De AOW-leeftijd

Vandaag stond ik even te kijken naar Agnes Jongerius en Sweder van Wijnbergen die in discussie waren op de UvA. Het ging over de AOW-leeftijd en beiden waren het erover eens dat die eigenlijk variabel moet zijn. Voor zware beroepen, vond met name de vakbondsbestuurder, moet de pensioenleeftijd dan lager uitvallen.

De discussie ging er vervolgens over of er een systeem bestaat dat bijhoudt wie er lang genoeg in een zwaar beroep heeft gediend om voor de vroege pensionering in aanmerking te komen. En hoe lastig dat juridisch was. En de eindeloze discussies die er gevoerd moesten worden met mensen wiens beroep net niet zwaar genoeg was.

Twee opmerkingen (die ik natuurlijk ter plekke had moeten maken maar die altijd te laat komen). Wie zo’n systeem invoert maakt zware beroepen aantrekkelijker. Dat leidt er onmiddelijk toe dat de (relatieve) beloning voor zware beroepen afneemt. Het is de vraag of stratenmakers wel beter af zijn met een lager loon in ruil voor een eerder pensioen.

Verder valt het op hoe ingewikkeld de wereld wordt als je geen vertrouwen hebt in het vermogen van mensen om dit soort afwegingen zelf te maken. De compensatie voor een zwaar beroep is het loon dat je ervoor krijgt. Als je voorziet dat je in zo’n beroep de 65 (of de 67) niet haalt, dan moet je het niet doen tenzij je er extra voor betaald krijgt. Met dat extra geld overbrug je de jaren voor de AOW. Het financiële vermogen van iemand is het systeem dat bijhoudt hoe hard er in het verleden gewerkt is.

Overigens steunde precies één iemand in het jonge en hoog opgeleide publiek Jongerius’ strijd om de AOW-leeftijd toch op 65 te houden.

Laag uurloon

Soms wordt een mens een beetje moe van de manier waarop economisch onderzoek in het nieuws komt. Neem nu dit bericht:

Het aantal werknemers in Nederland met een laag uurloon is sinds 1979 sterk gegroeid, van circa 0,6 miljoen naar 1,25 miljoen. Dit concluderen onderzoekers van de Universiteit van Amsterdam (UvA) dinsdag op basis van eigen onderzoek.

Ja maar. Een “laag uurloon”!? Hoezo een laag uurloon? Hoe wordt dat gedefinieerd dan, zo’n laag uurloon? En hoe is die definitie aangepast tussen 1979 en 2008? Of geven die werknemers zelf aan dat ze het laag vinden? En is het erg, dat veel mensen een ‘laag uurloon’ hebben? Of juist niet, omdat al die mensen anders werkloos zouden zijn? Allemaal vragen die in het bericht onbeantwoord blijven. Maar gelukkig, er is ook een verklaring voor het Fenomeen:

Als belangrijkste reden noemen de onderzoekers dat het aantal deeltijdwerkers sterk is toegenomen.

Ja maar. Verdienen deeltijdwerkers minder dan voltijders dan? Zij houden netto gezien toch juist meer over? Is daar rekening mee gehouden?

Het zou heel goed kunnen dat er met het onderzoek helemaal niets mis is. Maar met zo’n nieuwsbericht kunnen we weinig.