Zingen onder de douche

Van de directeur van Energy Australia mogen landgenoten niet meer onder de douche zingen en dagdromen, zo leerden wij dit weekend. Dat leidt maar tot verspilling. De gemiddelde Australische douche duurt zeven minuten en dat kan best wat korter.

Het is een klassieke fout: een kosten-baten-analyse doen, en dan maar naar een van beide kanten kijken. Natuurlijk kost het je wat, zeven minuten onder de douche staan, maar daar staan ook baten tegenover. Als Australiers zeven minuten onder de douche willen staan, dan doen ze dat blijkbaar omdat ze bereid zijn de kosten die daarmee gepaard gaan, te betalen. De enige reden om te pleiten voor een beperking van douchetijd zou dan zijn een situatie waarbij er negatieve externe effecten zijn van lang douchen: negatieve effecten die niet door de individuele doucher worden meegenomen in zijn of haar douchetijdafweging.

Maar het tegendeel lijkt het geval. Er zijn juist positieve externe effecten. Al dat dagdromen onder de douche, zo is mijn ervaring, leidt vaak juist tot uitstekende ideeen. Ideeen die niet alleen positief zijn voor de doucher in kwestie, maar soms zelfs voor de ganse mensheid. Stel dat deze meneer O’Brien een slordige 2500 jaar geleden directeur was geweest van Energy Hellas. Als het aan hem had gelegen was Archimedes dan al binnen zeven minuten uit zijn bad gestapt, nooit tot zijn Eureka-inzichten gekomen, en was daarmee de ontwikkeling van de westerse beschaving nodeloos vertraagd. Ik bedoel maar. Lang douchen moet juist gesubsidieerd worden.

Koopt Nederlandsche waar

Nederlanders zijn trots op hun investeringen in het buitenland: de VOC, Shell, de luchthaven van New York: Holland spreekt een woordje mee. Fijn voor de ontvangers van ons geld en fijn voor ons, de ontvangers van de opbrengst.

En hoe staan we er tegenover als wij het geld van buitenlandse spaarders mogen ontvangen? Iets, ehm, minder positief. Verkwanseling van het erfgoed, leegzuigen, bendes sprinkhanen. Meer dan 60% van de lezers van het grootste ochtendblad steunt de stelling “Koopt Nederlandse waar”.

Waarom toch? Wat is er zo geweldig aan de Nederlandse arbeider dat zijn producten zoveel beter maakt? Had deze 60% van de landgenoten echt liever in een Daf gereden dan in een BMW?

Laten we het eens aannemen. De vraag die dan opkomt is waarom de liefde exact reikt tot de landgrens. Waarom niet uitsluitend in de eigen provincie gekocht, of in het eigen dorp? Koopt Utrechtse waar, zoo helpen wij elkaar is niet minder willekeurig dan de Nederlandse versie. Wie Nederlandse waar prefereert, moet ook uitleggen waarom de grens exact daar ligt.

Het kapotte raam

De officier van Justitie eist drie jaar tegen een man uit Barsingerhorn waarvan wordt beweerd dat hij de NS saboteerde door schakelkasten te vernielen en zaken op de rails te leggen.

Hij deed het om zijn baan bij Volker Stevin terug te krijgen. Zijn contract was in november 2003 niet verlengd. Hij dacht dat als hij het bedrijf extra werk verschafte, ze personeel nodig hadden en dat hij dan zijn baan terug kon krijgen, zo vertelde hij de rechtbank.

Dat is nog eens actief werken aan je herintreding. De vraag is of deze man, in plaats van celstraf, niet een beloning moet krijgen vanwege het stimuleren van de Nederlandse economie? Immers, de huidige economische voorspoed is er slechts vanwege al het werk dat er te doen is, en dat is deels aan deze saboteur te danken. Doorredenerend zouden meer werklozen op die manier actie kunnen ondernemen: het groen vernielen en vervolgens solliciteren bij de plantsoendienst, bijvoorbeeld. Zo hebben we binnen een mum van tijd iedereen aan het werk!

Er klopt iets niet, hierboven, dat is duidelijk. Maar wat? Vraag het de 19e eeuwse econoom Frédéric Bastiat, die antwoordt in dit uiterst leesbare verhaal (Franse versie voor de liefhebbers).

Vergrijzing en de warmte

Twee zekerheden voor de toekomst: hogere temperaturen en vergrijzing. Het is een hedendaagse variant op death and taxes, maar nu blijken al die zekerheden ook nog samen te hangen. Want zie: bij een warme julimaand loopt het sterftecijfer op. Vooral ouderen zijn de dupe van de tropische temperaturen.

Zorgt klimaatverandering nu voor minder vergrijzing? Immers, vergrijzing komt onder meer door lagere sterftecijfers, en klimaatverandering zorgt (via hete zomers) voor een verhoging van de sterfte onder ouderen. Dat is moeilijk te zeggen, want het verlies in de zomer wordt misschien wel weer goedgemaakt in de winter: een minder koude winter zorgt ervoor dat meer ouderen de zomer überhaupt halen.

Kijk voor de grap eens naar deze figuur over de mortaliteit (de kans op overlijden) gedurende het jaar. Duidelijk is te zien dat de invloed van de seizoenen afneemt, iets wat we ongetwijfeld op het conto van de centrale verwarming en de schapenwollen deken mogen schrijven. Maar nog steeds is de winter een gevaarlijker seizoen dan de zomer. Als de verschillen in mortaliteit alleen veroorzaakt worden door het weer, mag het dus nog wel wat warmer worden.

Gini

Internationale Samenwerking” is een maandblad dat gratis wordt uitgegeven door het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Het staat vol boeiende informatie over ontwikkelingssamenwerking. Maar in het laatste nummer wordt een stevige uitglijder gemaakt. Historicus Chris van der Heijden zet vraagtekens bij de economische groei van China. Lees even mee:

In China leeft op dit moment 20 procent van de wereldbevolking, zo’n 1,3 miljard mensen. Een groot percentage daarvan — als het over China gaat is alles groot — is rijk. Maar in de Gini-coëfficiënt (een methode om de welvaart van de gemiddelde bevolking te meten) staat China diep in het onderste rijtje, na landen als Uganda, Ecuador en Cambodja. Het illustreert dat de zogenaamde bewijzen van economische groei wat China betreft op z’n minst misleidend zijn.

Helaas. De Gini-coëfficiënt is een maatstaf voor inkomensongelijkheid. Als alle inkomens even hard stijgen, dan verandert de Gini-coëfficiënt niet. Ook niet als alle inkomens even hard dalen trouwens. Als hoge inkomens sneller stijgen dan lage inkomens, dan neemt de inkomensongelijkheid toe, en stijgt de Gini-coëfficiënt. Als lage inkomens relatief sneller stijgen, dan daalt de Gini. De maatstaf zegt dus net zo veel over de “welvaart van de gemiddelde bevolking” als pakweg de hoeveelheid neerslag. Helemaal niets dus. Een structureel lage Gini-coëfficiënt aanvoeren om de economische groei van China in twijfel te trekken, dat slaat dus helemaal nergens op.

Maar goed, de constatering dat China een van de laagste Gini’s ter wereld heeft, die zal dan toch wel kloppen? Helaas. Weer mis. Volgens de laatste gegevens staat China op plaats 88 van 124 landen. Niet bepaald hoog, maar zeker niet “diep in het onderste rijtje”. En opvallend genoeg nog altijd vier plaatsen hoger dan de Verenigde Staten.