Veilingen van pompstations

De uitslag van de jaarlijkse veiling van snelweg-benzinestations is bekend. Het resultaat? De overheid is 7 miljoen euro rijker, en dat is mooi, maar meer concurrentie heeft de veiling niet opgeleverd, zo meldt vakblad TankPro. Bij de eerste drie veilingen was er nog wel een effect. weet  TankPro, al blijft onvermeld dat dat komt omdat toen een reductieverplichting gold voor de grote maatschappijen, die een aantal stations langs de snelweg moesten afstoten.

Voor wie meer wil weten over deze veilingen en hun effect: zojuist verscheen in het Journal of Industrial Economics een gedegen analyse. Al zeg ik het zelf. Maar de conclusie is hetzelfde als die van TankPro: effect op concurrentie is er niet, behalve wanneer een reductieverplichting geldt, dan dalen de prijzen met zo’n 2%.

Trouwe lezers weten misschien nog dat we een verbijsterende ruim vijf jaar geleden ook al over dat onderzoek schreven. Maar zo gaat dat nu eenmaal in de wetenschap.

Het Mickey Mouse Monopolie

Eerder vandaag maakt Bas ter Weel op het ESB-blog  melding van de dood van Walter Oi, en van zijn analyse van de kosten van de militaire dienstplicht in de VS. Grappig, want ik kende de man alleen maar van zijn analyse van het two-part tariff in een klassiek artikel met de briljante titel A Disneyland DIlemma: Two-part Tariffs in a Mickey Mouse Monopoly.

Stel u bent eigenaar van Disneyland en elke bezoeker heeft dezelfde vraagfunctie voor ritjes in de achtbaan. U kunt dan de standaard monopolieprijs zetten waarbij marginale opbrengsten gelijk zijn aan marginale kosten. Stel echter dat u de prijs gelijk zet aan marginale kosten. Dat maakt bezoekers bijzonder gelukkig; zo’n prijs genereert een veel grotere vraag naar achtbaanritjes en dus een veel groter consumentensurplus. Maar, en nu komt het, vervolgens heft u een toegangsprijs die precies gelijk is aan dat consumentensurplus. De consumenten zullen nog net bereid zijn die prijs te betalen, u roomt de volledige sociale welvaart af en uw winst is uiteindelijk nog veel hoger dan door het zetten van die standaard monopolieprijs. Oi noemt dit een two-part tariff, een prijs die bestaat uit twee componenten: de toegangsprijs voor het park en de prijs per ritje in de achtbaan. Een zelfde prijsstructuur wordt bijvoorbeeld ook gehanteerd door uw lokale energiebedrijf. Bovenstaande analyse is inmiddels volstrekt standaard en staat in elk tekstboek over industriele organisatie. Maar de oorspronkelijke analyse is van Walter Oi. U weet wel, die van de dienstplicht.

Kartels Kraken

Prijzen in een kartel zijn vaak stabieler dan wanneer bedrijven concurreren. In een recente paper met twee collega’s ontwikkelen we een methode om te toetsen of de bedrijven met de meest stabiele prijzen willekeurig over het land verdeeld zijn, of dat er sprake is van clustering — wat zou kunnen duiden op lokale kartels.

En vandaag staat die paper zomaar uitgebreid genoemd in The Economist. Dat lijkt mij een volledig citaat meer dan waard:

In a 2012 paper Pim Heijnen and Marco Haan, both of Groningen University, and Adriaan Soetevent of Amsterdam University analysed location and price data for around 3,300 Dutch petrol stations. Their first step was to calculate the distribution of petrol prices and label the most stable as suspicious. The next step was to use location data and maps. If the cause of smooth prices was something innocent (lazy managers, say) then suspect stations should have been randomly scattered across the country. But they weren’t. Stable pricing patterns often appeared in clusters, suggesting local collusion.

Het is een mooie dag.

Nonconcurrentiebeding

Intrigerende aflevering van Zembla afgelopen vrijdag: hoge Nederlandse hypotheekrentes zouden met name veroorzaakt worden door het feit dat ING en ABN Amro na het krijgen van staatssteun werd opgelegd dat ze voorlopig niet de laagste prijs in de markt mogen voeren. Met staatssteun de concurrent uit de markt drukken, dat kan immers niet de bedoeling zijn. Maar in een markt met drie grote spelers waarvan er twee zo’n beding hebben heeft niemand nog reden om scherpe prijzen te zetten.

Nog het meest fascinerend: de ING zou er bij het Ministerie van Financien zelf op aangedrongen hebben om zo’n beding opgelegd te krijgen. Wanneer een groot bedrijf gaat vragen om in zijn prijszetting belemmerd te worden, moet je je natuurlijk minstens drie keer achter je oren krabben.

Nieuwe concurrent

Vanaf heden is Nederland een nieuw economenweblog rijker. Een “collectief van topeconomen,” aldus het persbericht, slaat de handen ineen en gaat bloggen op domeinnaam http://www.economie.nl. Inderdaad. Geen punt. Nu maar hopen dat dat niet al te veel verwarring oplevert.

Dan nog iets. Onder het motto “if you can’t beat them, join them” doen ook uw eigen trouwe bloggers mee. Op de andere deelnemers is de kwalificatie topeconoom wel degelijk van toepassing: Eric Bartelsman, Arnoud Boot, Lex Hoogduin, Bas Jacobs en Sweder van Wijnbergen. Iniatiefnemers Sandra Phlippen (hoofdredacteur ESB) en Marcel Canoy (hoofdeconoom Ecorys) bloggen mee.

Oplettende lezertjes weten nog dat Marcel Canoy een paar weken geleden een bericht schreef over de vraag wat te doen met de domeinnaam economie.nl. Dat was geen toeval.

De trouwe lezer die zich beperkt tot eco.nomie.nl (met punt) hoeft niets te missen. Alles van onze hand wat op de nieuwe site verschijnt, zal ook hier te lezen zijn. En meer. Andersom zal niet alles wat wij hier spuien terug te vinden zijn bij economie.nl

De postcodefietsen

Blijkbaar is hier in het dorp een tijdje geleden ook de postcodekanjer gevallen, want het verkeersbeeld wordt compleet gedomineerd door de groen-witte fietsen die door de loterij als wijkprijs worden weggegeven. Lokale fietsenmakers zijn tegen deze praktijk, omdat op die manier opeens een heel postcodegebied wordt voorzien van nieuwe fietsen, waardoor de fietsenmaker zelf niets meer verkoopt. De branchvereniging Bovag wil met de loterij in overleg.

Zou de Bovag ooit van het begrip verzekering gehoord hebben? Ze verkopen ze zelf, dus misschien wel. Bij een verzekering kopen individuën samen een risico af, gebruik makend van de statistische wijsheid dat ze nooit allemaal tegelijk de klos zijn. Er zitten wat haken en ogen aan het principe: soms werkt de statistiek niet mee (maar daarvoor kun je herverzekeren) en klanten hebben de neiging de zaak te flessen. Maar nu het mooie: als alle fietsenhandelaren bij de Bovag een verzekering afsluiten tegen het vallen van de wijkprijs in hun wijk, speelt geen van die problemen een rol: de kans dat exact één wijk getroffen wordt is 1, en het gedrag van de fietsenmaker doet er niet toe. De loterij heeft geen zin in een gesprek. Misschien is dit een ideetje?

U mag weer prijsafspraken maken

Heel soms, als je heel goed oplet, kom je ze wel eens tegen. Van die geniepige berichtjes die nauwelijks tot niet de krant halen maar wel degelijk van groot belang zijn. Ergens vorige week moet het gebeurd zijn, toen we allemaal ademloos naar Griekenland keken. Trouwe lezer Peter lette wel op en wijst op het volgende alarmerende bericht uit de ministerraad:

Ondernemers met een relatief klein marktaandeel krijgen meer ruimte om onder andere prijsafspraken te maken.

Ja heus, het staat er echt. Prijsafspraken mogen straks gemaakt worden door ondernemers als ze samen een marktaandeel tot 10% hebben, dat is nu nog 5%, terwijl de omzeteis vervalt. Het persbericht ademt zo’n sfeer van dat het heel goed is, dat er “ruimte voor samenwerking” komt, want wie kan er nu tegen samenwerking zijn? Tja, afnemers bijvoorbeeld, zoals u en ik, die nu gedwongen worden een flink hogere prijs te betalen. De motivatie lijkt me ronduit achterbaks: “Kleine ondernemers krijgen zo meer ruimte om zich te wapenen tegen de inkoopmacht van grotere bedrijven.” Maar de verruiming beperkt zich geenszins tot zulke gevallen. Gevallen waarin ondernemers prijsafspraken willen maken om domweg de consument af te zetten zullen veel talrijker zijn.

Natuurlijk zouden we met deze versoepeling problemen met Europa kunnen krijgen, dat grosso modo wel een verstandig mededingingsbeleid voert. Maar daar heeft minister Verhagen iets op gevonden: de “samenwerking” mag alleen wanneer dit “de handel met het buitenland niet beinvloedt”. Inderdaad: Nederlandse ondernemers mogen wel de Nederlandse consument gecoordineerd woekerprijzen in rekening brengen, maar niet de Duitse en Belgische. Het lijkt me weer een eerste stap terug op weg naar het kartelparadijs dat Nederland ooit was.

Doorberekenen

Supermarkten krijgen dit jaar te maken met gestegen voedselprijzen, maar kunnen die door de hevige prijsconcurrentie maar in beperkte mate doorberekenen aan de klant.

aldus een gisteren verschenen rapport van ABN Amro. Intrigerende conclusie. Volgens onze eerstejaars Micro geldt immers dat juist bij volledige mededinging (en dus bij hevige prijsconcurrentie) prijs gelijk is aan marginale kosten en een kostenverhoging dus volledig wordt doorberekend. Een monopolist die MO gelijk stelt aan MK zal in het algemeen een prijsverhoging juist niet volledig doorberekenen. Op dat inzicht zijn bijvoorbeeld ook een aantal empirische methodes gebaseerd (zoek op Bresnahan-Lau).

Blijkbaar heeft men hier een ander model in gedachten. Iets richting kinked demand, misschien. Hoe dan ook, opmerkelijk is het wel.

De prijspaal

Kees Verhoeven MP wil dat de overheid palen langs de snelweg plaatst met de benzineprijzen voor de komende vier tankstations. Zijn logica is aansprekend: “Benzine is benzine dus moet [de consument] de goedkoopste liter kunnen vinden”. De toerist kent dit soort palen van de Franse autoroute, waar ze meestal stuk zijn.

De houders van de tankstations zouden niet tegen het idee op zich moeten zijn. De meesten hebben immers wel een paal met hun eigen prijzen naast de weg staan. Je vraagt je af waarom er nog geen station is dat uit zichzelf met de prijs van het volgende station adverteert, zoals Albert Heijn dat doet.

Maar ik denk dat ik wel weet waarom de benzinestations geen trek hebben in de paal. Dat is niet alleen vanwege de oplopende concurrentie, die voor sommigen ook goed uit kan pakken. De stations hebben er de afgelopen jaren juist alles aan gedaan om benzine niet “overal hetzelfde” te maken. De consument trekt zijn spaarkaart, haalt een broodje, een krant en een bos bloemen en wordt al dan niet met een glimlach geholpen. Sommigen bieden zelfs extra kwaliteitsbenzine aan, hoewel het effect daarvan beperkt lijkt. Allemaal informatie die verloren gaat als het alleen om de prijs per liter handelt.

Het product is dus, alles in beschouwing nemend, niet echt homogeen. En dat verklaart misschien het gebrek aan burgerinitiatieven, die bij homogene producten meestal vanzelf van de grond komen. Sprekende voorbeelden zijn Kieskeurig en Tweakers Pricewatch, waar de consument kan kiezen welke handelaar een apparaat het goedkoopst bij hem thuis brengt.

Moet de overheid het in dit geval dan maar doen? Niet noodzakelijk, want ook voor niet-homogene producten kunnen verkliksystemen ontstaan, als de prijsverschillen maar hoog genoeg zijn. Zo is er langs de snelwegen al een signaleringssysteem dat consumenten zelf hebben opgericht en dat prima werkt: flitsservice.nl. Worden de prijsverschillen bij de pomp groot genoeg, dan komt het initiatief vanzelf van de grond.

Telefoon!

Overheden bemoeien zich soms met markten als er een nieuwe standaard moet worden gezet, en soms zelfs met succes. Zo wordt de gezamenlijke keuze van Europese overheden voor GSM vaak aangehaald als reden dat mobiele telefonie in Europa veel succesvoller is dan in de VS.

De EU dreigt nu opnieuw in te grijpen in de markt voor mobiele telefonie, met een poging de opladers te standaardiseren. Dat kan interessante concurrentie-effecten hebben. Een standaard oplader maakt het eenvoudiger over te schakelen naar een concurrende telefoon, waardoor de concurrentie scherper wordt. Anderzijds: mobieltjesmakers lijken vooral te verdienen op onfortuinlijken zoals ik die hun oplader kwijt raken en vervolgens worden gedwongen tegen absurde woekerprijzen een nieuwe aan te schaffen. Vervalt die inkomstenbron, dan zouden de prijzen van de telefoons zomaar omhoog kunnen gaan, al lijken de netto welvaartseffecten me dan nog steeds positief.

Het blijkt de EU echter niet om concurrentie te gaan, maar om het milieu. Als elke telefoonmaker dezelfde oplader gebruikt, hoeven er minder te worden weggegooid, is de redenering. Het lijkt mij dat dat effect verwaarloosbaar is ten opzichte van het concurrentie-effect waar niet op in wordt gegaan.

Overigens staan hier meer kritische kanttekeningen.