NRC Next opent vanochtend groot met de constatering dat tweedehands auto’s in Duitsland een stuk goedkoper zijn dan in Nederland. Nederlanders schijnen daarom steeds massaler hun tweedehandsje uit Duitsland te halen. Harde cijfers over de prijsverschillen geeft de krant niet. Gelukkig zijn die er wel. Vorig jaar deden twee economen van de Rijksuniversiteit Groningen (waaronder ikzelf) onderzoek naar dit fenomeen. Ze keken naar tweedehands Citroen Xsara Picasso’s en Opel Astra’s die worden aangeboden op de websites www.autoscout24.nl en www.autoscout24.de. Wat bleek? Rekening houdend met kilometerstand en leeftijd waren Duitse tweedehandsjes zo’n 40% goedkoper. Wordt ook rekening gehouden met de belastingen en andere kosten die moeten worden betaald bij de invoer van een auto, dan is het verschil nog altijd zo’n 15%. Dat komt neer op gemiddeld pakweg 2000 euro per auto.
Het prijsverschil is opvallend. De verklaringen die NRC aanvoert (zoals “de Duitse markt is met 45 miljoen automobilisten vanzelfsprekend veel concurrerender.”) snijden weinig hout. Immers, hoe je het ook wendt of keert, door arbitrage zouden de prijsverschillen uiteindelijk moeten verdwijnen. Maar goed, aan die arbitrage wordt nu blijkbaar hard gewerkt.
De reacties van de Nederlandse autolobby zijn stuitend. De papieren versie van de krant citeert Cees Boutens, woordvoerder van de RAI, de vereniging van autoimporteurs: “Deze ontwikkeling is een van de vervelende bijkomstigheden van een Europa zonder grenzen”. Precies. Het is een schande, dat consumenten zo maar hun auto goedkoper uit het buitenland kunnen halen.