JBC

Eigenlijk is het maf dat we een categorie “Nobelprijs” hebben maar geen afdeling “John Bates Clark Medal“. Deze medaille wordt eens in de twee jaar uitgereikt aan de beste Amerikaanse econoom onder de 40. Vanwege dat trage tempo en het gegeven dat de meeste onderzoekers hun beste werk voor hun 40e doen, is er een sterke doorstroom van de JBC medal naar de Nobelprijs (40%, met 22 jaar ertussen, zegt Wikipedia).

En we hebben dit jaar een winnaar: Susan Athey, de eerste vrouwelijke medaillist. Econometriste, microeconome, IO- en veilingspecialiste met een h-score om koud van te worden. Belangrijkste bijdrage: het afleiden van resultaten op grond van zeer zwakke (monotoniciteits-) aannames.

Leuk voor ons: ze is getrouwd met een Nederlander.

h

Economen zijn dol op lijstjes. Een populaire nieuwe maatstaf om de invloed van economen met elkaar te vergelijken is de zogenaamde h-index. De h-index van een wetenschapper is gedefinieerd als het grootste getal h waarvoor geldt dat tenminste h artikelen van persoon in kwestie tenminste h keer zijn geciteerd. Wie 3 artikelen heeft die 3 keer geciteerd zijn, maar geen 4 artikelen die 4 keer geciteerd zijn, heeft dus een h-index van 3.

Met dit prachtige stukje software kunt u nu uw eigen h-index uitrekenen. Of die van uw favoriete econoom, natuurlijk. Het programma trekt z’n gegevens van Google Scholar. Dat betekent wel dat uw h nogal genereus wordt bepaald: Google Scholar zoekt door alle pdf-files die het op het internet kan vinden, en dat hoeven niet noodzakelijk gepubliceerde artikelen te zijn, terwijl dat eigenlijk wel de bedoeling is. Met het programma kun je zelfs met een druk op de knop een indruk krijgen van de impact van een tijdschrift, opnieuw via Google Scholar.

Mijn h? Na wat klooien kom ik uit op 5. Collega Thijs zit momenteel op 3 4 [excuus! zijn meest geciteerde werk blijkt opgenomen in de categorie Biology and Life Sciences], maar is minder lang actief. Mankiw staat op 56, Tirole op 74, Stiglitz op 85. We moeten nog even. [via]

Schijnverbanden

Wie empirisch onderzoek doet, is mooi de klos als in de data niet het vermoede verband tussen economische grootheden wordt gevonden. Geen significant verband, dat betekent vaak dat je een publikatie in een goed tijdschrift wel op je buik kunt schrijven. Eigenlijk is dat vreemd: ook het vinden van geen verband kan immers een belangrijk resultaat zijn.

Maar wanhoop niet! Er is nu het Journal of Spurious Correlations, inderdaad, het Tijdschrift voor Schijnverbanden, waar je al je niet-significante resultaten kwijt kunt. Als je de homepage van het tijdschrift bekijkt krijg je in eerste instantie haast de indruk dat het een goede grap is (vooral de woordspeling “The Journal [is the first] to address this very significant problem” vond ik een hele aardige), maar het lijkt toch heel serieus. [via]

Onbedoelde gevolgen

Het wil nog wel eens gebeuren dat overheden goedbedoelde beleidsmaatregelen nemen zonder de micro-economische gevolgen daarvan al te goed te overdenken. Een favoriet van mededingingseconomen is bijvoorbeeld het verhaal van de Deense cementindustrie, waar de overheid meer transparantie wilde bewerkstelligen door alle prijzen te publiceren, wat als gevolg had dat die prijzen omhoog vlogen omdat diezelfde transparantie het ook voor producenten veel makkelijker maakte om een kartel in stand te houden. Je kunt immers meteen zien wie zich niet aan de afgesproken prijs houdt.

Een ander voorbeeld duikt nu op in de VS. In sommige van de Verenigde Staten bestaat de verplichting dat in winkels elk individueel item van een prijsje wordt voorzien. De consument moet immers weten waar hij aan toe is, en dan schijnt een prijsaanduiding op het schap niet voldoende. Het gevolg? Deze studie laat zien dat de prijzen in winkels die aan deze verplichting moeten voldoen liggen 8 tot 10% hoger dan de prijzen in de winkels waarvoor dat niet geldt. Immers: winkeliers worden opgezadeld met hogere kosten en af en toe eens iets in de aanbieding gooien is er ook niet meer bij, want veel te veel gedoe. [via]

Uitstelklok

Geloof het of niet, maar veel economen houden zich tegenwoordig bezig met uitstelgedrag (zie bijvoorbeeld hier). Op zich ook niet onbelangrijk, want wie teveel uitstelt, spaart bijvoorbeeld ook te weinig voor zijn pensioen, met alle gevolgen van dien.

Wie voortdurend uitstelt, komt altijd te laat. Sommige mensen hebben daarom hun horloge permanent een paar minuten voor lopen. Maar ja, wie slim is, houdt daar gewoon rekening mee en trekt bij voorbaat al die paar minuten van de tijd op zijn horloge af. Eigenlijk hebben we dus een klok nodig die een paar minuten voor loopt, maar waarvan we niet weten hoeveel precies. Goed nieuws: die is er. Klik hier en krijg een klok die ergens tussen de nul en 15 minuten voor loopt [via]. Maar je weet nooit precies hoeveel. Overigens ben ik er nog niet helemaal uit in hoeverre het gebruik van deze klok consistent is met theoretische modellen van uitstelgedrag, maar dit terzijde.

Ik had trouwens al veel eerder over deze klok willen berichten, maar het kwam er maar steeds niet van.

Stemmen op een stuk

kop.jpg Wim de Bie heeft een mooie rubriek over posters voor de aanstaande verkiezingen. Wat opvalt is dat veel politici proberen de kiezer te overtuigen met een foto van zichzelf. Doet hun uiterlijk ertoe? Ja. Een stuk in de FT van dit weekend geeft een aardig overzicht van het effect van een aantrekkelijk gezicht: mooie mensen hebben, hun andere kwaliteiten constant gehouden, meer succes in het leven. Dat is zelfs het geval wanneer aantrekkelijkheid geen invloed zou moeten hebben op productiviteit (in academische beroepen bijvoorbeeld, schrijft de krant). En een knappe kop helpt zeker bij verkiezingen: zelfs de rationele economen kiezen voor de mooiste kandidaat als voorzitter van hun club, blijkt.

Het probleem bij het meten van die schoonheidsbonus voor politici ligt natuurlijk in het isoleren van het effect van het uiterlijk. Zou je Nederlanders vragen om hun politici te ordenen op aantrekkelijkheid, dan is het goed mogelijk dat in hun achterhoofd de overige kennis over de persoon meespeelt. Daar is moeilijk iets aan te doen, want politici zijn beroepshalve bekend. Een onafhankelijk oordeel over hun uiterlijk is binnen de landsgrenzen niet meer te krijgen.

En dat is het slimme aan dit recente onderzoek [pdf]: de onderzoekers lieten foto’s van de kandidaten voor lokale Finse verkiezingen beoordelen via enquêtes in andere landen. Gespeend van elke kennis over de competentie van de Finnen konden de beoordelaars een objectief beeld van hun aantrekkelijkheid geven. Die score werd vervolgens gebruikt om het succes in de verkiezingen te verklaren. Conclusie: mensen die mooi worden gevonden worden ook als competent gezien, en vooral voor vrouwen is aantrekkelijkheid een belangrijke verklaring voor succes.

Verondersteld dat een aantrekkelijk persoon niet per se een beter politicus hoeft te zijn is zitten we in een inefficiënte situatie. U kunt hier op 7 maart iets aan doen: breng uw stem uit op een lelijkerd.

Illegaal downloaden heeft geen effect op CD-verkoop

Het gebeurt niet vaak dat een artikel in het Journal of Political Economy in Nederland in het nieuws komt. Het artikel van Oberholzer-Gee and Strumpf is dan ook nogal opvallend. De auteurs laten ondubbelzinnig en overtuigend zien dat illegaal downloaden geen merkbaar effect heeft op de verkoop van CDs.

Het valt niet mee om het effect van illegaal downloaden op de verkoop van CD’s te meten. Immers: muziek die populair is wordt vaak gedownload en vaak verkocht, maar het een is natuurlijk niet een direct gevolg van het ander. Maar Oberholzer-Gee and Strumpf hebben een uiterst slimme manier om dat probleem te omzeilen. Kort samengevat komt dat op het volgende neer. De auteurs kijken naar alle CDs die gedurende een aantal maanden door Amerikanen zijn gedownload op een wereldwijd muziekuitwisselnetwerk. Die gegevens koppelen ze aan verkoopcijfers, en aan gegevens over Duitse schoolvakanties.
Lees verder “Illegaal downloaden heeft geen effect op CD-verkoop”

Jonge helden

Lezenswaardig: in de New York Times staat een artikel over veelbelovende jonge economen die maatschappelijk relevant onderzoek doen, plus links naar eerdere artikelen in de NYT waarin dat onderzoek beschreven wordt. Opvallend: van de 13 economen die op de lijst staan, zijn er 6 met elkaar getrouwd. [via]

Vooruitgang in onderzoek

Zo oud ben ik helemaal niet, maar ik heb nog eens een briefkaart naar een econoom in Oostenrijk gestuurd met het verzoek om een kopie van haar artikel. Waarop, enige weken later, een grote envelop bezorgd werd met een vriendelijk briefje en een stapel A4tjes.

Om maar te zeggen: hoe geweldig is het niet dat vandaag, op de eerste dag van de grootste economen-conferentie ter wereld, ik vrijwel al het gepresenteerde onderzoek binnen enkele seconden op mijn bureau kan hebben?

Hogere belastingen, harder zuigen

Intrigerend onderzoek in de laatste American Economic Review: hogere belastingen op sigaretten blijken nog minder effect op nicotineconsumptie te hebben dan tot nu toe werd aangenomen. Het aantal aangeschafte sigaretten mag dan wel dalen, maar de hoeveelheid nicotine die door de roker aan een sigaret wordt onttrokken, stijgt. Bijvoorbeeld omdat een roker zijn peuk minder snel weggooit, of meer gaat inhaleren. Op die manier slaagt de roker er in om die belastingverhoging middels zijn gedrag deels te compenseren. Dat blijkt uit een analyse van de hoeveelheid nicotine dat in het lichaam van rokers wordt aangetroffen, al moet ik toegeven dat de exacte medische details mij niet geheel duidelijk zijn. Hoe dan ook, de onderzoekers vinden een belastinginhaleerelasticiteit van 0,4: als de belasting op sigaretten met 1% stijgt, dan stijgt de nicotineconsumptie per sigaret met 0,4%.

(Dank aan Bastiaan)