De elektrische spijkerbroek

Welke econoom zei ook alweer dat het geven van een verjaardagscadeau een verspillende transactie is? Op mijn zeer gezellige borrel (waarvoor ik overigens, ook al zo oneconomisch, geen toegang geheven heb) kreeg ik een exemplaar van Mathijs Boumans columnbundel De elektrische spijkerbroek. “Is dit niet te simpel?” vroeg de gulle gever, maar dat viel uiteraard mee. Ik lees tenslotte ook niet de hele dag in Econometrica.

Een bundel van eerder verschenen columns is natuurlijk een opportunistische vorm van boek, maar slecht hoeven ze niet te zijn. In mijn – op onderwerp georganiseerde – boekenkast was er nog een plekje vrij naast Wie heeft er gelijk, een twintig jaar oudere bundel van columns van Jan Pen. De boeken zijn exact even dik, maar binnenin zie je wat er in twee decennia gebeurd is: in het boek van Pen staat de helft van het aantal artikelen. En waar Pen eens in de zoveel tijd een bedachtzaam stuk schreef voor het Parool, komt de collectie van Bouman uit zes verschillende tijdschriften en websites. Het zijn stukjes voor haastige mensen, makkelijk te lezen tussen twee telefoongesprekken.

Bouman is dan ook niet de huidige Jan Pen, maar meer de Nederlandse Tim Harford. Iemand die genoeg van economie weet om de vaktijdschriften te lezen, en voor de rest van Nederland de interessante inzichten eruit vist. Die truuk kun je op twee manieren uithalen: de makkelijkste manier is om uit empirisch onderzoek een resultaat te prikken en dat presenteren als baanbrekend. Beter en leuker is het om de werkomgeving die voor veel economen dagelijkse kost is (perfecte concurrentie, werkende markten) aan het publiek te tonen voor het revolutionaire wereldbeeld dat het werkelijk is. Bij die stukken is Bouman op zijn best: zijn pleidooi voor de werkende markt (“Te belangrijk”, hier voor abonnees van de Groene) is even simpel als geniaal, een lijst met dingen die té belangrijk zijn om aan de markt over te laten.

Zo zitten er meer pareltjes tussen, waarvan ik durf te hopen dat ook niet-vakgenoten ze leuk vinden. Of het boek z’n geld waard was weet ik uiteraard niet, maar de tijd ermee was goed besteed.

Freakonomics

De meeste van onze lezers zullen bekend zijn met het boek Freakonomics. Gisteren verscheen dan eindelijk de langverwachte opvolger, met de nog tenenkrommender titel Superfreakonomics. Wanneer de Nederlandse versie uitkomt is ons niet bekend.

Volgens Tim Harford is het boek beter dan zijn voorganger. Op internet is al enorme ophef ontstaan over het laatste hoofdstuk, over het broeikaseffect, dat ook al online circuleert [pdf]. Lees bijvoorbeeld Joshua Gans, of opnieuw Tim Harford, of de heren zelf.

Bankroet

Dank aan collega Daniël voor het lenen van Bankroet, één van de eerste Nederlandse boeken over de kredietcrisis. Twee NRC-journalisten maakten handig gebruik van het feit dat je Nederlanders werkelijk overal tegenkomt en interviewden (meest) landgenoten op Wall Street, bij zakenbanken in Londen, in het Midden en Verre Oosten en uiteraard op de Zuidas. Die interviews vormen een overzicht van de belangrijkste momenten in de kredietcrisis. En er zijn nog andere leuke Nederlandse invalshoeken. Wist u bijvoorbeeld dat de grootste verkoper van subprime hypotheken de Amerikaanse ambassadeur in Den Haag was?

Tussen de landgenoten door leggen de schrijvers uit wat het verschil is tussen een CDO en een CDS en hoe de hefboom (weet u het nog?) geeft en neemt. In het leukste hoofdstuk proberen ze de schuld voor de crisis neer te leggen bij verschillende partijen (banken, schaduwbanken, kredietbeoordelaars etc.) die eigenlijk allemaal wel iets fout gedaan hebben.

De radertjes in de machine, geïnterviewd in dit boek, hebben achteraf wel een redelijk beeld van wat er mis is gegaan. Dat veel van die wijsheid pas kwam nadat het te laat was mag je ze natuurlijk niet aanrekenen. Wel zijn het vaak onverbeterlijke speculanten. De vraag is dan ook hoeveel waarde we moeten hechten aan de voorspellingen die ze in het boek doen  (“de volgende bubbel is in overheidspapier” – of – “in grondstoffen!”).

Tenslotte – natuurlijk is het altijd leuk als in het grote verhaal van de kredietcrisis een rol is weggelegd voor memorabele en amusante personen maar in dit boek wordt die aanpak wel erg vaak van stal gehaald. Greenspan is een verwoed klarinetspeler en de CDS is uitgevonden door een 34-jarige amazone (dat staat trouwens te bezien, zie de correctie hier). De econoom schudt af en toe met zijn hoofd maar laten we niet te streng zijn; het boek leest prima weg en er staat altijd iets in dat je nog niet wist.

Economic Gangsters

Van trouwe lezer Bart mocht ik het boek Economic Gangsters van Fisman en Miguel lenen.

In de definitie van de auteurs is een ‘economic gangster’ een crimineel die puur zijn eigen belang nastreeft, ongehinderd door enige morele scrupules. Maar eigenlijk gaat het boek gewoon over ontwikkelingseconomie, over de discussies die in dat vakgebied spelen, over het gebruik en belang van gerandomiseerde experimenten om te toetsen of een bepaalde benadering werkt, over corruptie en wat daar aan te doen valt, en meer van dat soort dingen. Dat klinkt saai, maar het boek is bijzonder goed en pakkend geschreven en staat vol creatief onderzoek. Een beetje in de stijl van Freakonomics, behalve dan dit boek gestructureerder is en een duidelijker thema heeft.

De heren bespreken vooral hun eigen onderzoek. Meest in het oog springend is hoofdstuk 4. Diplomaten die bij de Verenigde Naties in New York werken hebben diplomatieke onschendbaarheid en hoeven dus hun parkeerbonnen niet te betalen. Fisman en Miguel tonen aan dat het aantal parkeerbonnen dat de gemiddelde diplomaat oploopt een opvallend sterk verband vertoont met de Wereldbank corruptieindex van zijn/haar land van herkomst. De mate van corruptie van een individu (hier: onbetaalde parkeerbonnen) hangt dus niet alleen af van kosten (geen) en baten (overal kunnen parkeren) maar ook van culturele aspecten (de mate van corruptie in het thuisland).

The crash of ’79

Ik kom nog even terug op mijn aankoop van afgelopen Koninginnedag, het boek The Crash of ’79 van Paul Erdman. Mijn korte inspectie van de achterflap leek erop te duiden dat de Crash uit het verhaal grote gelijkheid vertoont met de Crash van ’09. Inmiddels ben ik het boek door (waar een korte vakantie al niet goed voor is) en kom u vertellen of het inderdaad profetisch was.

Kort antwoord: nee. In dit boek draait alles om olie, en de markt voor olie speelt tot dusver geen rol in de huidige crisis. Maar niet alles op de achterflap is gelogen, er zijn parallellen. Ten eerste de manier waarop de financiële crisis zijn beslag krijgt. De schrijver, zelf bankier, hangt ondanks de James Bond-setting een geloofwaardig verhaal op over grote banken die belegden in, naar het scheen, veilige maar hoog renderende projecten. Als die vervolgens allemaal op de fles gaan is de crisis daar. In plaats van hypotheken zijn de projecten in dit boek Italiaanse staatsobligaties en vloten olietankers, maar wat zou het. Het interbankaire wantrouwen blijft vervolgens uit (minpuntje) maar tegen het eind neemt de Fed de hele schuld over en houdt op die manier de banken overeind, inflatie of niet. Dat dan weer wel. Verder draait het verhaal deels om de financiële reserves van Saudi-Arabië en die spelen in het verhaal een rol die erg lijkt op het vermogen van China in de huidige tijd.

Toch is het lezen van een boek uit begin jaren zeventig vooral verhelderend vanwege de inzichten die ontbreken. De hoofdpersoon (een econoom, natuurlijk) steekt in het begin een verhaal af over het kapitalisme, dat ten dode is opgeschreven. Het systeem neigt naar verval, en daarom moet de overheid steeds meer sectoren overnemen. Zo worden we uiteindelijk toch nog communistisch. Kijk maar naar Groot Brittanië, die mislukte en half gesocialiseerde economie.

Hah, denkt de lezer in 2009, die had Thatcher duidelijk niet zien aankomen. En zo zijn er meer antieke denkbeelden: de grote macht van de shah van Iran (hah!) en de Amerikaanse afhankelijkheid van olie. En de kernwapens, natuurlijk, die volgens de auteur makkelijk te maken zijn en veelvuldig zullen worden gebruikt in regionale conflicten. Hah! en gelukkig maar. Wat dat betreft had die andere econoom, Thomas Schelling, het toch beter gezien.

Dertig jaar te vroeg

Koninginnedag = oude boeken. Zojuist op de vrijmarkt werd ik voor 50 cent eigenaar van de pocketeditie van The Crash of ’79. Leest u even mee op de achterflap?

30042009606.jpg

Eens even kijken, vervangen we 1979 door 2009. Grote Amerikaanse banken failliet – check. Beurscrash – check. Arabisch geld – check, hoewel Aziatisch geld misschien beter was geweest. Iraanse bom – check.

Het boek komt uit 1976 en de verkoop zal na het saaie beursjaar ’79 wel ingezakt zijn. Maar was het boek profetisch voor een latere periode? Ik laat het u zo snel mogelijk weten. (Overigens, de schrijver heeft 2009 zelf niet gehaald.)

Boekenprijs

Literaire types zijn doorgaans warm voorstander van een vaste boekenprijs. Zo zou het goed zijn voor auteurs omdat uitgevers nu allerlei zeer belangrijke dichtbundels gaan publiceren en de verliezen daarop goed maken door de winst die ze maken op bestsellers. Inderdaad, een nogal curieus argument, zie ook hier.

Maar gelukkig zijn er schrijvers als Jeroen Brouwers, die afgelopen vrijdag in de Volkskrant zomaar een haarscherpe economische analyse gaf van de effecten van deze minimumprijs. Helaas staat het stuk niet gratis online, maar inmiddels is het wel beschikbaar via de krantenbank. De hoogtepunten:

Het is verrassend dat iedereen het vanzelfsprekend lijkt te vinden dat schrijvers droog brood eten in dit kleine taalgebied, maar dat niemand zich afvraagt hoe het dan toch kan dat uitgeven en handelen in boeken zo buitengewoon profijtelijk is in datzelfde kleine taalgebied.

Uitgeven is gokken geworden. Smijt maar op de markt. […] Vooral de Wet op de Vaste Boekenprijs is de oorzaak van het gokgedrag van uitgevers, ergo van chronische en desastreuze overproductie. […] Van elke tien boeken die erkende uitgeverijen uitbrengen, blijven er ruim negen onbesproken. […] En wie is van dat alles de enige dupe? De schrijver […]

Een markt met een aanbodoverschot dat zo systematisch talent verspilt en dat schrijvers onder het bestaansminimum drukt, dat een groot deel van de literatuur degradeert tot een milieuvervuilend seizoensproduct en waar boek en lezer elkaar zijn kwijtgeraakt, die markt is doodziek, indien al niet verrot tot in de kern.

Leestip

Trouwe lezer Bart schrijft:

Kennen jullie het boek “Economic Gangsters” (2008, Princeton UP) van Ray Fisman en Edward Miguel al? Ik heb er afgelopen weekend een aantal hoofdstukken uit gelezen. Weer zo’n geinig populair-wetenschappelijk economieboek, voor de donkere dagen voor Kerst!

Persoonlijk had ik zelfs nog nooit van het boek gehoord, dus dank voor de tip. Dit is de website van het boek, en toevallig had de Wall Street Journal gister een interview met de auteurs.

Making money

Tijdens mijn twee weken durende vakantie had ik onder andere dit (antieke) boek over een beurshandelaar uit het begin van 20e eeuw in de koffer. Iedere keer als hij voldoende verdiend heeft gaat de man naar Florida om te vissen, en zonder uitzondering komt er halverwege iemand aan boord met een recente krant. Een blik op de beurspagina is dan voldoende om de vakantie af te breken en in galop terug te gaan naar Wall Street.

Hoewel ik af en toe een twee dagen oude Telegraaf zag liggen ben ik niet in die val getrapt; zoals bekend zijn de meeste academische economen van het type buy-and-hold. Gelukkig maar, want na het beursboek heb ik me nog kunnen bescheuren om het boek Making Money van Terry Pratchett. Eerder aangeraden in de rechterkolom en de moeite meer dan waard. Want welk ander boek heeft als karakter een schuchtere econoom die in de kelder een zeer geavanceerd (en goed werkend) model heeft gemaakt, volledig opgetrokken uit water en glazen buizen? (Nou ja, buiten de Erasmus Universiteit dan). En zo kreeg ik toch nog iets van de kredietcrisis mee. Quote volgt. Lees verder “Making money”

Melkpakken

Vanochtend in de trein begon ik aan The Economic Naturalist, een tot dusver leuk boek dat economische verklaringen biedt voor alledaagse zaken. Een mooi idee voor een internetsite, ik weet het.

Elk hoofdstuk staat vol vragen die in een paar zinnen beantwoord worden. Voorbeeld: waarom is melk verpakt in vierkante pakken en frisdrank in ronde flessen? Die laatste optie laat veel ruimte ongebruikt, omdat er lucht tussen de flessen zit als ze naast elkaar staan. Er zijn natuurlijk vele redenen (de hoge druk in de fles bijvoorbeeld) maar een mooi economisch argument is dat melk koel bewaard moet worden, en dat koele ruimtes in de supermarkt duurder zijn. De ongebruikte ruimte van de frisdrank is goedkope, ongekoelde ruimte.

Mooi verhaal, en het lijkt ook in Nederland te kloppen. Immers, ook de vla en de Coolbest zitten hier in vierkante pakken. Hmm, maar de kwark en de crème fraîche dan?

Op zoek naar de geschiedenis van het melkpak kwam ik terecht op deze pagina en zoals altijd blijkt de Nederlandse situatie mijlenver van het logische evenwicht te liggen door overmatige regulering en kartelgedrag, waarbij de producenten en de regering samen wel uitmaken wat goed voor u is. Lees de geschiedenis van de melkfles en huiver:

De papieren melkverpakking werd in de Verenigde Staten en Scandinavië een succes dankzij de verkoop van melk door kruideniers en zelfbedieningswinkels, iets dat in Nederland verboden was […] concludeerde de commissie dat de Nederlandse huisvrouw geen profijt zou hebben van het lagere gewicht […] liberalisering binnen de detailhandel, waarbij naast ‘erkende zuivelhandelaren’ ook kruideniers verpakte melk zouden mogen gaan verkopen, was een belangrijke politieke en economische kwestie.