Nobelprognose 2024

Hij komt er weer aan. Maandag, de 56e toekenning van de Nobelprijs Economie. Tijd dus voor onze 19e Nobelprognose, een traditie die we, inderdaad, al sinds 2006 in stand houden. Vorig jaar ging de prijs naar Claudia Goldin, een naam die we tipten in 2021, samen met Card en Angrist. De laatste twee vielen toen wel in de prijzen, Goldin moest nog twee jaar wachten.

Al even traditioneel als onze prognose is de jaarlijkse constatering dat het nu toch echt tijd wordt voor Avinash Dixit, waarvan akte. Dixit was (en is nog steeds) actief op veel terreinen, dus het Nobelcomité heeft de motivatie voor het uitkiezen. Hier trouwens een mooi interview met de man. De combinatie met bijvoorbeeld Helpman en Grossman noemden we al vaker, de prijs zou dan kunnen gaan naar internationale handel. Misschien best aardig in een tijd dat er in de VS een presidentskandidaat rondloopt die claimt dat fiks hogere importtarieven betaald worden door het buitenland en uiteindelijk zelfs leiden tot lagere voedselprijzen, en er sowieso steeds meer weerstand lijkt te ontstaan tegen alles wat internationaal is.

Trouwens, voor iedereen die nu weer begint te foeteren dat deze Prijs Geen Echte Nobelprijs Is: dit is een aardig artikel dat betoogt dat de EconomieNobel juist veel passender is dan al die andere: “The whole point of the awards is to reward, and therefore encourage, efforts to improve the lot of humankind. It so happens that this is the point of economics too.

Tegenwoordig is er een optie die we in 2006 nog niet hadden. We kunnen het gewoon ChatGPT vragen. Op Twitter deed iemand dat. De suggesties? Woodford, Athey, Barro, Acemoglu, Jackson, Kreps. Nu heeft AI nog vaak last van hallucinaties, maar dit lijstje is bepaald niet onzinnig. Met name Barro en Acemoglu noemden we al veel vaker. Athey lijkt ook kanshebber voor de langere termijn. Misschien is Acemoglu nog steeds te jong, hoewel inmiddels 57 en wel onze prognose van 2022. Barro wordt veel vaker genoemd, dit jaar ook bij Marginal Revolution. Anderzijds: wie Barro googlet vindt vooral verwijzingen naar het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening. Ik betwijfel of dat een goed teken is.

Vorig jaar voorspelden we nog Glaeser. Misschien toch teveel een long shot.
De top drie lijkt dan: Barro, Dixit en Acemoglu. Na met name Bernanke in 2022 is het misschien nog te vroeg voor weer een macroprijs. Blijft alleen Dixit over, en gaan we er van uit dat de prijs naar internationale handel gaat.

Wie mag dan meedelen? Volgens de regels kan de prijs aan maximaal drie mensen worden toegekend. Grossman en Helpman noemden we al. Melitz deed deze eeuw baanbrekend werk over heterogene bedrijven, ook het onderwerp van een Nobel symposium volgend jaar. Misschien zelfs Bhagwati of Obstfeld. Een lokale deskundige tipte al eens de combi Dixit/Helpman/Melitz. Worst-case scenario: Helpman/Grossman/Melitz, want dan kan Dixit het definitief vergeten.

De prijs gaat dit jaar dus naar Dixit, Grossman en Helpman. Aanstaande maandag, om 11:45 weten we het zeker.

Economen tegen Trump

In de VS hebben 370 economen een brief ondertekend tegen Trump. Op zich niet heel verbazend, maar hij is het lezen waard. De auteurs weerleggen ongeveer alles wat Trump ooit over economie heeft gezegd, om te concluderen dat

His statements reveal a deep ignorance of economics and an inability to listen to credible experts. He repeats fake and misleading economic statistics, and pushes fallacies about the VAT and trade competitiveness. He promotes magical thinking and conspiracy theories over sober assessments of feasible economic policy options.

En daar is geen woord Chinees bij.

Ondertussen hebben 19 Nobelprijswinnaars Economie ook een brief geschreven, hier.

Maar goed, in het geval van Brexit hebben dergelijke acties ook niet heel erg geholpen.

De econoom in de kaartenbak

Gisteren stond ik stil bij een aantal beweringen over economen uit dit artikel van Rutger Bregman in de Correspondent. Daarin draait het om de vraag of economen andere wetenschappers verdringen uit het publieke debat. Het bewijs daarvoor is niet erg sterk. Op de achtergrond speelt de kwestie waar de inzichten van (bekende) economen eigenlijk op gebaseerd zijn. Daarover vandaag iets meer.

Er zit nogal een verschil tussen de econoom die zijn of haar onderzoek toelicht, in de krant of in de Tweede Kamer, en een professor die een quote voor het nieuws afgeeft. Die twee soorten invloed worden in het artikel min of meer gelijk gesteld, wat volgens mij de zaken wat verwart. Ik ga ervan uit dat de econoom die uit gedegen onderzoek citeert op eigen benen kan staan en wil het hier hebben over tweede variant. Er is tegenwoordig sprake van een select gezelschap media-economen, zo blijkt uit een leuk scriptie-onderzoek waaruit het artikel in de Correspondent citeert. De meerderheid van de vermeldingen in de Nederlandse kranten komt voor rekening van niet meer dan 12 economen. Volgens mij is dit fenomeen betrekkelijk nieuw; als vroege voorloper van de huidige media-econoom kan ik hoogstens Jan Pen bedenken.

Hoe kan het dat zo’n beperkt aantal economen de kranten (en andere media) domineert? Het is verleidelijk om hier naar de superstar theorie te grijpen. Die zegt dat bij lage marginale kosten, kleine kwaliteitsverschillen grote gevolgen kunnen hebben. Maar dat zou betekenen dat de meest bekende economen ook de beste economen zijn. Daarover zijn de meningen verdeeld.

Het is waarschijnlijk beter om eens goed naar de transactie van een interview te kijken. Aan de vragende kant staat de redacteur. Die heeft een vaag idee voor een verhaal en wil een hapklare, begrijpelijke brok informatie. Liefst informatie die goed in het grotere verhaal past, en in het geval van radio en tv graag ook goed onder woorden gebracht door iemand die niet al te vaak uh en ah zegt. Maar de redacteur kan de kwaliteit van de analyse niet goed inschatten.

De geinterviewde wordt zelden betaald voor zijn inspanning; de tegenprestatie is beroemdheid, en het idee iets bijgedragen te hebben aan het publieke discours. Tussen verschillende personen zal zowel de moeite die een interview geven kost, als de (subjectieve) opbrengst, verschillen.

Opsommend: een succesvolle transactie is waarschijnlijker als de econoom zegt wat de redacteur al dacht, en de econoom dat met plezier en zonder gestotter kan doen. Merk op dat de kwaliteit van de economische analyse op het eerste oog geen enkele rol speelt bij het tot stand komen van de transactie.

Natuurlijk zijn er grenzen. Als de econoom bij herhaling lariekoek verkoopt zal er uiteindelijk wel een ingezonden brief komen, of een boze beller. Economen onderling willen nog wel eens reageren op geschreven stukken. Maar tégen dit natuurlijke evenwicht werkt het feit dat wie eenmaal in de kaartenbak van de redacteur zit, regelmatig om zijn of haar visie gevraagd wordt.

Dat laatste is ook wel te begrijpen. Voor zijn interview kan de redacteur op zoek naar een willekeurige deskundige, bijvoorbeeld door de universiteit te bellen (terzijde: ik haalde ooit het RTL nieuws omdat ik de enige was die bij de vakgroep op vrijdagmiddag de telefoon opnam). Maar door meteen een bekende te bellen, kan de redacteur een hoop onzekerheid uitschakelen, en sneller tot een transactie komen.

Dat verklaart waarom we zoveel dezelfde mensen in de krant en op tv zien. Maar voegen ze iets toe? Het verhaal van de transactie laat zien dat niet is uit te sluiten, dat continu de verkeerde man of vrouw in de krant verschijnt. Maar dat lijkt me dan niet de schuld van de economen als groep, zoals in het artikel gesuggereerd wordt – voor andere disciplines zou dezelfde logica moeten gelden. Wie weet welke getalenteerde econoom wordt overgeslagen als Maarten van Rossem weer eens gebeld wordt?

Wie betere kwaliteit van analyse wil, zou er dus voor moeten zorgen dat de kwaliteit daarvan een grotere rol gaat spelen bij het uitnodigen van experts. Onder meer Philip Tetlock maakt zich hier in de VS sterk voor, door middel van het systematisch scoren van voorspellingen. Daar ligt nog een mooi terrein braak in Nederland.

De machtigste wetenschapper

Dit artikel, dat een paar dagen geleden op de Correspondent verscheen, vraagt om een reactie. Het beschrijft de invloed van economen op beleid en hun rol in de media, vergeleken met andere wetenschappers zoals filosofen en historici. Volgens Rutger Bregman (zelf historicus) is de econoom de machtigste wetenschapper, en zijn cijfers over mediaoptredens “verbijsterend”.

Ik haal de twee zaken (macht en media) even uit elkaar. Over economen in de media zal ik morgen wat zeggen. Wat betreft de macht komt het artikel met harde cijfers:  het aantal vermeldingen van economen (en economie) in Kamerstukken en in de krant. Daar zien we dat economen vaker worden genoemd dan collega-wetenschappers, en het gat wordt na 2008 groter.

corres_econ

De suggestie is dat economen onevenredig vaak worden aangehaald. Volgens Bregman is het zo dat economen “historici, filosofen, sociologen en antropologen wegdrukken in de besluitvorming”. Vermoedelijk zou een uitkomst waarbij alle disciplines ongeveer even vaak worden geraadpleegd, als eerlijker gezien worden. Dringt de econoom zijn of haar mening op, ten koste van de rest?

Als econoom zeg ik daarover: het is een kwestie van vraag en aanbod. Als we uitgaan van vermeldingen in de Kamer, zoals in de grafiek hierboven, lijkt het me dat de Kamerleden expertise zoeken op het gebied van zaken waar de Kamer over moet beslissen. Dat kan natuurlijk van alles zijn. Als gaat het over het deelnemen aan een vredesmissie, of de vraag of je koning mag beledigen, lijkt het me heel goed om historici of filosofen om raad te vragen. Bij kwesties zoals het hervormen van het belastingstelsel of maatregelen tegen excessieve beloning zou je misschien beter een econoom kunnen polsen. De verhouding geraadpleegde wetenschappers zou dus bepaald moeten worden door de vraag: waar houdt de Kamer zich zoal mee bezig? Betreft dat hoofdzakelijk gebieden waar economie een belangrijke rol speelt?

Nou gaat economie zo’n beetje over alles, maar dat kun je ook over geschiedenis of filosofie zeggen. Wel zijn er een hoop economische inzichten die specifiek voor politici goed van pas kunnen komen, omdat ze helpen om de gevolgen van beleid in beeld te brengen. Ik denk bijvoorbeeld aan (maatschappelijke) kosten-baten-analyses of een analyse van marginale belastingdruk voor en na beleid. Hier komt het ideaal van Keynes, economen als een soort van tandartsen, dichtbij. Economen dragen informatie aan, de politicus beslist. Als er vanuit de Kamer (of de krant) veel vraag naar economische informatie is, zullen er veel economen geraadpleegd worden.

Dan het aanbod. Economen worden niet geboren, net zomin als historici. Een mens wordt econoom door economie te studeren. Een reden dat er meer economen dan filosofen optreden in de Kamer, is wellicht dat er veel meer economen dan filosofen zijn. Maar belangrijker is misschien nog wel: wie kiest ervoor om economie te gaan studeren? Dat kan zomaar eens het type mens zijn, dat zich graag bezighoudt met  het soort vraagstukken waar de Kamer over gaat. Dat die daar uiteindelijk terecht komt om zich met Kamerzaken te bemoeien, komt wellicht niet alleen door de studie.

Conclusies trekken op grond van de grafiek is dus lastig. De vraag of economen dominant zijn hangt af van de toegevoegde waarde van het advies, en de vraag of economen andere nuttige inzichten verdringen. Dat valt niet af te lezen uit deze lijntjes. Maar de vraag wat de econoom eigenlijk kan, is natuurlijk wel belangrijk. In het artikel wordt stilgestaan bij het feit dat economen niet kunnen voorspellen, iets wat ik graag beaam. Maar kunnen ze daarmee helemaal niks? Of kunnen ze minder dan ze beweren? Het stuk over media-economen biedt houvast om daar verder over te denken. Morgen meer.

(Eerder over economen en wat ze wel en niet kunnen.)

Date een econoom

Vandaag is het Valentijnsdag. Nu staan economen doorgaans niet bekend als het meest romantische deel der natie. Wie er desondanks toch eentje aan de haak wil slaan, doet er goed aan op z’n minst hun taal te spreken. Op deze pagina staan 14 uitingen die het hart van een econoom sneller zouden kunnen doen kloppen. Met de essentiele grafieken.

En wat krijg je, als een econoom over De Liefde gaat praten? Tja, dan kom je toch al snel op een internationale vergelijking, op basis van Gallup data (Best interessant trouwens; Filippijnen en Rwanda staan bovenaan, in Armenie, Mongolie en Oezbekistan is het vrij hopeloos gesteld) en passages als

More broadly, love has the power to mitigate the free-rider and moral hazard problems associated with social (and private) insurance.

Of op verhalen als deze.

Gaat het toch mis, zo’n relatie met een econoom, dan ben je de pineut. Uitmaken gaat namelijk op deze manier. It’s not you, it’s my utility function. Dat werk.

Fijne Valentijn.

Angus Maddison

Vanuit Groningen en Parijs bereikt ons het bericht dat Angus Maddison is overleden. De Brit, die vanaf 1978 professor aan de RuG was, speelde een grote rol in het verzamelen en standaardiseren van productie- en productiviteitsstatistieken. In zijn werk stelde hij vast hoe economieën er in het verleden uitzagen. Dat soort gegevens is onontbeerlijk voor economen die proberen te begrijpen wat er sindsdien is gebeurd. Een direct resultaat van zijn aanstelling in Groningen was het ontstaan van het GGDC, een internationaal vermaard centrum dat Maddison’s werk voortzet.

Maar iedereen die ik vandaag over Maddison sprak begon over hetzelfde detail: de enorme, futuristische, witte gymschoenen waarop de professor zich door de gangen van het WSN gebouw verplaatste. Zoals wel vaker storen de echt invloedrijke mensen zich niet al teveel aan hun voorkomen. Collega’s in een strak pak keken hem benijdend na.

Maddison’s laatste boek verscheen een dikke twee jaar geleden en heeft de karakteristieke titel Chinese Economic Performance in the Long Run, 960-2030 AD.

Paul Samuelson

Diverse media melden dat eerder vandaag Paul Samuelson is overleden. Samuelson was, naast tekstboekauteur, een zeer succesvol academisch econoom. Hij werkte in een tijd waarin grote stappen werden gezet, waarvan vele door hemzelf (de lijst is lang; hier zijn twee theorema).

Het is met Samuelson’s geweldige oevre een beetje als met de Beatles: als eerste succesvolle popband hadden ze de liedjes voor het uitkiezen; er was immers nog niks. Aan de andere kant: als de Beatles er niet geweest waren zaten we misschien nog steeds in de Middeleeuwen.

Hier is een interview met Samuelson over macro uit 2004; dit is de biografie naar aanleiding van de Nobelprijs in 1970.

We zijn het eens

Ons economen wordt nogal eens verweten dat wij het nooit eens zouden zijn. Dit lijstje van tien dingen waar meer dan 75% van alle economen het over eens is laat zien dat dat helemaal niet waar is. Grotendeels.  Helaas wordt niet helemaal duidelijk waar de percentages vandaan komen, maar goed, het zal allemaal vast wel kloppen.

Ex aequo op nummer 1: huurregulering is geen goed idee, en protectionisme ook niet. Laten dat nu net twee stellingen zijn waar ook 100% van uw trouwe webloggers het mee eens is. [via]