In de berichtgeving over het bierkartel worden economisch gezien de meest afgrijselijke dingen geroepen, zie bijvoorbeeld de post van Thijs gisteren. Vandaag mag Mark Schneider, oud-vertegenwoordiger van Heineken, in de Volkskrant uitleggen dat het helemaal niet erg hoeft te zijn, zo’n kartel:
“Ik maakte ook afspraken met vertegenwoordigers van andere brouwers in mijn gebied. Het heeft geen zin om elkaar kapot te concurreren. Als de markt echt vrij wordt, blijft er maar één brouwer over: Heineken. Als die echt gas geeft, vegen ze iedereen van de markt. Nu zegt Heineken: we hebben 60 procent van de markt, dat vinden we genoeg.” Om de concurrentie in stand te houden moet je de markt verdelen? “Absoluut.”
Ook stelt hij voor de kleinere bedrijven te belonen voor hun deelname aan het kartel:
Nu worden de kleine brouwerijen extra hard aangepakt. De boete voor Grolsch is in verhouding met de omzet, veel hoger dan bij Heineken. En het geld verdwijnt in een zwart gat. Ze zouden de opbrengst aan kleine brouwerijen moeten geven om een positie op te bouwen.
Misschien is het verstandig als de pers mensen aan het woord laat met enige kennis van zaken.
(Dank aan Linda)