TFP en de vrije stijl

Bij economische productie komen mensen, machines en kennis bij elkaar en resulteert een product. Om wat grip te krijgen op dit proces gebruiken economen vaak een productiefunctie, zeg Y=AF(K,L). Productie Y komt dan voort uit kapitaal K en arbeid L en de efficiëntie van het proces wordt bepaald door de term A, die vaak de totale factorproductiviteit (TFP) wordt genoemd. Uit de eigenschappen van de functie F kun je veel nuttige inzichten en modellen afleiden.

Maar dan die A, de TFP. Als je die nou eens zou kunnen verhogen, dan schiet het nog eens op met de groei. Op basis van die gedachte ontstond in de jaren ’80 de endogene groeitheorie. Die A, zo stelden de aanhangers, stond voor ideeën en met nieuwe ideeën kunnen oude machines en mensen efficiënter werken. Maar zit de innovatie niet vaak juist in nieuwe machines, in plaats van ideeën? Toen ik nog groeitheorie doceerde, kende ik maar één goed voorbeeld voor een rechtstreekse TFP-verhoging: nieuwe software voor de computer (meestal).

Groot was dus mijn blijdschap toen ik gisteravond een gaaf nieuw voorbeeld ontdekte. Tijdens de teamsprint vrije stijl (gewonnen door de Noren, gefeliciteerd) vertelde de commentator dat deze manier van langlaufen nog niet zo oud is. In het traditionele langlaufen beweegt men de skis langs elkaar door een spoor. In de jaren ’80 (alweer) ontdekte de Fin Pauli Siitonen dat je veel sneller kunt door met de skis een schaatbeweging te maken. Sindsdien kent het langlaufen wedstrijden in de “vrije stijl”, die een stuk sneller verlopen worden. Hebt u dat? Zelfde mensen, zelfde skis, nieuw idee en dus sneller vervoer. Dat is winst in de afdeling TFP.

Gelijkheid door techniek

Terwijl kennissen links en rechts hun laptoppen met Windows 7 laten zien, kan ik me niet onttrekken aan de indruk dat rijk zijn niet meer is wat het geweest is. Rijke mensen hebben meer geld dan arme mensen, maar geld kun je niet eten. Het gaat erom wat je consumeert.

Ons consumptiepakket verandert over de tijd. We geven relatief steeds minder uit aan eerste levensbehoeften, bijvoorbeeld. En mijn indruk is dat een steeds groter gedeelte van ons geld gaat naar zaken die niet, zoals dat heet, rival zijn. Wat wil zeggen dat de ontwikkeling ervan het meeste geld kost, terwijl de productie voor bijna niets kan. Voorbeelden, behalve het al genoemde OS voor uw computer: films en boeken, telefoons en televisie. Maar ook gewone producten bestaan steeds meer uit concept en steeds minder uit ingrediënt. Bij mijn zomervakantie bijvoorbeeld had ik sterk de indruk dat er veel tijd en geld gestoken was in het uitdenken van de perfecte organisatie en omgeving, iets dat daarna gemakkelijk op veel plaatsen toe te passen is.

En zo nemen de privileges van de rijken af. Want zelfs de Quote 500 kan de nieuwe Windows niet eerder installeren dan Jan Modaal, en voor al deze producten met hoge kosten van ontwikkeling geldt dat er flink wat van moeten worden verkocht wil de R&D eruit gehaald worden. Natuurlijk is de iPhone nog niet voor iedereen bereikbaar, maar die van mij is niet minder snel dan die van de rijkste man van Nederland.