Nobelprognose 2021

Nu de Nobelprijzen voor natuur-, schei-, geneeskunde, literatuur en vrede zijn toegekend, valt maandagochtend om 11:45 de prijs waar het echt om gaat: die voor economie.

Al sinds 2006 doen wij in deze kolommen onze traditionele Nobelprognose. In dat jaar gaven we een longlist met 18 namen (Alchian, Baghwati, Demsetz, Diamond, Dixit, Fama, French, Hart, Holmstrom, Jorgenson, Maskin, Milgrom, Myerson, Krugman, Thaler, Tullock, Williamson, Wilson), voorzien van de profetische woorden “Zo, daar kan het comité voorlopig mee vooruit”.

Dat liet het comité zich geen twee keer zeggen. Met de toekenning aan Milgrom en Wilson vorig jaar hebben inmiddels 11 van deze 18 de prijs gekregen. Economen kunnen dus wel degelijk voorspellen. Nou ja, dan op zijn minst wat andere economen gaan doen. Maar toch.

Van de zeven op het oorspronkelijke lijstje zonder prijs zijn er inmiddels drie overleden (Alchian, Demsetz, Tullock). Blijven over Baghwati, Dixit, French en Jorgenson. French krijgt hem niet nu Fama hem al heeft. Volgens ingewijden (bedankt Bart!) is Jorgenson kansloos omdat gedoodverfd co-winnaar Griliches al is overleden. Blijven alleen Baghwati en Dixit nog over. Maar goed, de voorspelling dat er een trade prijs naar Baghwati, Dixit en Helpman gaat is al net zo oud als onze voorspellingen zelf. Dat zal hem dus wel weer niet worden.

Wie krijgt hem dan wel? De naam van Daron Acemoglu gonst rond, een bizar productieve en invloedrijke macro-econoom. Waarschijnlijk ook de enige econoom met een eigen meme-pagina op internet (al bestaan er bij mijn weten nog geen cruises voor tegenstanders van de man, een eer die Paul Krugman inmiddels wel ten deel is gevallen). We noemden hem vorig jaar ook, maar aangezien er in 2018 nog een prijs naar groei ging lijkt het voor hem nog wat vroeg. Bovendien is de man nog maar 54, dus hij heeft nog even. Een andere naam voor de toekomst is Susan Athey, maar die doet vooral veilingen en daar ging de prijs vorig jaar nog heen.

De econometristen staan al een tijd met lege handen, dus misschien wordt het weer eens tijd voor een prijs in die hoek. We memoreerden vorig jaar al dat Arellano en Bond verantwoordelijk zijn voor het meest geciteerde artikel tussen 1991 en 2015. In de meer toegepaste hoek lijkt Joshua Angrist zeker niet kansloos. David Card wordt ook wel eens getipt. Alan Krueger zou daar mooi bij passen, maar overleed in 2019. Als we er dan gewoon een labour prijs kan Claudia Goldin ook meedelen.

De prijs gaat dit jaar dus naar Angrist, Card and Goldin voor hun empirische analyses van de arbeidsmarkt.

Alvast van harte!

De achtergebleven regio

In dit bericht van bijna dertien jaar geleden zijn alle hyperlinks naar Nederlandse bronnen inmiddels bezweken aan de vooruitgang. Gelukkig is het thema onverminderd actueel. Ik moest denken aan dit oude verhaal dankzij de Free Lunch column* vanmiddag in de Financial Times.

Even snel resumeren. De kwestie was een destijds dreigend massa-ontslag bij NedCar in Limburg, en de vraag of de regering daar iets aan moest (of kon) doen. Het stuk in de FT laat zien wat anno 2019 de state of the art is rondom de problematiek van de achtergebleven regio. Volgens het stuk zijn er grofweg twee oorzaken aan te wijzen waarom arme regio’s tegenwoordig steeds verder achterop raken bij rijke regio’s:

  • Technologische vooruitgang maakt de industrie te productief, in de zin dat er maar weinig mensen nodig zijn om de gevraagde hoeveelheid te produceren. De rest van de vraag wordt vervuld door de dienstensector, en die floreert met name in de grote stad. De regio die voorheen dreef op industrie blijft achter. Zie ook de Tinbergenlezing van vorig jaar.
  • Instituties (inclusief “sociale contracten”) geven een kleiner gedeelte van de economische opbrengst aan de factor arbeid. Denk aan de teloorgang van vakbonden, de grotere tolerantie voor ongelijkheid. Dat benadeelt de regio die het vooral moet hebben van z’n loopvermogen.

Wie deze factoren aanwijst als de oorzaak van het achterblijven van regio’s maakt het de beleidsmaker moeilijk, want het aanpakken bij de bron is vrijwel niet te doen. Ik betoogde in 2006 dat het direct ingrijpen in de markt geen goed idee was, maar het helpen van de ontslagen werknemers wel. Inmiddels zijn er drie soorten beleid dat kan worden gebruikt in dit soort gevallen.

  • Geld sturen. Liefst gekoppeld aan wat juiste prikkels. De FT verwijst naar deze studie over Europese subsidies, die aantoont dat ze leiden tot hogere groei (mits uitgedeeld aan kleine bedrijven).
  • Aansluiting veroorzaken, het zij met een weg of een spoorlijn, het zij “psychologische aansluiting” bij de economische kern. Hoewel het oude spreekwoord “elke ingang is ook een uitgang” niet moet worden vergeten.
  • De regio ontwikkelen om zelf een groeipool te worden met iets heel nieuws.

Succes! Hoewel de problematiek volgens het stuk al “sinds de jaren ’80” speelt is het palet mogelijkheden nog niet erg veel veranderd. Zie bijvoorbeeld dit stokoude stuk over mogelijkheid 2. Uiteindelijk komt het voor de achtergebleven regio vaak neer op optie 1, als ze tenminste in de juiste transferunie zitten.

Gelukkig werkt dat soms gewoon. De productiestatistieken lijken in ieder geval aan te geven dat NedCar weer net zoveel produceert als voor de ellende in 2006.

* Deze link verwijst naar een artikel achter de betaalmuur van de FT.

U kunt vandaag helaas niet werken

Vrolijke verjaardag van de Boeddha! Ik moet toegeven dat ik in het verleden de achtste dag van de vierde maand van de Chinese maankalender wel eens vergeten ben, maar toen ik er gisteren een vrije dag voor kreeg stond het mij ineens weer helder voor de geest. En het was nog maar zo kort na de dag van de arbeid, ook al een vrije dag.

Het jaar telt 17 publieke feestdagen in Hongkong, aanmerkelijk meer dan de 9 die Nederland er viert. Wat niet wil zeggen dat er hier minder gewerkt wordt; waar Nederland qua gewerkte uren doorgaans onderaan bungelt, duurt de werkweek in deze stad het langst. Het verschil zit ‘m dus in het individueel of collectief vrij zijn.

Het kiezen tussen een verplichte vrije dag en een vrije dag die je zelf mag plannen, blijkt nog niet zo simpel. Volgens mijn economische intuïtie is meer keuzevrijheid altijd goed, en zijn verplichte vrije dagen daarmee suboptimaal. Maar ideeën over een extra verplichte vrije dag op 5 mei zijn populair in Nederland, en in het VK hoopt Labour de verkiezingen te winnen met maar liefst vier extra vrije dagen.

Wellicht denken mensen dat de extra vrije dagen gratis zijn, in de zin dat er voor hetzelfde geld minder gewerkt hoeft te worden. Mijn ervaring is eerder dat het werk zich niets aantrekt van de vrije dag, en er op andere dagen gewoon een extra hoeveelheid taken wacht. Hoewel dat niet voor iedereen zo zal zijn (of loopt de lopende band na een feestdag harder?), denk ik dat het voor de meeste mensen wel zo werkt. Bovendien ligt het macro-economisch moeilijk om minder te produceren maar wel evenveel te verdienen.

Het meest in het oog springende nadeel van collectief vrij zijn, is dat het bovengemiddeld druk wordt bij gelegenheden waar mensen op een vrije dag naartoe gaan. Gisteren was het druk op stranden, veerboten en in winkelstraten. Bij een zelfgekozen vrije dag is het waarschijnlijker dat de drukte zich spreidt. Voor bazen geldt dat de tent dicht moet, iets dat minder waarschijnlijk is als personeel zelf vrije dagen kiest. En daar bovenop komt nog het probleem dat sommige wekelijkse diensten opeens een week overslaan.

Maar er zijn ook voordelen aan het collectief vrij zijn. Het is een oplossing voor het coördinatieprobleem dat optreedt als vrije dagen niet centraal geregeld worden: hoe spreek je af met vrienden en bekenden? Duitse economen rekenden uit dat het keeping in touch effect minstens een stuk of 17 verplichte feestdagen waard is. En door gecoördineerde vrije dagen is het ook waarschijnlijker dat iedereen er wél is op de rest van de dagen, wat samenwerken makkelijker maakt. Een derde reden is het feit dat een publieke vrije dag geen schuldgevoel, of slecht signaal, opwekt bij degene die niet op de zaak is. En het overkomt mij nog wel eens dat ik verrast wordt door de verplichte vrije dag, wat het op de een of andere manier ook leuker maakt.

Het optimale aantal publieke vrije dagen is waarschijnlijk meer dan in de VS (ook 9) en minder dan Sri Lanka (25). Ligt 17 dicht bij het optimum? Vraag het mij na het Tuen Ng Festival en Establishment Day.

[Kruispost vanaf ESB. Eerder op deze site]

Piek arbeidsmarkt, update

Het is al weer bijna een jaar geleden dat ik hier een berichtje schreef over de omvang van de Nederlandse arbeidsmarkt. Met de uitstroom van de babyboomers is het aantal 15-64 jarigen aan het afnemen, en ik vroeg me af of we de maximale omvang van de Nederlandse arbeidsmarkt inmiddels al gezien hadden. We zijn, qua data, een jaar verder en er is inmiddels het een en ander gebeurd. Ten eerste: dat aantal 15-64 jarigen, dat zo netjes aan het dalen was, doet inmiddels dit (CBS):

Hier zien we duidelijk hoe lastig het is om demografische voorspellingen te doen. Voor zover ik kan nagaan is de toename van dit cohort de laatste twee kwartalen onverwacht. Dat moet haast wel een gevolg zijn van schommelingen in de migratie. Dan de beroepsbevolking. De grafiek hieronder geeft de potentiële beroepsbevolking en de werkzame beroepsbevolking (en die laatste is uiteraard lager; CBS).

En daar heb je het gedonder. De omvang van de potentiële beroepsbevolking is vorig kwartaal op een nieuw record uitgekomen, waarmee Q3-2009 toch niet het maximum was. Daarmee zijn de berichten over het krimpen van de Nederlandse arbeidsmarkt vooralsnog overdreven. Voor de werkzame beroepsbevolking zitten we nog wel onder de piek, en blijft het derde kwartaal van 2008 de periode waarin de meeste Nederlanders aan het werk waren. Het laadt zich raden wat er ondertussen met het verschil tussen de reeksen is gebeurd.

Hebben we nu al wel of niet een maximum in het aantal werkzame Nederlanders achter ons? Dat hangt af van het verdere verloop van de economische crisis waarin we verzeild zijn geraakt. Er zijn voldoende mensen die willen werken, hun aantal staat op recordhoogte. Als de economie opleeft voordat de potentiële beroepsbevolking inzakt kunnen we nog makkelijk over Q3-2008 heen.

Piek beroepsbevolking?

Met de pensionering van de babyboomers is de grote uitstroom van de Nederlandse arbeidsmarkt begonnen. Ergens in deze jaren moet het moment daar zijn dat het aantal mensen op de Nederlandse arbeidsmarkt niet meer stijgt maar daalt. Het CBS schrijft daarover [pdf]:

Die grafiek ziet er trouwens nogal dramatisch uit,

hoewel de herziening (van stippellijn naar doorgetrokken lijn) ook nogal fors is. Hoe dan ook, we zouden eens moeten kijken naar de omvang van de beroepsbevolking in de data om te zien of de piek al in zicht is.

Lees verder “Piek beroepsbevolking?”

Vervangen door een robot

Toen ik gisteren het boek The Race against the Machine bestelde, kwam er geen boekenverkoper aan te pas. Binnen een paar seconden stond het op mijn scherm. Geweldig voor mij, vervelend voor de boekenverkoper hier beneden in de winkel. Technologie maakt hem langzaam overbodig.

Binnen een paar uur had ik het boek uit, ook dat nog. Het is een soort snelschrift waarin de schrijvers geen tijd verdoen en binnen een paar zinnen tot de kern komen. Namelijk: het gaat nu wel heel hard met de technologische vooruitgang en grote groepen arbeiders dreigen overbodig te worden. Dat was natuurlijk altijd al zo, maar het terrein van de vooruitgang is verlegd. Niet langer wordt de productiemedewerker de deur gewezen, nu is het de boekhouder en de rest van de administratie. Binnenkort: chauffeurs, vertalers en anderen met een voorheen onaantastbare positie.

In principe is dit goed nieuws. Weinig mensen verlangen terug naar de tijd waarin er nog mijnwerkers en oppermannen in Nederland aan het werk waren. Nu machines dat werk doen kunnen de arbeiders iets anders (leukers?) doen en gaat de productie omhoog.

Maar wat moet de mijnwerker dan doen? Dat is de pest met vooruitgang: er is altijd structurele aanpassing nodig en niet iedereen heeft meteen de noodzakelijke skills in huis. Zoals altijd leidt de vooruitgang initieel tot meer ongelijkheid. Er zijn groepen die profiteren van de technologie en groepen die ermee concurreren. Het lijstje aanbevelingen is dan ook vertrouwd: meer en betere scholing; meer ondernemerschap; meer flexibiliteit. Een beetje van die mislukte Lissabon strategie, en wat van die structurele hervormingen waar de mensen zo’n hekel aan hebben. Het is het levertraan van de economen dat opnieuw op tafel komt.

Een aantekening: de schrijvers focusen in dit korte boek erg op één trend en laten de rest liggen. Dat is misschien wel jammer, want er is een andere trend die (bij ons in ieder geval) een groot deel van het probleem opheft: door de vergrijzing neemt het aanbod van arbeid ten opzichte van de vraag de komende jaren flink af. We zullen blij zijn dat een gedeelte van het werk geautomatiseerd kan worden. [NYT artikel, pagina van de schrijver.]

KPN en de maximale winst

Dus, door een terugval in de vraag loopt de omzet van KPN omlaag en daarmee de winst. Om de winst te herstellen wordt in de kosten gesneden en gaat het bedrijf het met 5.000 werknemers minder doen. Logisch toch?

Nou nee. De 5.000 werknemers zijn niet meer nodig vanwege automatisering en omdat hun werk wordt uitbesteed aan India. KPN heeft dus een manier gevonden om hetzelfde product te leveren voor minder geld. Als de leiding van het bedrijf probeert de winst zo hoog mogelijk te maken (en dat is hun werk) dan zou deze besparing altijd doorgevoerd moeten worden, en niet alleen als het slecht gaat.

Er zijn twee mogelijkheden. De eerste is dat de leiding helemaal niet bezig is de winst zo hoog mogelijk te maken. Mensen ontslaan is vervelend en pas als het echt niet anders kan grijpt men naar de botte bijl. De tweede mogelijkheid is dat de besparingsplannen van KPN niet zo simpel zijn als nu wordt voorgesteld. Misschien is het onduidelijk of de computers en de Indiërs wel een vergelijkbaar product kunnen leveren. Twijfels hielden het plan tot nu toe tegen.

Of het is toeval dat de ontslagen en de teruglopende omzet samenvallen. Maar zo wordt het verhaal niet gebracht.

De Balkenendenorm

Wat krijgt een leidinggevende in de publieke sector in ruil voor zijn of haar inspanningen? Strikt genomen kun je die vraag beantwoorden met een blik op de salarisstrook, maar ik zou willen stellen dat we dan twee belangrijke elementen over het hoofd zien. Ten eerste zijn sommige baantjes nu eenmaal leuker dan andere. Hoewel je soms hoort dat minister zijn zwaar en ondankbaar werk is, moet er ook een zekere mate van plezier gepaard gaan met de continue media-aandacht, in de houding springende bedienden en andere emolumenten. Ten tweede is het huidige salaris niet altijd de enige vorm van compensatie voor een baan. Het is goed mogelijk dat een ministerschap op het cv het salaris bij de vólgende baan flink verhoogt. Denk Wim Kok als commissaris van ING, Wouter Bos als consultant.

Deze overwegingen zijn van belang omdat het (kale) salaris van publieke leidinggevenden steeds vaker wordt gehanteerd als maximum voor alle baantjes die onder de leidinggevende ressorteren, met het argument dat die baantjes onmogelijk zwaarder kunnen zijn dan die van de eindverantwoordelijke. Niet alleen miskent die redenatie de praktijk van vraag en aanbod van verschillende types arbeid, maar dit soort Balkenendenormen schat het inkomen van de bestuurder ook nog eens te laag in.

Kokosnoten

In elk micro tekstboek staat ie wel: de backward bending supply curve of labour. Het idee: als lonen stijgen kan het inkomenseffect zo groot zijn dat door dat hogere inkomen mensen besluiten meer vrije tijd te nemen. Hoge lonen leiden dan tot een lager arbeidsaanbod en dat is vreemd.

Prachtig verhaal op de Amerikaanse Publieke Radio. [via] Op het eiland Kiribati, ergens in de Pacific, doet men in essentie twee dingen: vissen en kokosnoten plukken. Om overbevissing en de daarmee gepaard gaande vernietiging van het koraalrif te voorkomen, werd besloten het plukken van kokosnoten te subsidiëren. Als mensen meer kokosnoten gaan plukken gaat men minder vissen en dat is goed voor het koraalrif, zo was het idee. Slim bedacht.

Helaas. De overbevissing werd alleen maar erger. Wat was er aan de hand? Inderdaad, de terugbuigende arbeidsaanbodcurve. Vanwege het hogere loon werden er minder kokosnoten verzameld en koos de bevolking voor meer vrije tijd. En wat ging men doen in die vrije tijd? Vissen.

De beleidsimplicaties zijn even pijnlijk als voor de hand liggend. Een kokosnotenbelasting zal ervoor zorgen dat die arme Kiribatianen(!?) zo hard moeten werken dat ze amper nog aan vissen zullen toekomen.

Mannencrisis

In de VS is opgemerkt dat de crisis mannen veel harder lijkt te treffen dan vrouwen. Onder mannen is de werkloosheid nu 10.5%, onder vrouwen slechts 8%. Dat verschil is nog nooit zo groot geweest.

mannen 

En in Nederland? Verdraaid, de meest recente cijfers van het CBS laten hetzelfde  beeld zien, vooral als we kijken naar absolute aantallen. En dat terwijl de crisis hier nog maar net begonnen is. Ten opzichte van het laagste punt, ergens in het derde kwartaal van 2008, is de absolute werkloosheid onder mannen gestegen met 34%, tegen slechts 14% voor de vrouwen.