeken voor een prikje kan kopen zal minder snel geneigd zijn tot kopieren.

  3. de nieuwe Marco hier weer. Dank voor het welkom:)

    De NS zal idd ook moeten concurreren met het ‘substitutie-goed’ gehackte OV kaart als het mogelijk blijft daarmee te reizen. Blijft / wordt dit vervolgens ook nog zo gemakkelijk dat dit op grote schaal gaat gebeuren, dan denk ik dat het kaartje wel een prikje moet worden omdat het voordeel van het niet hoeven hacken het enige voordeel is wat je dan nog koopt. Vraag me heel erg af wat er dan zou gebeuren, want de opbrengst daaruit kan volgens mij nooit de huidige omzet realiseren.

  4. “Wie iets van economie weet denkt al gauw aan MO=MK” – dat klopt, maar het lijkt me riskant dit model te gebruiken om beslissingen te nemen in de echte wereld.

    Geldt dit ook voor de NS? MK = 0, want een extra passagier kost niets extra, MO = … dan ook 0? Rijdt iedereen zwart? Of zijn de kaartjes gratis?

    Misschien geldt het alleen niet voor monopolies? Even kijken bij een café bij mij in de straat. MO = 2.10 euro, MK = … ook 2.10? Ik weet zeker dat het minder is, maar de barman wil echt niet goedkoper leveren.

    Allen in de primaire sector (landbouw, mijnbouw, oliewinning) zie ik wel eens MO=MK. Kennen jullie real-life voorbeelden daarbuiten waarvoor MO=MK geldt?

  5. Hoezo is MK niet 2.10? Huur van de bar, personeel, eigen salaris voor de ondernemer. Je kan het niet vergelijken met de kostprijs van een biertje uit de supermarkt. Ik weet niet waar je woont maar in Groningen zit bijna in elke straat een kroeg of twee, een de klanten zijn voornamelijk student, dus van monopolie kan je hier niet snel spreken. Vaak staat de eigenaar zelf achter de bar tot een uur of 6.

    Als je niet overtuigd bent: begin een kroeg als je denkt dat het zo rendabel is. De statistieken wijzen echter uit dat de meeste nieuwe horeca gelegenheden failliet zijn binnen een jaar; degenen die overleven zijn in het business plan niet van winst uitgegaan in de 1e twee jaar.

  6. Oh ik besef me net dat een vaatje in de kroeg om de hoek trouwens 2 euro kost, dus misschien heb je gelijk 😉

  7. @Herman: als MO=MK en MK=0, dan betekent dat dus dat MO=0, maar zeker niet dat de prijs daarmee ook nul is! Is vrees dat je MO=MK (winstmaximalisatie voor een ondernemer) en P=MK (prijs bij volledige mededinging) door elkaar haalt.

  8. Marco, je hebt helemaal gelijk, ik leg Thijs woorden in de mond. Ik las de opmerking van Thijs alsof hij suggereerde dat P=MO=MK. De valkuil waar ik in tuinde is aan te nemen dat MO=P. Thijs, mijn oprechte excuses!

    Mijn vraag is dan: wanneer geldt P=MK? Bij de kroeg op de hoek geldt het niet – toch een competitieve industrie. Kennen jullie praktijkvoorbeelden waar het wel geldt?

    Ik denk zelf dat het er iets mee te maken heeft dat de aanname MK’ > 0 in equilibrium niet waar is voor de meeste ondernemers en industriëen. Ook de (impliciete) aanname dat er niet (of nauwelijks) vaste kosten zijn geeft problemen denk ik. Vaste kosten zijn niet direct van invloed op de prijsstelling, maar P=MK garandeert niet dat alle ondernemers uit hun vaste kosten komen. Dat moet dan leiden tot uittreders (zie de kroeg bij mij op de hoek).

  9. @Lammertje Dam: Ik kom wel eens in Groningen, erg gezellig. Ervan uitgaande dat een 50 liter fust Heineken daar ook € 82.60 ex. BTW inkoop kost (bron: Google), en dat de Groningse barman gemiddeld 4 glazen uit een liter haalt, zijn de marginale kosten van een biertje in de kroeg € 0.49 incl. 19% BTW. Strikt genomen moet je daar de kosten van incrementele glasbreuk, slijtage van de tap, afstorten kasgeld, en water in het toilet ten gevolge van dat ene extra biertje nog bij op tellen. De marginale kosten zijn namelijk de kosten die een ondernemer maakt om een eenheid product extra te produceren. Huur, salaris, inrichting, e.d. zijn vaste kosten, dus niet marginaal.

  10. @Herman: volgens de theorie geldt MO=MK altijd: bij volledige mededinging zal MO dicht bij p liggen, bij een monopolist niet. In de praktijk wordt ook bijvoorbeeld door antitrust autoriteiten als NMa gewerkt met de aanname dat bedrijven zich op die manier gedragen, zij het dat de definitie van marginale kosten die dan gehanteerd wordt iets soepeler is dan die in de rest van de literatuur (bij zeg vliegtickets toch niet direct de kosten van die ene extra passagier (inderdaad, bijna nul) maar dan toch die van een extra vliegtuig (vermoed ik, als ik ernaast zit hoor ik het graag).

    De kroeg op de hoek lijkt me een typisch gevalletje van monopolistische concurrentie: heeft wel degelijk marktmacht (veel mensen gaan toch liever naar die kroeg op de hoek dan die 5 kilmeter verderop om maar eens iets te noemen), zet dus prijs boven MK, maar door vrije toe- en uittreding is de winst toch nul.

Reacties zijn gesloten.