Eerder deze maand werd het gegarandeerde bedrag op Nederlandse rekeningen verhoogd van €20.000 naar €100.000 in een poging het vertrouwen van de clientèle op peil te houden. Immers, als die al haar spaargeld plots opvraagt helpt zij de bank om zeep (zie eerder). Zoals bij alle op vertrouwen en verwachtingen gebaseerde systemen, geldt hier een vreemde logica: hoe hoger het garantiebedrag, hoe kleiner de kans dat het ooit uitgekeerd moet worden. Want stel bijvoorbeeld dat Bos het gegarandeerde bedrag verlaagt naar €1.000, reken dan maar dat iedereen zijn spaargeld boven dat bedrag opneemt. En dus vallen de banken om, die niet op korte termijn aan liquide middelen kunnen komen. En dus moet er uitgekeerd worden en zo leidt de verlaging tot hogere kosten.
Dus wat te denken van de oproep dit weekend van topeconoom* Willem Buiter (eerder) om het garantiebedrag te verlagen? Volgens Buiter geven kleine landen met grote banken veel te hoge garanties af. Met IJsland in het achterhoofd lijkt dat een plausibel verhaal, maar feit is dat een verlaging nou juist een destabiliserend effect heeft, zie hierboven.
Om het risico te beperken is het misschien beter om de omvang van één enkele bank ten opzichte van het garantiestelsel te beperken. Zo kan het hoge bedrag in stand blijven maar neemt het risico voor de staat af. Daar zijn twee manieren voor: kleinere banken of een groter stelsel. Beide zijn denkbaar: de overheid heeft inmiddels bij veel banken een belangrijke vinger in de pap en kan beginnen met het opsplitsen van hele grote banken. Of het garantiestelsel kan op Europees, in plaats van nationaal, niveau worden uitgevoerd. Dat betekent wel dat er ook Europese supervisie moet komen, maar misschien is dit een goed moment om daar eens over te beginnen.
(*) […] beter dan alle Willem Middelkopen, Sweder van Wijnbergens en huisexperts van TROS, EO en SBS samen