Het Mickey Mouse Monopolie

Eerder vandaag maakt Bas ter Weel op het ESB-blog  melding van de dood van Walter Oi, en van zijn analyse van de kosten van de militaire dienstplicht in de VS. Grappig, want ik kende de man alleen maar van zijn analyse van het two-part tariff in een klassiek artikel met de briljante titel A Disneyland DIlemma: Two-part Tariffs in a Mickey Mouse Monopoly.

Stel u bent eigenaar van Disneyland en elke bezoeker heeft dezelfde vraagfunctie voor ritjes in de achtbaan. U kunt dan de standaard monopolieprijs zetten waarbij marginale opbrengsten gelijk zijn aan marginale kosten. Stel echter dat u de prijs gelijk zet aan marginale kosten. Dat maakt bezoekers bijzonder gelukkig; zo’n prijs genereert een veel grotere vraag naar achtbaanritjes en dus een veel groter consumentensurplus. Maar, en nu komt het, vervolgens heft u een toegangsprijs die precies gelijk is aan dat consumentensurplus. De consumenten zullen nog net bereid zijn die prijs te betalen, u roomt de volledige sociale welvaart af en uw winst is uiteindelijk nog veel hoger dan door het zetten van die standaard monopolieprijs. Oi noemt dit een two-part tariff, een prijs die bestaat uit twee componenten: de toegangsprijs voor het park en de prijs per ritje in de achtbaan. Een zelfde prijsstructuur wordt bijvoorbeeld ook gehanteerd door uw lokale energiebedrijf. Bovenstaande analyse is inmiddels volstrekt standaard en staat in elk tekstboek over industriele organisatie. Maar de oorspronkelijke analyse is van Walter Oi. U weet wel, die van de dienstplicht.

Het meest gelezen van 2013

Gelukkig nieuwjaar! Ook een traditie: het jaarlijks overzicht van de meest gelezen berichten van het afgelopen jaar (zie ook 2011 en 2012):

Vooral onze berichtgeving over de Nobelprijs trok dit jaar veel lezers en beslaat precies de helft van de top 10 (#2, #5, #7, #9, en #10). Absolute topper is echter het bericht over de affaire Reinhart en Rogoff, met enkele straatlengtes voorsprong op de rest. Opmerkelijk: in de maand van verschijning was het aantal pageviews van dit bericht nogal modaal, in de maanden daarna ver25voudigden de kijkcijfers. Waarom, dat blijft een mysterie.

Please consider the environment

Even iets heel anders. Met enige regelmaat krijg ik ze, mailtjes die ondertekenend zijn met de tekst

Please consider the environment before printing this e-mail.

Uiteraard is het tegengaan van verspilling een nobel en prijzenswaardig streven. Maar elke keer vraag ik me weer af wat nu eigenlijk de milieueffecten van deze boodschap zijn. Ga maar na.

Enerzijds: er zijn twee soorten mensen. Mensen die hun mail uitprinten, en mensen die dat niet doen. Misschien heb ik het mis, maar het lijkt me dat het aantal mensen dat door deze mededeling besluit om de mail dan toch maar niet te printen, nogal klein is. Het positieve milieu-effect van de mededeling is dan dus ook nogal klein.

Anderzijds: voor iedereen die de mail, ondanks de wervende tekst, toch besluit uit te printen betekent die extra regel tekst wel meer inktgebruik, in het ongunstigste geval zelfs meer papiergebruik, en dus meer milieuvervuiling. Wat uiteindelijk het netto milieu-effect van de mededeling is, is mij niet duidelijk, maar het zou zo maar negatief kunnen zijn.

Ik overweeg dan ook mijn mails af te gaan sluiten met de mededeling

Please consider the environment before signing your mail with “please consider the environment before printing this e-mail”.

Zijn Nobelprijswinnaars rabiaat rechts?

Op Twitter woede vorige week een korte maar hevige discussie naar aanleiding van een nogal curieuze column van Ewald Engelen waarin deze de Nobelprijs economie afdeed als een “effectieve witwasmachine voor rabiaat rechts economisch denken”, wat op Twitter leidde tot lijstjes van winnaars die toch best links zijn. Uiteindelijk bleek hij vooral de oorsprong van de prijs te bedoelen, niet de winnaars.

Hoe dan ook. Voor wie geinteresseerd is in de het gedachtengoed van Economieprijswinnaars is er nu het definitieve antwoord. Dit document geeft een gedegen analyse van 71 prijswinaars, hun politieke orientatie en, vooral, hoe die tijdens hun carriere opgeschoven is. Dat levert een erg mooi overzicht op voor iedereen met interesse in de recente geschiedenis van het economisch denken (via @economiewurm).

Ik moet toegeven dat ik nog niet de complete 467 pagina’s heb gelezen, maar figuur 2 op pagina 20 geeft al een aardige samenvatting, met Frisch, Leontief en Tinbergen als zeker uiterst links (of liever: least classical liberal) en Becker, Coase, Friedman, Hayek en Smith als zeker uiterst rechts (most classical liberal). Er staan zelfs meer economen aan de rechterkant van de tabel (en dus aan de linkerkant van het politieke spectrum, verwarrend genoeg) dan aan de linkerkant, maar dat kan een definitiekwestie zijn. Rabiaat rechts zijn ze gemiddeld dus zeker niet.

Fama, Hansen en Shiller

Tja, dat komt er van als je je als econoom aan voorspellingen gaat wagen. Niet Barro, maar Fama, Hansen en Shiller wonnen zojuist de Nobelprijs Economie 2013.

Zij krijgen de prijs vanwege hun bijdrage aan een beter begrip van financiele markten. Die zijn erg lastig te voorspellen op de korte termijn, maar aanzienlijk beter op de lange (net als de Nobelprijs bijvoorbeeld [kuch]).

Wel een illuster trio: in essentie krijgt Fama hem voor de efficiente markthypothese, Shiller vanwege het aantonen dat markten juist niet efficient zijn. Met het onderscheid tussen korte en lange termijn geeft het Nobel-comite daar toch weer een aardige draai aan. Hansen is vooral econometrist en introduceerde GMM (Generalized Method of Moments), en kan dus uitrekenen wie gelijk heeft.

Fama geldt al jaren als topfavoriet (en werd ook in onze kolommen ongeveer elk jaar genoemd als kanshebber).  Ook Hansen werd genoemd. Shiller was bij de bookmakers zelfs topfavoriet. Tja. Efficiente markten dus. Maar vooral de combinatie van de drie is verrassend.

Saillant detail: Shiller staat gepland om aanstaande vrijdag in Amsterdam de KVS/Tinbergenlezing te geven. Benieuwd of dat nog doorgaat.

Zoals gebruikelijk heeft het Nobelcomite weer excellente achtergrondinformatie: het persbericht hier, uitgebreidere populaire informatie hier, gedegen wetenschappelijke achtergrond hier.

Meer Nobelprognose

De Wall Street Journal geeft een overzicht van alle, maar dan ook alle) mogelijke kandidaten. Knap werk als de winnaar daar niet tussen zit.

Op Twitter tipt Joshua Gans een prijs voor  Dixit, Sutton en Tirole, en dat zou helemaal geen gek idee zijn (al ben ik wat monder enthousiast over Sutton in dat rijtje). Iets richting econometrie zou ook niet gek zijn; Hanson, Angrist en Deaton zijn dan kansrijk.

Maar goed, dat zijn bespiegelingen voor volgend jaar. Uiteraard gaat de prijs dit jaar naar groeitheorie (en wel hierom). Thijs tipt Acemoglu, maar die lijkt me veel te jong. Eigenlijk is het volstrekt duidelijk. In huize Barro kan de champagne alvast koud worden gezet. Met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid gaat de prijs dit jaar immers naar Robert Barro. Maandag om 13:00 uur weten we het zeker.

Wie nog terug wil kijken: deze website geeft een fraai panorama van het kantoor van Alvin Roth, een van de winnaars van vorig jaar. Wie goed rondkijkt ziet wat zijn geheim is: hij is eigenlijk met zijn drieën. En ik wil ook zo’n whiteboard.

Tot slot nog een aardige anekdote (via). Winnaars die bericht krijgen uit Stockholm geloven vaak niet dat ze echt hebben gewonnen. Dat geldt met name voor economen. Een van de eerste telefoontjes komt namelijk van de editor van de Nobel website, voor een interview. Zijn naam? Adam Smith.

Hier is het gesprek met mevrouw Phelps nog terug te luisteren.

Diplomaten en verkeersboetes

In een nu al klassiek artikel laten Fisman en Miguel zien dat het aantal uitstaande verkeersboetes van diplomaten bij de VN in New York sterk gecorreleerd is met de mate van corruptie in hun thuisland, als gemeten bij de Corruptions Perceptions Index. Blijkbaar, concluderen de auteurs, is corruptie een cultureel gegeven (hier is een gepopulariseerde weergave van NBER, hier wat The Economist er eens over schreef, en hier een eerdere melding op dit weblog).

In Nederland laaide deze zomer de discussie op over diplomaten die hun verkeersboetes niet betalen. Inmiddels zijn er kamervragen gesteld over wie de boosdoeners zijn. Minister Opstelten antwoordde (vraag 4):

De tien organisaties met diplomatieke onschendbaarheid die het hoogste bedrag aan onbetaalde boetes hadden uitstaan per eind juli 2013 zijn (op volgorde van het openstaande bedrag): Rusland, China, Verenigde Arabische Emiraten, Iran, Egypte, Indonesië, Marokko, Bosnië-Herzegovina, Ghana en Maleisië.

Uiteraard is deze informatie wat karig voor een verantwoorde analyse, maar ach. De verleiding is te groot. We zoeken de ranking op de Corruptions Perception Index van de betreffende landen er bij. Die blijken respectievelijk 133, 80, 27, 133, 118, 118, 88, 72, 64 en 54, waarbij een hoger getal staat voor meer corrupt.

De Verenigde Arabische Emiraten, met plaats 27, blijkt nogal een uitbijter. Daar is iets vreemds aan de hand. (In de lijst van Fisman en Miguel staat dat land in New York slechts op plaats 130, net achter Nederland.) Gooien we de VAE er uit, dan krijgen we toch een hele aardige correlatie (met dank aan @WouterLeenders, die iets soortgelijks al op Twitter deed)

image

Voor de liefhebber: een R2 van 0.51 en de helling van dat trendlijntje is significant op 5%. Toegegeven, als we de VAE wel meenemen ziet het er allemaal een stuk minder rooskleurig uit (R2 van 0.14, trend niet meer significant). En we houden geen rekening met aantal diplomaten en GDP, wat Fisman en Miguel wel doen. Maar een mens moet toch ergens beginnen. En eigenlijk is het verschil met de 165 landen die niet in de top 10 staan natuurljk veel belangrijker (die hebben een gemiddelde ranking van 88, tegen 96 voor de landen in het plaatje en ook 88 als we VAE wel meenemen).

Hoe dan ook. Het ziet er naar uit dat een meer gedetailleerde analyse er voorlopig niet inzit: er komt geen openbare lijst met boetes. Gemiste kans.

Coase is dood

Met 102 jaar was hij de oudst nog levende Nobelprijswinnaar, en bovendien een van mijn grote helden, maar Ronald Coase is niet meer. Mooi stuk hier. Nog niet eens zo lang geleden schreven we nog over hem.  Vaste lezertjes kennen hem natuurlijk ook van onze onregelmatig verschijnende reeks Coase is overal. meer in onze archieven over hem hier.

Wat vooral briljant aan de man was dat hij uitermate diepe inzichten volledig intuitief en verbaal kan kon weergeven, waarop anderen vervolgens aantoonden dat het allemaal wiskundig nog keurig klopte ook. Denk met name aan het Coase conjecture, dat in essentie zegt dat een producent van duurzame goederen in het meest extreme geval helemaal geen monopoliemacht heeft, omdat slimme consumenten gewoon afwachten tot hij de prijs gaat verlagen, later formeel aangetoond in dit artikel.

Uiteraard is Coase vooral bekend om twee artikelen: the Nature of the Firm (geschreven op zijn 25e!) en met name The Problem of Social Cost: als er vrij onderhandeld kan worden in een frictieloze wereld, zijn externe effecten geen probleem en komt er toch wel een efficiënte uitkomst tot stand, ongeacht de aanvankelijke verdeling van eigendomsrechten. Zie eerder bijvoorbeeld  hier. The Economist had een mooi artikel bij zijn 100e verjaardag.

Ik liep de man ooit tegen het lijf (letterlijk, vrees ik) op een conferentie in 1998, en toen was hij al heel oud.