Nobelprognose

Voor wie zich nog enige illusies maakt over de standing van het vakgebied economie, dit is hoe nu.nl de resterende Nobelprijzen aankondigt:

Vrijdag maakt het Nobelcomité in Oslo bekend naar wie de belangrijke Nobelprijs voor de Vrede gaat. Maandag staat dan nog de toekenning van de prijs voor Economie op het programma.

Juist. De gebruikelijke voorspelling van Thomson Reuters is hier te vinden, zij denken aan empirische micro, tijdreeks-econometrie of de theorie van de regulering. Allemaal fout natuurlijk, want vorig jaar meldde Marco op deze plek al dat we, op grond van het Nobelsymposium 2012, een prijs kunnen verwachten voor economische groei en ontwikkeling.

Een belangrijk, maar ook groot vakgebied, dus qua namen nog keuze genoeg. We noemden al Barro en Romer (de groei-Romer, niet de macro-Romer of die met drie handen). Maar als we in de richting van instituties en groei gaan, toch een belangrijk gebied, kan het comité haast niet om Daron Acemoglu heen. En dat zou weer een interessante keuze zijn, vanwege zijn prille 46 jaar. Een prijs voor Acemoglu zou betekenen dat de Nobelprijs economie niet langer een oeuvre-prijs zou zijn, maar een echte prijs voor een wetenschappelijke doorbraak. Daarmee schuiven we van de categorie Literatuur een beetje richting Natuur- en Scheikunde, iets waar elke econoom stiekem van droomt. Maandag meer!

Ontschulden-tv

Een goede belegger ziet als eerste de tekenen des tijds. De investeerder Joseph Kennedy (de vader van de latere Amerikaanse president) besloot eind jaren ’20 uit aandelen te stappen nadat hij een kooptip had gekregen van een jonge schoenenpoetser. Als de speculatie zich al zover uitgebreid had, redeneerde hij, dan was de crash nog maar een kwestie van tijd. Hij kreeg natuurlijk gelijk.

Het is tegenwoordig een stuk lastiger om je oor te luisteren te leggen bij jonge schoenenpoetsers, maar gelukkig is er de televisie. Een berucht moment in de periode vóór de crash op de Amerikaanse huizenmarkt was het verschijnen van Flip this House, een serie over het kopen en (met winst) doorverkopen van woningen. In Nederland hadden we toen al geruime tijd de kans om naar de TV makelaar te kijken, een programma waarin “de zoektocht naar een woning centraal” stond.

De tijden zijn veranderd, zoveel is duidelijk. Zoals dat hoort is ook de televisie mee veranderd en zo kunnen we vanavond weer aanschuiven voor de show die de huidige tijd als geen andere weet te vangen, een dubbeltje op zijn kant. Het door John Williams (verdienstelijk) gepresenteerde programma is  deleveraging-televisie in pure vorm. John komt binnen bij een familie die erin geslaagd is de schulden enorm op te laten lopen en er maandelijks nog een tekortje bovenop doet. Met een budgetcoach worden de uitgaven in kaart gebracht en rigoureus naar beneden bijgesteld; kapitaal wordt geliquideerd (vorige week moest de boot eraan geloven) en luie partners worden de arbeidsmarkt op gejaagd. Na een enerverend uur kan de familie beginnen met het afbouwen van de schuldenlast. John heeft orde op zaken gesteld, het gezin kan weer door.

Het probleem is natuurlijk dat John maar één kant van de medaille (of het dubbeltje, zo u wilt) belicht. Nu de familie niet meer uit eten gaat en uitsluitend nog het huismerk bij de B-super betrekt, hebben de restauranthouder om de hoek en de kwaliteitsslager er een probleem bij. De lokale vraag zakt in,  de markt voor duurzame consumptiegoederen (de boot!) wordt verpest. Net zoals een eeuwig stijgende huizenprijs niet mogelijk is, kan niet iedereen tegelijk inbinden met consumeren.

Het zou daarom goed zijn als RTL het uur vóór het dubbeltje niet zou besteden aan Uitstel van executie, een programma waarin Martijn Krabbé een gedwongen huizenveiling probeert te voorkomen door renovatie en (jawel) kostenbesparingen, maar aan een programma waarin vermogende Nederlanders worden begeleid bij het opschroeven van hun bestedingen. Dat houdt de vraag tenminste een beetje op peil.

Diplomaten en verkeersboetes

In een nu al klassiek artikel laten Fisman en Miguel zien dat het aantal uitstaande verkeersboetes van diplomaten bij de VN in New York sterk gecorreleerd is met de mate van corruptie in hun thuisland, als gemeten bij de Corruptions Perceptions Index. Blijkbaar, concluderen de auteurs, is corruptie een cultureel gegeven (hier is een gepopulariseerde weergave van NBER, hier wat The Economist er eens over schreef, en hier een eerdere melding op dit weblog).

In Nederland laaide deze zomer de discussie op over diplomaten die hun verkeersboetes niet betalen. Inmiddels zijn er kamervragen gesteld over wie de boosdoeners zijn. Minister Opstelten antwoordde (vraag 4):

De tien organisaties met diplomatieke onschendbaarheid die het hoogste bedrag aan onbetaalde boetes hadden uitstaan per eind juli 2013 zijn (op volgorde van het openstaande bedrag): Rusland, China, Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Egypte, Indonesië, Marokko, Bosnië-Herzegovina, Ghana en Maleisië.

Uiteraard is deze informatie wat karig voor een verantwoorde analyse, maar ach. De verleiding is te groot. We zoeken de ranking op de Corruptions Perception Index van de betreffende landen er bij. Die blijken respectievelijk 133, 80, 27, 133, 118, 118, 88, 72, 64 en 54, waarbij een hoger getal staat voor meer corrupt.

De Verenigde Arabische Emiraten, met plaats 27, blijkt nogal een uitbijter. Daar is iets vreemds aan de hand. (In de lijst van Fisman en Miguel staat dat land in New York slechts op plaats 130, net achter Nederland.) Gooien we de VAE er uit, dan krijgen we toch een hele aardige correlatie (met dank aan @WouterLeenders, die iets soortgelijks al op Twitter deed)

image

Voor de liefhebber: een R2 van 0.51 en de helling van dat trendlijntje is significant op 5%. Toegegeven, als we de VAE wel meenemen ziet het er allemaal een stuk minder rooskleurig uit (R2 van 0.14, trend niet meer significant). En we houden geen rekening met aantal diplomaten en GDP, wat Fisman en Miguel wel doen. Maar een mens moet toch ergens beginnen. En eigenlijk is het verschil met de 165 landen die niet in de top 10 staan natuurljk veel belangrijker (die hebben een gemiddelde ranking van 88, tegen 96 voor de landen in het plaatje en ook 88 als we VAE wel meenemen).

Hoe dan ook. Het ziet er naar uit dat een meer gedetailleerde analyse er voorlopig niet inzit: er komt geen openbare lijst met boetes. Gemiste kans.

Ze hebben de crisis niet voorspeld

Op diverse plekken woedt weer het (terugkerende) debat over het nut van de econoom. Economen spreken elkaar de hele tijd tegen, opgejut door de pers, en daardoor lijkt het wel of economie geen wetenschap is. Zie ook Paul Tang eerder dit jaar.

In zijn inleiding bij de DWDD-versie van dit verhaal herhaalt Matthijs van Nieuwkerk de aantijging die je wel vaker hoort: economen voorspelden de crisis niet. Het is wellicht de moeite om eens even na te denken wat de presentator ons hier verwijt.

Het voorspellen van de crisis, hadden de economen dat goed gedaan, is het voorkomen van de crisis. Als de gehele beroepsgroep in een vroeg stadium had gezien dat in de financiële sector een onhoudbaar spel gespeeld werd, op basis van alsmaar stijgende huizenprijzen en moeilijk te begrijpen, doorverkochte, risico’s, dan had de toezichthouder ingegrepen voordat de boel uit de hand liep. Dan was het allemaal met een sisser afgelopen. Maar had er dan ook iemand gezegd: “die crisis hebben de economen toch maar mooi aan zien komen”? Nee natuurlijk. Bij gebrek aan een grote crash blijft het volk onwetend.

Omgekeerd betekent dat, dat het best mogelijk is dat economen diverse andere crises wél aan hebben zien komen, waardoor we ervan verschoond zijn gebleven, maar ook kunnen fluiten naar de erkenning.

Tja. Het is wellicht sterker om hier met een goed voorbeeld te komen. Laat ik het eens proberen. Eind jaren ’70 van de vorige eeuw toonden de economen Kydland and Prescott overtuigend aan dat het geen goed idee was om beleidsmakers al te veel keuzevrijheid te geven bij het herhaaldelijk uitvoeren van dezelfde taak, als ze daarbij de burgers voor de gek konden houden. Dat inzicht leidde uiteindelijk tot het systeem van de onafhankelijke centrale bankier, die alleen geacht wordt op de inflatie te letten.

Je kunt stellen dat economen hiermee de grote inflatiecrisis van 2012 voorzien hebben. Ze zagen al aankomen dat Europese politici niet in staat zouden zijn de verleiding te weerstaan, om hun grote schulden met de geldpers op te lossen. Daarin waren ze zo succesvol, dat de grote inflatiecrisis van 2012 nooit heeft plaatsgevonden.

Graag gedaan.

Archief: de turbo en het eigen risico

Even grasduinen in het archief van deze site, naar aanleiding van het nieuws van vandaag:

  • De AFM wil betere bescherming van beleggers als het om zogenaamde Turbo’s gaat. Dat is opmerkelijk, want eerder constateerden we dat de Turbo risicovolle beleggers juist had beschermd tijdens de crash in 2008, door het stop-loss karakter.
  • Het inkomensafhankelijk eigen risico, een plan van het kabinet, ging al gepaard met “een nieuw uitvoeringsapparaat”. Bovendien legde het wel erg veel druk bij de middeninkomens, schreven we in oktober. Die uitvoeringskosten doen het idee nu de das om. Door de bijbehorende belastingverhoging verschuift de druk naar de veelverdieners.

Coase is dood

Met 102 jaar was hij de oudst nog levende Nobelprijswinnaar, en bovendien een van mijn grote helden, maar Ronald Coase is niet meer. Mooi stuk hier. Nog niet eens zo lang geleden schreven we nog over hem.  Vaste lezertjes kennen hem natuurlijk ook van onze onregelmatig verschijnende reeks Coase is overal. meer in onze archieven over hem hier.

Wat vooral briljant aan de man was dat hij uitermate diepe inzichten volledig intuitief en verbaal kan kon weergeven, waarop anderen vervolgens aantoonden dat het allemaal wiskundig nog keurig klopte ook. Denk met name aan het Coase conjecture, dat in essentie zegt dat een producent van duurzame goederen in het meest extreme geval helemaal geen monopoliemacht heeft, omdat slimme consumenten gewoon afwachten tot hij de prijs gaat verlagen, later formeel aangetoond in dit artikel.

Uiteraard is Coase vooral bekend om twee artikelen: the Nature of the Firm (geschreven op zijn 25e!) en met name The Problem of Social Cost: als er vrij onderhandeld kan worden in een frictieloze wereld, zijn externe effecten geen probleem en komt er toch wel een efficiënte uitkomst tot stand, ongeacht de aanvankelijke verdeling van eigendomsrechten. Zie eerder bijvoorbeeld  hier. The Economist had een mooi artikel bij zijn 100e verjaardag.

Ik liep de man ooit tegen het lijf (letterlijk, vrees ik) op een conferentie in 1998, en toen was hij al heel oud.

Waarom gifgas belangrijk is

Het wapengekletter neemt met de dag toe en als de tekenen niet bedriegen, kunnen we binnenkort een internationaal ingrijpen in Syrië verwachten. De aanleiding om nu in te grijpen, na zeker een jaar burgeroorlog, is het vermeende gebruik van gifgas door het Syrische regime.

Het is van een verbluffende logica dat burgers rustig mogen worden opgeblazen of neergeschoten, maar dat het vergassen van diezelfde burgers een “absolute gruweldaad” is die onmiddellijk dient te worden gestraft. Wie beter wil begrijpen waarom Westerse landen er dit soort criteria op nahouden kan terecht bij het boekje Arms and Influence van de econoom Thomas Schelling.

Schelling stelt dat militaire macht vaak niet dient om terrein te veroveren, maar veel meer om het gedrag van de tegenstander te beïnvloeden. Dit geldt zeker voor Syrië: het ligt niet voor de hand dat de VS het land willen bezetten, maar men zal graag het gedrag van het Syrische regime willen beïnvloeden. De manier om dat te doen is door een koppeling te maken tussen dat gedrag enerzijds, en (zoals Schelling het beeldend opschrijft) de mogelijkheid om pijn te doen anderzijds. Dat is het dreigement: doe zoals wij willen, of anders…

Het probleem in oorlogssituaties is dat het overbrengen van dreigementen, en vooral het objectief vaststellen of de voorwaarden geschonden worden, lastig is. Vandaar dat de voorwaarden vaak  kwalitatief van aard zijn. In plaats van “blijf op minstens 35 kilometer van de stad” is “steek de rivier niet over” een betere voorwaarde. Kwantitatieve voorwaarden kunnen stukje bij beetje geschonden worden, door middel van salamitactiek. Een goede voorwaarde is voor iedereen duidelijk, en het is ook voor iedereen duidelijk wanneer hij geschonden wordt.

Vandaar het gas, een kwalitatief ander middel dan kogels en bommen. Het dreigement van Obama was duidelijk, chemische wapens vormen een rode lijn. Daarmee hoopte hij het gedrag van het Syrische regime te beïnvloeden. Het lijkt erop dat dat niet gelukt is. Wat rest is het uitvoeren van het dreigement.

Op welke bekende econoom lijkt u het meest?

Thijs was in de rechterkolom al eens lyrisch over het economenpanel van MeJudice, dat Nederlandse economen naar hun mening vraagt over actuele vraagstukken, en gemodelleerd is op het IGM forum in de VS.

Deze website doet nog iets leuks: in plaats van de meningen bij de econoom te zoeken, zoekt het de econoom bij de meningen. Geef aan in welke mate u het eens bent met een aantal stellingen en de website rekent op basis van de IGM-data uit met welke econoom uw mening het meest overeenkomt, op een manier die verdraaid veel wegheeft van een veredelde stemwijzer. Een flink aantal stellingen vereist stevige kennis van Amerikaans beleid en instituties, maar die mag u gewoon overslaan: met 20 antwoorden is er al een betrouwbare match te maken.

Het MeJudice panel heeft nog net iets te weinig stellingen om een soortgelijke zoek-je-favoriete-econoom voor Nederland te bouwen. Maar waarchijnlijk dat is een kwestie van tijd.

Jane Austen, speltheoretica

Nog maar net bekomen van de affaire Jane Austen, bankbiljet, is er nu een boek met bovenstaande titel. De schrijver Michael Chwe legt in dit filmpje alvast uit wat de bedoeling is. Inderdaad is dat niets anders dan het, met terugwerkende kracht, claimen van de populaire schrijfster als een vroege voorloper van de micro-econoom. Romantische fictie ho maar; tweehonderd jaar geleden doorzag Jane Austen de interacties tussen verschillende partijen op een manier die ons nog steeds veel kan leren over strategie.

Chwe ontleedt hoe karakters in de boeken van Austen proberen elkaar een loer te draaien, dan wel te overtuigen van hun oprechtheid, op een manier die rekening houdt met de mogelijke reacties van anderen. Dat is zeker niet uniek voor Jane Austen, in vrijwel elk blijspel wordt geredeneerd vanuit de tegenpartij (je zou vast een goede Frasier Crane, speltheoreticus, kunnen schrijven). Maar Austen schreef in een tijd waarin de Wealth of Nations nog maar net van de pers was, en bovendien gaat ze vrij uitgebreid in op de theorie van het beïnvloeden. En dus kun je een payoff matrix uittekenen met de opties van Mr. Darcy uitgedrukt in cijfers, en daar een logische strategie uit afleiden.

Het is niet lang wachten op de eerste persoon die hier een perversie in ziet. Kunnen die idiote economen en hun oneindige expansiedrift de literatuur niet eens met rust laten? Moet werkelijk alles uitgelegd in termen van winst en verlies? Maar dat is een beetje flauw. De strategische bespreking van het werk van Jane Austen doet de andere opvattingen niet ineens verdwijnen. Wie gewoon rustig wil zwijmelen gaat zijn gang maar.

Wat opvalt is dat het juist voor economen heilzaam kan zijn om eens door de bril van van de schrijfster te kijken. Anders dan in de standaardopvatting gaat Austen er niet vanuit dat iedereen even rationeel of optimaal te werk gaat. Chwe maakt een interessante studie van cluelessness, of onnozelheid, in haar boeken. Het komt erop neer dat hoger geplaatste, bevoordeelde, personen daar vaker aan lijden, en dus ook vaker om de tuin geleid worden. Dat is dan weer te verklaren door een aardige verzameling psychische en sociologische overwegingen, of enigszins teleurstellend, door het feit dat die bevoordeelde personen vaak mannen zijn. Chwe gebruikt  naast Austen ook andere voorbeelden van onnozelheid van hoger geplaatsten, zoals tijdens de Amerikaanse strijd om burgerrechten en in de strategie gevolgd tijdens de Vietnam-oorlog.

Voor een econoom op vakantie is het allemaal goed te pruimen, hoewel het universum van Jane Austen wel wat statisch aandoet. Vrijwel iedereen teert op zijn vermogen, of probeert dat van een ander te veroveren. “Ga eens werken” denk je soms onwillekeurig, in plaats van de hele dag te konkelen. Maar wellicht is dat de aard van de mens. Net toen ik genoeg begon te krijgen van de wereld van Jane Austen begon het Duitse meisje in de strandstoel naast me te klagen dat haar vriend niet reageerde op haar WhatsApps, terwijl hij aantoonbaar wel on line was geweest; moest ze hem er nu nog een sturen of beter nog een uur wachten? Ik tekende in het zand maar vast een payoff matrix.