Kapper

In de internationale economie maakt men onderscheid tussen verhandelbare en niet-verhandelbare goederen. Bij verhandelbare goederen ligt het voor de hand dat prijzen overal op de wereld hetzelfde zijn. Bij niet-verhandelbare goederen is dat niet het geval. Het klassieke voorbeeld was altijd de kapper. Immers, als in land A de kapper veel goedkoper is dan in land B, zullen kapbeurten niet massaal geexporteerd worden totdat de prijzen in beide landen weer gelijk zijn.

Gisteravond meldde het NOS journaal dat het tijd wordt voor een nieuw voorbeeld. Klik hier voor de video, het bewuste fragment begint op 4:14.

(Eerder ook al bij Greg Mankiw)

Een goede buur

Tijdens de depressiejaren (de jaren ’30 van de vorige eeuw) lieten veel landen zich in met zogenaamd beggar-thy-neighbour beleid. Door import extra te belasten werden binnenlandse producenten een handje geholpen ten koste van het buitenland. Een overblijfsel hiervan is de oude slogan “Koopt Nederlandsche waar, zo helpen wij elkaar”.

Zoiets kan inderdaad werken, als het buitenland maar niet hetzelfde probeert. En aangezien men daar ook niet gek was, volgde vaak snel een tegentarief en kwam de handel uiteindelijk stil te liggen. Zo was iedereen ten slotte slechter af.

Goed nieuws. Hoewel er mensen zijn die stellen dat een nieuwe depressie op de loer ligt, heeft de Nederlandse douane deze maand de tarieven op aankopen in het buitenland verlaagd. Dat is het omgekeerde beleid, enrich-thy-neighbour, en daarmee laat Nederland zien niet opnieuw in dezelfde val te trappen. Nu het buitenland nog.

Paul Krugman

Degenen die een politiek statement verwachten achter de toekenning van de Nobelprijs voor Economie aan Paul Krugman zullen niet hard hoeven zoeken. De columnist van de New York Times die sinds zijn aantreden van leer trok tegen George W. Bush en zijn beleid kreeg als eerste de classificatie shrill, waarmee gedoeld werd op het onbeleefde van zijn aanhoudende commentaar op de president. Kon hij niet ook eens wat aardigs schrijven?

Maar dat Krugman de prijs ook gekregen had zonder zijn columnistenschap staat buiten kijf. Als academisch econoom heeft hij maar liefst drie belangrijke innovaties op zijn naam. De eerste twee vonden plaats in het gebied van de internationale economie. Krugman ontwierp eind jaren tachtig het model van het gedrag van wisselkoersen die in een target zone zitten, een destijds veel voorkomend geval. Onder meer de landen van de huidige EU hielden op die manier hun munten losjes aan elkaar gekoppeld.

De andere innovatie was de handelstheorie op basis van monopolistische concurrentie. Waar de klassieke theorie alle handel verklaart uit comparatieve voordelen was het duidelijk dat dit in de praktijk niet klopte: tussen landen vond veel intra-industriële handel plaats, bijvoorbeeld in auto’s. Franse auto’s gingen naar Duitsland, Duitse naar Frankrijk. Dat kan niet als er alleen op basis van statische productiviteitsvoordelen gehandeld wordt.

De invloed van Krugman op academici was groot. Zo hing op de gang van de afdeling algemene economie van de RuG een serie portretten van klassieke economen, allemaal van voor de tweede wereldoorlog. Daarin dook eind jaren tachtig, niet ver van David Ricardo, ook een foto van Krugman op, uitgeknipt en wat onhandig in een lijst gefrommeld. Een rebellendaad ongetwijfeld op het moment van ophangen, maar met de toekenning van de hoogste economeneer vandaag niet eens zo onlogisch.

Inmiddels begon de academicus Krugman ook boeken voor het grote publiek te schrijven, met name uit frustratie over de lage kwaliteit van het publieke debat. Peddling prosperity en Pop internationalism zijn nog steeds goed leesbare en leuke boeken. Maar het was nog niet voorbij met de ontdekkingen. Krugman bedacht dat hij de theorie van Monopolistische Concurrentie ook kon gebruiken om een oud probleem uit de economie op te lossen, dat van de lokatietheorie. De verklaring van de grootte van steden en de lokaties van industrie als natuurlijke uitkomsten van handel en specialisatie zette hij uiteen in het leuke boekje Geography and Trade, dat leidde tot de geboorte van huidige Economische Geografie. Het Nobelcomité geeft aan dat hij de prijs krijgt “for his analysis of trade patterns and location of economic activity”, de laatste twee innovaties dus.

De modellen van Krugman zijn technisch zeer doortimmerd maar ook nog eens erg relevant. Het is een combinatie die maar weinig voorkomt binnen de economie. Een prima keuze voor de prijs. Al had het comité zich misschien wat meer bewust moeten zijn van de schaarste van dit soort mogelijkheden. Zoals Marco al aangaf was het goed mogelijk geweest deze prijs mede toe te kennen aan Avinash Dixit. Niet voor niets heet het model van monopolistische competitie het Dixit-Stiglitz model, en de laatste van die twee had de prijs al eerder gekregen.

Vrouwen en medailles

Naarmate de Olympische Spelen vorderen, wordt steeds duidelijker dat de Nederlandse vrouwen het veel beter doen dan de Nederlandse mannen. Van de 13 medailles gingen er slechts 2 naar mannen, 10 naar vrouwen en 1 naar een gemengd team. Hoe dat komt? Atletiekcoach Kraaijenhof komt met de volgende verklaring:

Volgens Kraaijenhof is er één aspect dat zeer nadrukkelijk in het voordeel van de vrouwen spreekt. ,,Ze zijn doorgaans gemotiveerder en vasthoudender. Ze bijten door. Ze gaan, zoals dat heet, tot het gaatje. Als ze zich een doel hebben gesteld, dan gaan ze er niet voor honderd maar voor honderdenéén procent voor.”

Natuurlijk is dat onzin. Nou ja, niet noodzakelijk dat vrouwen tot het gaatje gaan, maar wel dat dat zou leiden tot meer medailles voor de Nederlandse dames. Immers: Nederlandse vrouwen moeten concurreren met andere vrouwen, die net zo goed tot het gaatje gaan. Terwijl Nederlandse mannen mogen concurreren met andere mannen, die al net zulke lapzwansen zijn. Dat Nederlandse vrouwen het relatief beter doen dan Nederlandse mannen, wordt daarmee niet verklaard.

Waarschijnlijk zit er veel meer in een andere verklaring, die coach Westphal en Kraaijenhof ook geven:

In veel culturen speelt de vrouw nog een ondergeschikte rol. In Nederland zijn vrouwen geëmancipeerd, ze krijgen meer kansen en grijpen die met beide handen aan. Wij vinden het niet gek als ze net zo hard trainen als mannen, of zelfs harder.

Inderdaad, dat kan wel verklaren waarom Nederlandse vrouwen in een internationaal vrouwenveld het relatief beter doen dan Nederlandse mannen in een internationaal mannenveld. Ook hier gaat het dus om de comparatieve voordelen, niet om de absolute.

Zo. Heb ik er toch nog een economische draai aan weten te geven.