Als alleen wordt gekeken naar het centraal schriftelijk examen, zou rond een kwart van de leerlingen in het voortgezet onderwijs zakken. In werkelijkheid zakt slechts zo’n 10 procent. Dat verschil zit ‘em in het schoolexamen, dat meestal hogere cijfers oplevert dan het centraal schriftelijk.
Het systeem is bekend aan iedereen die eindexamen heeft gedaan. In het laatste jaar wordt de leerling door de school getoetst (heette dat niet het schoolonderzoek?) en krijgt daarna het centraal schriftelijk afgenomen. Volgens dit bericht is het zo dat scholen hun leerlingen een makkelijke toets geven om de slagingskans te verhogen. Dit zou blijken uit het lagere gemiddelde eindexamencijfer.
Hier staan de working papers, die wat mij betreft verre van overtuigend zijn. De onderzoekers meten netjes de gemiddeldes van beide soorten examens en toetsen op een verschil. Maar dat veronderstelt dat de leerlingen op het centraal schriftelijk net zo hard hun best doen als op de schoolexamens. Als een leerling minder hard zijn best doet op het, latere, eindexamen zou dat ook de lagere cijfers kunnen verklaren zonder dat er een verschil is in moeilijkheid.
Waarom zou een leerling dat doen? Ik kan wel twee redenen bedenken:
- De zesjescultuur. Wie een zeven staat voor scheikunde mag op het eindexamen een vijf halen. Leerlingen die zich op die manier op hun gemak gesteld voelen studeren minder hard.
- Selectieve aandacht. Stel een leerling is slecht in wiskunde en staat daar onvoldoende na het schoolexamen. De rest van de vakken staan voldoende. De leerling bestudeert alleen nog maar het wiskundeboek en sleept er een zes uit. Door de verminderde aandacht gaat het bij de rest van de vakken niet goed.
In beide gevallen is het eindexamencijfer minder hoog dan dat voor het schoolexamen. Ach, u weet het wel, endogeen gedrag. Wie dus echt iets wil bewijzen over het niveau van schoolexamens moet naar individuele cijfers (per leerling, per vak) kijken.