Nogmaals: Polen

Soms betalen verschillende consumenten verschillende prijzen voor hetzelfde produkt. Prijsdiscriminatie noemen economen dat. Neem de NS-Voordeelurenkaart. Heb je zo’n kaart, dan betaal je na 9 uur 40% minder voor je treinreis dan iemand zonder zo’n kaart. Ook betalen senioren minder voor hun strippenkaart dan niet-senioren. Een ander voorbeeld zijn de prijzen voor wetenschappelijke tijdschriften. De prijs die een bibliotheek betaalt voor een abonnement op zo’n tijdschrift is een veelvoud van de prijs die een individu betaalt.

Maar stel nu dat een producent niet meer mag prijsdiscrimineren. Hij moet in het vervolg een prijs zetten die voor alle consumenten geldt. Zo’n producent zal dan een prijs kiezen die ergens tussen zijn oude prijsdiscriminerende prijzen ligt. Stel bijvoorbeeld dat de NS na 9 uur geen 40% korting meer mag geven aan houders van een voordeelurenkaart. Het ligt niet voor de hand dat iedereen dan de volle 100% van de (oude) prijs moet gaan betalen. Waarschijnlijk zal de NS er voor kiezen om iedereen pakweg 80% van de oorspronkelijke prijs in rekening te brengen. Zij die vroeger zonder korting reisden gaan er dus op vooruit. Zij die met korting reisden gaan er op achteruit.

De FNV voert op dit moment actie tegen Polen op de arbeidsmarkt. Polen zijn welkom, zo betoogt de bond, maar alleen als ze hetzelfde salaris krijgen als Nederlandse werknemers. Op dit moment is dat niet het geval: Polen krijgen vaak minder betaald. Dat is ook een vorm van prijsdiscriminatie, maar nu aan de inputkant in plaats van de outputkant. Loondiscriminatie dus eigenlijk.

En daar schuilt meteen het risico voor vakbondsleden met een baan. Want wat zal er gebeuren als de FNV haar zin krijgt? Hetzelfde als in het voorbeeld van de voordeelurenkaart. Loondiscriminatie mag niet meer. Werkgevers zullen dan een loon zetten dat ergens tussen de oude loondiscriminerende lonen ligt. Vergeleken met een situatie met loondiscriminatie zullen Polen meer betaald krijgen, maar Nederlanders minder.

Voetbal is ook zo duur geworden

Stel, u verkoopt uw huis. U heeft geluk. Twee gegadigden zijn bereid de vraagprijs te betalen. U besluit uw huis te verkopen aan de hoogste bieder. De ene liefhebber biedt 2 ton. De ander biedt maar liefst 2,5 ton. Duidelijke zaak. Maar net als alles in kannen en kruiken is, krijgt u een telefoontje van de hoogste bieder. De prijs van uw huis is wel erg hoog geworden, laat hij weten. Daarom lijkt het hem redelijk als ook die hoognodige renovatie bij de koop is inbegrepen. Anders kan het immers niet uit. U reageert furieus. Hoezo, de prijs van het huis is wel erg hoog geworden!? Dat is nota bene de prijs die hij zelf geboden heeft! Niemand zal zo’n redering accepteren.

Toch is dat precies de redenering die vorige week door John de Mol werd opgehangen. Talpa wil dat de voetbalrechten per competitie gebundeld worden. Immers, “anders zijn de investeringen van tientallen miljoenen euro’s niet meer terug te verdienen”. Precies: de voetbalrechten zijn zo duur geworden, dat het niet meer uit kan. Dat die prijs precies het bedrag is dat Talpa zelf op een veiling heeft geboden, dat vergeet de zender voor het gemak even.

Splitsing

Wie tegenwoordig nietsvermoedend een reclameblokje meepikt, loopt zo maar de kans geconfronteerd te worden met een TV-spot waarin hel en verdoemenis wordt voorspeld als de energiebedrijven worden gesplitst. De website www.splitsingnee.nl geeft meer informatie. De campagne ageert tegen het voornemen van het kabinet om de verkoop en de distributie van elektriciteit onder te brengen in afzonderlijke bedrijven. Splitsing dus. Toegegeven, of splitsing verstandig is, is een lastige vraag. Er zijn genoeg weldenkende economen die vinden dat het geen goed idee zou zijn. Maar als je de opruiende en ronduit volksverlakkende teksten op www.splitsingnee.nl leest, dan zou je spontaan voorstander van splitsing worden.

Het belangrijkste argument? Op dit moment zijn de energiebedrijven in handen van vriendelijke landgenoten die absoluut het beste met u voor hebben. Maar als de splitsing doorgaat, zullen al die bedrijven in handen vallen van Boosaardige Buitenlanders. En “je moet er toch niet aan denken dat onze energievoorziening straks wordt aangestuurd vanuit Brussel, Parijs of Berlijn!”. En “als die buitenlanders [sic] te weinig investeren in centrales, kan er (af en toe) nog een tekort aan elektriciteit ontstaan ook”. Ze schrijven het echt. En “als grote buitenlandse ondernemingen energie leveren, hebben we zelf niks meer te zeggen over de prijs. Die wordt voortaan in Düsseldorf, Parijs of Londen bepaald. ” En dat terwijl we nu als Nederlands volk gewoon samen die energieprijs bepalen. Gelooft u het zelf? En dit is ook een hele fijne: “Wie wel eens in Frankrijk heeft gekampeerd, weet uit ondervinding dat daar de kans op stroomuitval groter is dan bij ons.” En bovendien: “Het is slecht voor de werkgelegenheid. Duizenden banen gaan verloren.” Dat is grappig, want er wordt ook beweerd dat de energiebedrijven “buitengewoon efficiënt werken”. Toch merkwaardig, dat splitsing dan tot banenverlies leidt. Blijkbaar kan het dus toch efficiënter.

Een belangrijk argument voor splitsing is dat een energiebedrijf nu haar eigendom van het distributienetwerk kan misbruiken om het concurrenten op de consumentenmarkt lastiger te maken. Concurrenten hebben immers toegang tot het distributienetwerk nodig hebben om ook elektriciteit te kunnen verkopen. De netwerkeigenaar kan bijvoorbeeld een kunstmatig hoge prijs zetten voor toegang tot het netwerk, of aansluitingen van de concurrent net even iets trager tot stand brengen. Elke verstandige onderneming zou dat proberen, al is het niet netjes. KPN deed het regelmatig op de telefoniemarkt. Maar de energiebedrijven, moderne Robin Hoods als ze zijn, zullen dat natuurlijk nooit doen. Dat zijn “verdachtmakingen” van “valse streken” waar de minister “nimmer ook maar enig bewijs voor [heeft] weten aan te dragen”. Waar die minister het lef vandaan haalt om te beweren dat die geprivatiseerde energiebedrijven straks hun winst gaan maximaliseren, je begrijpt het niet.

Anoniem solliciteren

De gemeente Nijmegen, zo werd afgelopen woensdag bekend, wil sollicitanten anoniem laten solliciteren om discriminatie van allochtonen te voorkomen. Een sympathiek plan. Maar werkt het ook?

Economen onderzoeken alles, en dus ook het effect van namen op de kans om opgeroepen te worden voor een sollicitatiegesprek. Bertrand en Mullainathan reageerden op een groot aantal personeelsadvertenties in Boston en Chicago. Ze verstuurden fictieve sollicitatiebrieven met fictieve CV’s. Voor de ene helft van hun ‘sollicitaties’ gebruikten ze een naam die vooral onder blanken voorkomt, voor de andere helft een naam die vooral onder zwarte Amerikanen populair is. Wat bleek? De blanke sollicitanten mochten zo’n 50% vaker op gesprek komen dan de zwarte sollicitanten. Dat lijkt te pleiten voor het Nijmeegs initiatief.

Maar goed, het opgeroepen worden voor een sollicitatiegesprek is slechts een eerste stap op weg naar een baan. Of op weg naar een succesvolle carriere. Wanneer zo’n anonieme sollicitant eenmaal op gesprek toch een allochtoon blijkt te zijn, dan zal een beetje discriminerende personeelschef immers alsnog iemand anders uitkiezen, zo zou je kunnen redeneren. Als het hebben van een minderhedennaam echt je kansen op de arbeidsmarkt verkleint, dan zouden mensen met zo’n naam uiteindelijk minder verdienen. En ook dat is onderzocht. Fryer en Levitt vinden dat, opnieuw in de VS, een zwarte met een zwarte naam gemiddeld hetzelfde verdient als een zwarte met een blanke naam. Namen hebben blijkbaar dus geen invloed op de arbeidsmarktpositie.

Conclusie. Als de situatie in Nederland vergelijkbaar is met die in de VS, dan zal anoniem solliciteren er inderdaad toe leiden dat meer allochtonen worden opgeroepen voor een sollicitatiegesprek. Maar of allochtonen daarmee ook een betere positie op de arbeidsmarkt krijgen, valt nog te bezien.

Topmannen krijgen opties

Bestuurders van Nederlandse ondernemingen verdienden vorig jaar 34 miljoen euro met het verzilveren van hun opties. Dat is bijna drie keer zo veel als een jaar eerder, zo meldt de Volkskrant afgelopen zaterdag. “Opties in het eigen bedrijf zijn helemaal terug als beloning voor topmannen”, concludeert de krant dan ook. En ook het ANP weet dat opties “weer vaker deel uit van het beloningspakket van bestuurders.”

Niet dus. Tenminste, uit de cijfers van de Volkskrant zijn die conclusies niet te trekken. De krant constateerde slechts dat topmannen vorig jaar 34 miljoen euro verdienden aan het verzilveren van opties, tegen ruim 13 miljoen euro in 2004. Maar dat gaat over de opties die topmannen verzilveren, niet over de opties die ze uitgekeerd krijgen.

Een optie is het recht om een aandeel tegen een bepaalde koers te kopen. Stel, een topman heeft een optie om een aandeel tegen 100 euro aan te kopen. Is de koers van het aandeel 110 euro, dan is zo’n optie dus 10 euro waard. Maar is de koers 130 euro, dan is zo’n optie al 30 euro waard. De waardeschommelingen van een optie zijn dus veel sterker dan de koersschommelingen van het aandeel. Nu zijn de koersen op de Amsterdamse beurs in 2005 ruim 25% gestegen. In 2004 bedroeg de stijging een schamele 3%. De waarde van een bepaald optiepakket in 2005 kan dus makkelijk een veelvoud zijn van de waarde in 2004.

Wat leren we dus van de verdrievoudiging van de waarde van verzilverde opties in 2005? Eigenlijk helemaal niets. En al helemaal niet dat opties weer vaker deel zouden uitmaken van het beloningspakket van bestuurders.

Economie en voetbalkaartjes

Deze zomer vindt het WK voetbal plaats. In totaal zijn er 812,000 toegangskaarten beschikbaar. De organisatie beweert dat ze, bij de geldende prijzen, zeker 9 miljoen kaarten had kunnen verkopen. Economen vinden dat vreemd. Als de vraag zoveel hoger is dan het aanbod, waarom gaat de prijs dan niet gewoon omhoog? Als de organisatie wat slimmer was geweest, dan had ze die kaartjes gewoon bij opbod verkocht. De totale opbrengst was dan een stuk hoger, en de kaartjes waren terecht gekomen bij degene die bereid zijn er het meest voor te betalen, in plaats van bij degene met het meeste geluk. Maar goed. De organisatie zal ongetwijfeld goede redenen hebben gehad om het op deze manier aan te pakken.

Er zijn echter nog meer economische inefficienties bij de verdeling van de kaarten. Neem bijvoorbeeld de kaartjes voor een kwartfinale. Als Oranjefan wilt u natuurlijk graag de kwartfinale bijwonen waar Nederland in speelt. Alle andere kwartfinales interesseren u een stuk minder. En dat is een probleem: op het moment dat de kaartjes moeten worden aangeschaft, is immers nog niet bekend in welke kwartfinale het Nederlands Elftal speelt. Als ze die kwartfinale al halen.

In de VS hebben ze daar iets op gevonden: de Fan Forwards. Een futures markt waarop je kan handelen in kaartjes voor bijvoorbeeld de Superbowl. Maar met een interessante twist. Een voorbeeld. De “Fan Forward Chicago Bears in SuperBowl XL” doet momenteel $425. Voor die $425 koop je het recht om Superbowl XL bij te wonen – maar alleen als de Chicago Bears die wedstrijd halen. Is dat niet het geval, dan heb je helemaal niets. Eigenlijk koop je dus een optie op de gebeurtenis dat de Chicago Bears de Superbowl halen. De prijs van een Fan Forward is afhankelijk van twee factoren: de kans dat een team de Superbowl haalt, en de vraag naar tickets wanneer dat team inderdaad de Superbowl haalt. Zo kost een “Fan Forward Denver Broncos in Superbowl XL” slechts $175. Fan Forwards zijn verhandelbaar. Zelfs als je niet eens van plan bent de Superbowl bij te wonen, kan je op de markt dus nog een leuke speculatiewinst halen.

Het lijkt een interessante optie voor de WK 2010. Wie fan is van, ik zeg maar wat, Liberia, zal graag zijn favorieten zien schitteren in de finale van dat toernooi. Als ze die finale halen natuurlijk. Zo’n fan koopt nu voor een bescheiden bedrag de “Fan Forward Liberia in World Cup Final 2010”. Als die verhandeld zouden worden tenminste.

And the winner is…

Het is weer die tijd van het jaar. 2005 is bijna ten einde, dus is het tijd om terug te kijken. Wij kunnen niet achterblijven. Op deze website plachten wij ons doorgaans druk te maken over uitspraken en plannen waar de meest elementaire economische logica aan ontbreekt. Het lijkt mij dan ook gepast om over te gaan tot de instelling van de Prijs voor het Slechtste Voorstel van het Jaar. Een voorstel waarvan de initiatiefnemer geen enkele rekening houdt met de desastreuze economische gevolgen ervan. Of, nog erger, die gevolgen volledig verkeerd inschat. Natuurlijk verdient zo’n prijs een pakkende naam. Ik stel voor: de Jopie Award. Genoemd naar de vrouw die het afgelopen jaar zo’n waardevolle bijdrage leverde aan de discussie over kinderopvang in het onvolprezen vakblad Libelle. Nu is de Jopie Award van dit jaar slechts een aanloopje. Een soort van aanmoedigingsprijs. Deze site is immers pas sinds juni in de lucht, dus konden de slechte voorstellen van het eerste halfjaar helaas niet meedingen. Maar niet getreurd. Er is nog steeds een ruimschootse keuze voorhanden.

De genomineerden zijn, in chronologische volgorde:

  1. De VVD, voor de automatische compensatie van hogere benzineprijzen.
  2. MKB Nederland, voor het verbod op dumpprijzen.
  3. De PvdA, voor het afschaffen van de overdrachtsbelasting voor starters op de woningmarkt.
  4. De Stichting Thuiskopie, voor een belasting op MP3-spelers.
  5. De Vereniging Eigen Huis voor een belastingvrije gift van 250,000 euro van ouders aan kinderen, mits de kinderen daarmee starten op de woningmarkt.

De jury was unaniem. Het juryrapport meldt: “Dit plan slaagt er in een markt die al volledig verstoord is, nog verder te verstoren. Het slaagt er in de prijzen te verhogen op een markt die al gekenmerkt wordt door kunstmatig hoge prijzen. Bovendien doet het dat op een manier die uitermate corruptiegevoelig is, en ook nog eens leidt tot een aanzienlijke onbedoelde vergroting van de inkomensverschillen.”

Onze felicitaties en de eerste Jopie Award gaan naar de Vereniging Eigen Huis.

Londen verslaat Parijs verslaat Madrid verslaat Londen

Ik heb het op deze plek al eens eerder gehad over sociale keuzetheorie, een nogal ontnuchterende tak van de sociale wetenschappen die ons leert dat verkiezingen en peilingen veel minder eenduidig zijn dan je op het eerste gezicht zou denken. De manier waarop een verkiezing georganiseerd wordt, kan een beslissend effect hebben op de uitkomst ervan. Het gelijk van die stelling blijkt deze week maar weer eens. Morgen zendt de BBC een reportage uit waaruit zou blijken dat de Olympische Spelen in Londen in 2012 het gevolg zijn van een stemfoutje.

De toekenning van de lokatie van de Olympische Spelen gaat in een aantal stemrondes. In elke ronde valt de stad met de minste stemmen af. In de voorlaatste stemronde waren Madrid, Parijs en Londen nog in de race. Londen haalde Parijs haalde 33 stemmen, Madrid 31 en viel daarmee af. Het verhaal wil echter dat een van de afgevaardigden op Parijs stemde, maar eigenlijk op Madrid had willen stemmen. De stand zou dan gelijk zijn. In een herstemming tussen Madrid en Parijs zou Madrid hebben gewonnen, omdat Parijs werd beschouwd als sterkste kandidaat en alle supporters van Londen in de herstemming dus op Madrid zouden hebben gestemd. In de finale tussen Madrid en Londen zou Madrid vervolgens hebben gewonnen, juist omdat alle supporters van Parijs hun steun nu aan Madrid zouden hebben gegeven. Dat allemaal volgens de aangehaalde deskundigen.

Toegegeven, het verhaal is nogal speculatief. Maar de conclusie is duidelijk. De stemprocedure biedt absoluut geen garantie dat die stad wint die volgens de meerderheid van de stemmers ook de beste kandidaat is. Zo suggereert het verhaal dat een finale tussen Londen en Madrid zou worden gewonnen door Madrid, een finale tussen Parijs en Madrid zou worden geworden door Parijs, terwijl is gebleken dat een finale tussen Parijs en Londen wordt gewonnen door Londen. Een typisch geval van wat sociale keuzetheoretici een stemcyclus noemen. Als de stemprocedure van het IOC wat anders in elkaar had gezeten, had de uitslag dus ook heel anders kunnen zijn.

Gezinseconomie

TinaEconomie is overal. Nou ja, bijna overal dan. Er zijn nog steeds gebieden waar niet alles wordt bepaald door het marktmechanisme. Neem de opvoeding. Als uw kind nog een uurtje TV wil kijken, dan leidt dat vaak tot conflicten. Eindeloze discussies. Ruzie. Helemaal niet nodig, als je het nuchter bekijkt. Zulke conflicten zijn eenvoudig te voorkomen door het marktmechanisme. Inderdaad, laat het kind gewoon betalen. Als de betalingsbereidheid hoger is dan de prijs die de ouder vaststelt, dan wordt er TV gekeken, en anders niet. Makkelijk zat. Geen reden voor ruzie of conflicten.

Een absurd idee? Vergeet het maar. Afkomstig uit Duitsland: de Tina Taler Gezinsvaluta. De afgelopen week te zien bij Editie NL, en al eerder bij Twee Vandaag en Teleac. Hoe het werkt? Aan het begin van de week geeft u uw kind een paar geinige plastic muntjes. Zo’n muntje kan goed zijn voor een uurtje TV kijken, een uurtje computeren, of snoep, afhankelijk van de kleur. Elke keer als kindlief bijvoorbeeld TV wil kijken, dan levert het bij u een TV-muntje in, en mag de TV een uur aan. Totdat het weekbudget op is. Alle conflicten binnen het gezin zijn voorgoed de wereld uit, belooft de producent. In Duitsland is het al een groot succes, zo wordt beweerd.

Het is een interessante gedachte. Misschien wel wat fraudegevoelig. Een beetje ondernemende koter stapt natuurlijk zelf naar de speelgoedwinkel om wat TV-muntjes bij te kopen als hij door zijn weekbudget heen is. Gelukkig heeft de fabrikant daar rekening mee gehouden door de muntjes slechts tegen woekerprijzen aan te bieden. Een andere interessante mogelijkheid is een soort van internationale handel. Mochten de muntjes aanslaan dan zit het er dik in dat er op menig schoolplein straks een levendige markt gaat ontstaan. Benieuwd wat de wisselkoers tussen TV-muntjes en computermuntjes gaat worden.

SP-ers beleggen beter

Een intrigerend bericht eerder deze week. Volgens een onderzoek van SNS Fundcoach halen beleggers die stemmen op de SP gemiddeld de hoogste rendementen. Na de SP’ers volgen de PvdA-stemmers. De meest rechtse kiezers, die van Christenunie en SGP, scoren het slechtst. Dat lijkt verrassend. Mensen die voortdurend bezig zijn om zo veel mogelijk geld op de beurs te verdienen, die stemmen overwegend rechts, zo zou je denken.

Economen weten al lang dat het een illusie is om te denken dat je systematisch een hoger rendement kunt halen dan de beursindex. Alle relevante informatie is immers al in de beurskoersen verwerkt. Om als individuele belegger te denken dat je beter weet wat er met de koers van een bedrijf gaat gebeuren dan al die andere beleggers bij elkaar, dat is op zijn zachtst gezegd wat naief. Toch blijven veel beleggers dat stug volhouden. Ze beleggen actief en zijn voortdurend bezig aandelen te kopen en te verkopen. Op die manier denken ze te kunnen inspelen op allerlei nieuwe winstmogelijkheden. Onverstandig, niet alleen omdat zulke winstmogelijkheden er simpelweg niet zijn, maar ook omdat je met dat voortdurende aan- en verkopen een enorm bedrag aan transactiekosten kwijt bent.

En inderdaad, rechtse stemmers zijn veel actievere beleggers, zo blijkt uit hetzelfde onderzoek. De SGP-ers besteden met 132 minuten per week het meeste tijd aan hun beleggingen, de SP-beleggers met 84 minuten per week het minst. Dat kan geen toeval zijn. De belangrijkste reden dat linkse beleggers het beter doen dan rechtse beleggers, lijkt dan ook dat linkse beleggers niet zo eigenwijs zijn om te denken dat ze het beter weten dan al die andere beleggers.

Overigens bleek de Telegraaf er helemaal niets van begrepen te hebben. “Slimme beleggers stemmen SP”, kopte deze krant enthousiast. Alsof alleen SP stemmen al genoeg is om je beleggingsrendementen flink op te krikken.