Mensen sparen voor later

Onder de kop “onderzoek toont aan” worden veel waarheden als koeien de wereld ingestuurd. Maar dit artikel slaat toch wel alles. Let goed op, ik citeer zometeen de hoogtepunten. De onderzoeksvraag is: waarom sparen mensen? U weet natuurlijk dat sparen per definitie het niet uitgeven van vermogen is. Maar waarom, inderdaad? Misschien om het later alsnog uit te geven?

Daar hoeven we niet naar te raden want hier zijn de resultaten:

  • Ruim een kwart (27 procent) geeft aan dat zij sparen voor later.
  • Ruim een vijfde (22 procent) spaart om te sparen.

En dat is toch al snel de helft. De rest spaart voor een grote uitgave in de toekomst.

Download!

Al eerder merkte ik hier op dat de oplettende onderzoeker niet meer naar conferenties hoeft om de papers te krijgen. Binnen een paar dagen staat de hele boel immers op internet. Een mooie tip in die categorie zijn de papers die gepresenteerd worden op het NBER summer institute, dat op dit moment zitting heeft. Wie hier niets van zijn/haar gading tussen vindt, die heeft geen hartslag meer.

Waarom dan nog wel naar conferenties gevlogen? Contacten, natuurlijk, en eigen presentaties. En uiteraard om bij te eten, gezien de vele lunches, coffees en pastries op het programma.

De misdaad en de economie

Het is tijd voor een nieuwe aflevering van it’s the economy, stupid, de rubriek waarin we sociale ontwikkelingen relateren aan de conjunctuur. Vandaag keren we terug bij een eerder onderwerp, de misdaad. Want de daling in de misdaad komt bijna tot stilstand, zo lezen we in de kranten van vandaag. Tijd om de verandering in het aantal aangiften (verticaal) eens te vergelijken met de verandering in het werkloosheidspercentage (horizontaal).

Het geoefende oog ziet hier meteen een vertraagd verband: een jaar of twee nadat de werkloosheid verandert, gaat het aantal aangiften de andere kant op.

Lees verder “De misdaad en de economie”

De prijs van een creditcard

Dieven die de creditcard-gegevens uit uw PC hebben gestolen verkopen die meestal door. De prijs van zo’n pakket gegevens is dalende, meldt NRC:

De bankgegevens — inclusief pincode — brachten ooit ten minste 100 dollar (62,50 euro) per kaart op, maar doen nu niet meer dan 10 à 20 dollar. […] Prijzen van bank- en creditcardgegevens zijn op internet sterk gedaald, doordat steeds meer ‘cybercriminelen’ zulke data aanbieden.

(Zie ook hier.) Als de prijs daalt kan dat inderdaad komen door gestegen aanbod, maar ook door een gedaalde vraag. Welke van de twee aan de orde is (of allebei?) is niet op voorhand duidelijk. Maar in dit geval lijkt het mij sterk dat het stijgende aanbod van gestolen creditcard-gegevens de blaam treft. Want het ligt voor de hand dat de waarde van die gegevens sterk samenhangt met de verwachte opbrengst van het uitbuiten ervan.

In de oude situatie zal het dus het geval zijn geweest dat een gestolen nummer ongeveer $100 opleverde, voordat de maatschappij erachter kwam (gecorrigeerd voor eventuele juridische consequenties). Het is onwaarschijnlijk dat dat nu nog zo is, terwijl de prijs van een nummer met 80% gedaald is. In een vergelijkbaar geval zou een vergroot aanbod van boekenbonnen van 10 Euro hun prijs doen zakken tot 2 Euro.

Het moet dus haast wel een vraag-effect zijn, bijvoorbeeld doordat de bestrijding van fraude efficiënter is.

Iran: rantsoenering met collectieve straffen

Waren we eerder nog zo te spreken over het marktinstinct van de Iraniërs, dit is toch wel het tegenovergestelde. Er is een tekort aan elektriciteit in Teheran. Tijd om de prijs te verhogen, zou je denken, maar men heeft gekozen voor een ander systeem. De stad is verdeeld in elf sectoren die vanaf nu allemaal 10% minder stroom moeten gebruiken. Waar dat niet lukt gaat de elektriciteit er twee keer per dag twee uur af.

Het is knap: twee inefficiënties in één maatregel. Want niet alleen zal de gebruikswaarde van de stroom binnen een sector enorm variëren, maar er speelt ook nog eens een commons probleem waarbij het voor individuele afnemers niet rationeel is om te besparen. [via]

Het marktmechanisme

Het marktmechanisme is een beetje als het menselijk brein: we weten dat het werkt, hebben enige notie hoe het werkt maar kunnen de werking alleen indirect waarnemen. Het volgen van informatie door het brein is (nog) niet mogelijk.

Nog een overeenkomst: markten en breinen verwerken informatie. Het is niet meteen duidelijk waarom het decentrale proces van marktwerking daar zo goed in is, en niet iedereen is/was daar altijd van overtuigd. Het nadeel van die onzichtbare hand is nou eenmaal dat hij zo lastig te volgen is.

Maar er is vooruitgang: volg hoe de economie zich aanpast met deze lijst, 50 things being blamed on rising oil prices.

Spaarstunters en het garantiestelsel

Het FD bericht vanochtend over een nieuw front in de spaaroorlog. Wat vooraf ging: grote Nederlandse banken lieten hun spaarrente steeds verder dalen onder de marktrente, met name als de laatste aan het stijgen was. De elasticiteit onder spaarders was laag totdat de media er aandacht aan begonnen te geven. Op datzelfde moment nam het aanbod van spaargeld toe door de slechte prestaties van de beurs. Deze samenloop van omstandigheden bracht nieuwe banken in de markt die fors hogere rentes bieden, zoals Icesave.

Spaarders kunnen zich in principe geheel laten leiden door de rente omdat het risico wordt afgedekt door het depositogarantiestelsel. Dat laatste is nu onderwerp van discussie omdat de Rabobank vindt dat grote banken op die manier verplicht hun eigen concurrenten moeten beschermen. Kort samengevat: kleine bankjes bieden een hoge rente en als het misgaat kan de grote bank de rekening voldoen.

Zit daar iets in? Om te beginnen komt de kritiek zeker niet uit onverdachte hoek: Rabo heeft een groot belang bij het behouden van zijn spaarklanten en biedt geen toprente. Bovendien is het garantiestelsel an sich een goed idee omdat het bank runs kan voorkomen. Die kunnen zonder duidelijke oorzaak ontstaan als spaarders vermoeden dat de bank in de problemen zit.

Het vreemde is dat degene die wordt vrijgesteld van risico de consument is, en niet de bank. Dat wil zeggen, als een spaarbank door het bieden van te hoge rentes over de kop gaat is de consument beschermd, maar de bankier is zijn investering kwijt. Daarom snijdt volgens mij het argument van Rabo ook geen hout: de bankiers nemen geen risico op kosten van de grote banken, maar zijn zelf gedupeerd als hun rente “onrealistisch hoog” is. Dat zou ertoe moeten leiden dat risicovol gedrag niet in de hand gewerkt wordt.

De alternatieve uitleg voor de verschillen is dat de kleine spaarbanken efficiënter zijn en slimmere dingen met het geld doen. Dat lijkt mij voorlopig een betere verklaring. Bovendien zullen de kleine banken hun aandeel in het garantiestelsel zien groeien als hun marktaandeel toeneemt.

Allemaal dankzij de verzekering

Terwijl een grote stoet auto’s zich vandaag naar het zuiden begeeft lees ik toevallig een oud stuk van Sinn (zie ook hier) over hoe de beschikbaarheid van verzekeringen leidt tot doelmatiger productie. Hij heeft een mooie anecdote over de koopvaardij vanuit Hamburg: lang was het de gewoonte om met ieder schip een escorte mee te sturen ter bescherming tegen piraten. Toen er een markt voor verzekeringen ontstond, waardoor het verlies van één schip niet meer catastrofaal was, hield men daarmee op met als gevolg een grote verlaging van de kosten. Dit droeg volgens Sinn bij aan het succes van de Hamburgse haven.

De analogie met de uittocht van vandaag is treffend. Het risico op piraterij is voor de vakantieganger welliswaar beperkt, maar autopech en kleine ongelukken komen veel voor. Twee generaties geleden had elke reiziger daarom een koffer vol gereedschap en een pak geld bij zich. Veel mensen bleven gewoon thuis. Mijn ouders hadden het al makkelijker: met een goede reserveband, een krik en de internationale reis-en-kredietbrief reden ze de straat uit. Tegenwoordig zijn een credit card en de (standaard) mobiliteitsservice voldoende.

Het punt van Sinn is dat efficiënte verzekering leidt tot meer activiteit maar ook tot moral hazard, té risicovol gedrag. Er is een optimum waar je ook overheen kunt gaan. Anders gezegd: een gedeelte van de stroom vakantiegangers had de auto nog even laten nakijken als ze het risico van pech of ongeluk zelf hadden moeten dragen. Wie vanmiddag in de file staat kan dus de verzekeringssector de schuld geven.

Een kwestie van surplus

Bij een transactie tussen een koper en een verkoper horen drie bedragen: het minimale bedrag waarmee de verkoper genoegen zou nemen, het maximale dat de koper zou willen betalen en de daadwerkelijke prijs. Als de eerste kleiner is dan de tweede dan gaat de transactie door, en ligt het derde bedrag ertussen in.

In dat geval is er sprake van surplus (door de echte econoom uitgesproken op z’n Frans). Producentensurplus is het verschil tussen één en drie, consumentensurplus is het verschil tussen twee en drie. Wat bepaalt de prijs, behalve de twee grenswaarden? Als er geen andere klanten of aanbieders zijn dan is dat een zaak van onderhandelen. Als beide partijen wel alternatieven hebben, dan is er een markt. De prijs wordt dan bepaald door overwegingen van schaarste. Daardoor kan het surplus van één van beide partijen flink oplopen, en dat is een goede zaak.

Deze kleine, theoretische, expositie brengt onmiddelijk het twijfelachtig niveau van dit onderzoek aan het licht. Men is erachter gekomen dat de gemiddelde werkgever een startende HBO’er veel meer betaalt dan het minimum waarvoor die HBO’er aan het werk zou gaan. Het bestaat de onderzoekers zelfs om te concluderen: “Bedrijven laten zich veel te sterk opjutten door de markt”.

De juiste conclusie is natuurlijk dat HBO’ers schaars zijn en dat hun surplus (producenten-, in dit geval) daarom oploopt. Een goede zaak. (Overigens wordt het surplusbegrip vaker niet begrepen, hetgeen zelfs economen boos kan maken. Maar ik houd mij in.)

De marktwaarde van Fernando Torres

Mooi doelpunt, gisteravond, van de Spaanse voetballer Fernando Torres. Commentator Frank Snoeks vond dat ook en maakte daarbij een opmerking over de marktwaarde van Torres, die “na dit doelpunt wel met 20 miljoen Euro omhoog is gegaan.”

Zou dat kloppen? Snoeks heeft verstand van voetbal en weet ook het een en ander van transfers. Maar hoe zit het met economie? Ik kan vier redenen bedenken waarom een goal in de EK-finale de marktwaarde verhoogt.

  1. Informatie. De goal laat kwaliteiten van de voetballer zien waarvan we het bestaan niet vermoedden. Dat is niet zo’n gek idee: je kunt niet zo vaak laten zien dat je kunt scoren onder de druk van de finale van een groot tournooi. Die kwaliteiten zijn de productiefactor van een voetbalclub, en clubs zullen nu meer willen betalen.
  2. Kopers. Scoren in de EK-finale zorgt voor naamsbekendheid en waardoor zich meer kopers melden. Dat drijft de prijs op. Iets dergelijks zit volgens mij onder meer achter de oplopende beurskoers van Apple in 2006 en 2007, meer nog dan hogere winstverwachtingen.
  3. Bekendheid. Het pure feit dat je de doelpuntenmaker uit de EK-finale op het veld brengt doet de toeschouwers toestromen, en maakt de speler meer waard. Voetbal doet er niet toe. Zoals bij de gele-trui-drager uit de Tour in het criterium van Boxmeer.
  4. Scoren maakt beter. Juist door het maken van het winnende doelpunt wordt Torres een betere voetballer. Zelfvertrouwen, nietwaar? Dit punt, versus #1, lijkt wel wat op de discussie over de waarde van onderwijs.

Het lijkt mij sterk dat punten 1 en 2 veel gewicht hebben. De markt voor spelers is er te groot en te liquide voor. Alle informatie zou al in de huidige prijs verwerkt moeten zitten. Ik geloof ook niet heel erg in 4. Maar is punt 3 zoveel geld waard? Misschien wel: Beckham krijgt een miljoen per week voor zijn werk in een matige competitie. In dat geval is het voor Torres beter om met 1-0 te winnen en de enige doelpuntenmaker te zijn, dan met bijvoorbeeld 5-0.