Nobelprognose 2025

Daar is ie dan. Onze 20e Nobelprijsprognose. Voorwaar tijd voor een feestje. De prijs zelf valt aanstaande maandag, in de week na de reguliere prijzen, om 11:45. Inmiddels ook al een traditie.

Vorig jaar vielen Acemoglu, Johson en Robinson in de prijzen, wegens antwoorden op grote vragen over welvaartsverschillen tussen landen. Dat beperkt het veld van kanshebbers voor dit jaar aanzienlijk. Een prijs op het gebied van groei of macro (Barro!) lijkt dit jaar daarom uitgesloten, Maar ook eentje voor internationale handel (Dixit! Helpman! Grossman! Melitz!) ligt dan minder voor de hand, dat gaat immers ook over internationale dingen tussen landen en het Nobelcomité varieert graag een beetje van jaar tot jaar (hoewel zo’n prijs uiteraard wel actueel zou zijn, gezien de bijzondere inzichten van de huidige Amerikaanse president op dit terrein).

Maar wie dan wel!? Arbeidseconomie viel in 2023 nog in de prijzen (en een beetje in 2021), monetair en financiële markten in 2022 en econometrie in 2021. Daarvoor kwamen hardcore microtheorie (2020), ontwikkelingsexperimenten (2019) en milieu en groei (2018) al langs. Al deze vakgebieden liggen daarom minder voor de hand.

De Clarivate voorspellingen dan. Ooit begonnen als die van Thomson Scientific, maar die zijn inmiddels gefuseerd. Elk jaar worden deze voorspellingen uitgebracht door een bedrijf dat citaties turft en databases met wetenschappelijke publicaties verzorgt. Hun voorspellingen zijn dan ook gebaseerd op citaties en vooral een marketing gimmick. Maar dat doen ze inmiddels zo overtuigend dat sommige nieuwsorganisaties de Clarivate aankondigingen inmiddels met serieus nieuws verwarren. Voor economie tipt men dit jaar Autor en Katz; Bertrand en Mullainathan; en Bloom. Dat is twee keer arbeidseconomie en een keer technologie en productiviteit. Zeker dit jaar lijkt geen van deze drie opties me echt serieus te nemen, wegens te jong en/of te kort na andere prijzen op vergelijkbare onderwerpen.

Vrijwel alle opties die we jaarlijks noemen hebben dus óf de prijs al gekregen, óf zijn voor dit jaar geen realistische optie. Het wordt dus tijd om het over een heel andere boeg te gooien.

De Sveriges Riksbank Prize in Economic Sciences in Memory of Alfred Nobel gaat dit jaar naar Steven Berry en Ariel Pakes voor

their contributions to the structural estimation of industrial organization models and their applications to competition policy and regulation.

In het verlengde dus van de prijs in 2014. Jean Tirole kreeg hem toen voor zijn theoretisch werk op het gebied van concurrentie en regulering: Berry en Pakes gaan hem nu krijgen voor het mogelijk maken van empirisch werk op dat gebied. Ze ontwikkelden methoden om vraag en aanbod in markten met gedifferentieerde producten te schatten, en die inmiddels standaard zijn om de effecten van fusies, nieuwe producten en beleid te voorspellen. Dat begon met het inmiddels klassieke Berry, Levinsohn en Pakes (1995). Maar waar Levinsohn weer andere dingen ging doen, bouwden Berry en Pakes de benadering verder uit.

Misschien gaat het Nobelcomité er nog een derde naam aan toevoegen, anders is het helemaal zo sneu voor Levinsohn. Het maximale aantal laureaten is nu eenmaal drie. John Rust is dan een optie. Overigens heeft deze liefhebber alvast de complete wetenschappelijke achtergrond voor het Nobelcomité geschreven, mocht u meer willen weten. Hij noemt Hausman als derde, maar dat lijkt me niet waarschijnlijk.

Aanstaande maandag om 11:45 weten we het zeker.

Acemoglu, Johnson en Robinson

Het weblog Marginal Revolution zat ernaast dit jaar met hun voorspelling dat Robert Barro de Nobelprijs economie zou pakken. Onze voorspelling van Dixit was niet veel beter, maar ik begin over MR omdat de schrijvers een interessant voorbehoud maakten over Barro:

The status of cross-country growth regressions has fallen greatly.

Daarbij hebben ze het over zijn werk van begin jaren ’90, waarin hij groeiverschillen tussen landen verklaart met data zoals inkomen per hoofd, klimaat, opleidingsniveau, corruptie en nog een groot aantal andere kenmerken. Later kwamen economen er achter dat een groot probleem met de Barro-regressies is dat de verklarende variabelen niet exogeen zijn. Dat wil zeggen, als je vindt dat landen met een hoge corruptie langzamer groeien, dan wil dat nog niet zeggen dat de corruptie het gebrek aan groei verklaart. Immers, het kan omgekeerde kan ook het geval zijn.

De drie laureaten van dit jaar proberen ook de verschillen in welvaart tussen verschillende landen te verklaren, maar gingen zorgvuldiger te werk. Ze merkten op dat instituties (het geheel van regels, wetten, handhaving, en politieke besluitvorming in een land) inderdaad niet los staan van groei, en vice versa. Hoe kom je erachter wat hier de kip en het ei is? Het belangrijke inzicht is dat instituties over tijd zeer persistent zijn, en dat bij landen die begonnen als kolonie de oorsprong van de instituties te maken heeft met de economie ten tijde van de kolonisatie.

Dat leidt tot de “omkering van het geluk” (reversal of fortune). In landen waar door klimaat, ligging, grond etc. de productiviteit hoog was, kozen de kolonisatoren voor extractieve instituties waarbij de bevolking maar weinig rechten had. Denk bijvoorbeeld aan het cultuurstelsel dat Nederland in Nederlands Indië introduceerde. In kolonies waar maar weinig geproduceerd werd, legden de instituties meer nadruk op de rechten van het individu. Dat was nodig om meer kolonisten te verleiden om te komen.

Omdat die rechten van het individu op termijn nou juist tot hogere groei leiden (door ondernemerschap, investeringen en innovaties) zie je dus het merkwaardige verschijnsel dat landen die eeuwen geleden rijk waren, nu relatief arm zijn terwijl het rijkste en machtigste land ter wereld begon als een relatief arme kolonie. Zoals gebruikelijk legt de Zweedse academie het ook weer goed uit. Met Robinson schreef Acemoglu het boek Why nations fail, dat uitgebreid op het effect van instituties ingaat.

Vooral voor Acemoglu was het niet de vraag of hij ooit een Nobelprijs zou krijgen, maar meer wanneer en waarvoor. Met een H-index van 175 is hij de meest productieve econoom van zijn generatie. Eerder bespraken we op deze site al werk van hem op enkele van zijn vele terreinen. De andere twee winnaars zijn minder veelzijdig, maar hebben geluk dat de commissie lijkt afgestapt van het idee van een oeuvreprijs en nu specifieke ontdekkingen in het zonnetje zet.

In de categorie trivia valt tenslotte op dat dit de eerste Nobelprijs is voor drie mannen met een naam die op “zoon” eindigt (waarvan twee in het Engels en een in het Turks). En de prijs heeft dit jaar een sterk Brits karakter: Johnson en Robinson zijn Britten en Acemoglu studeerde in York en Londen. Dat past goed bij het onderwerp kolonisatie, zullen we maar zeggen.

Nobelprognose 2024

Hij komt er weer aan. Maandag, de 56e toekenning van de Nobelprijs Economie. Tijd dus voor onze 19e Nobelprognose, een traditie die we, inderdaad, al sinds 2006 in stand houden. Vorig jaar ging de prijs naar Claudia Goldin, een naam die we tipten in 2021, samen met Card en Angrist. De laatste twee vielen toen wel in de prijzen, Goldin moest nog twee jaar wachten.

Al even traditioneel als onze prognose is de jaarlijkse constatering dat het nu toch echt tijd wordt voor Avinash Dixit, waarvan akte. Dixit was (en is nog steeds) actief op veel terreinen, dus het Nobelcomité heeft de motivatie voor het uitkiezen. Hier trouwens een mooi interview met de man. De combinatie met bijvoorbeeld Helpman en Grossman noemden we al vaker, de prijs zou dan kunnen gaan naar internationale handel. Misschien best aardig in een tijd dat er in de VS een presidentskandidaat rondloopt die claimt dat fiks hogere importtarieven betaald worden door het buitenland en uiteindelijk zelfs leiden tot lagere voedselprijzen, en er sowieso steeds meer weerstand lijkt te ontstaan tegen alles wat internationaal is.

Trouwens, voor iedereen die nu weer begint te foeteren dat deze Prijs Geen Echte Nobelprijs Is: dit is een aardig artikel dat betoogt dat de EconomieNobel juist veel passender is dan al die andere: “The whole point of the awards is to reward, and therefore encourage, efforts to improve the lot of humankind. It so happens that this is the point of economics too.

Tegenwoordig is er een optie die we in 2006 nog niet hadden. We kunnen het gewoon ChatGPT vragen. Op Twitter deed iemand dat. De suggesties? Woodford, Athey, Barro, Acemoglu, Jackson, Kreps. Nu heeft AI nog vaak last van hallucinaties, maar dit lijstje is bepaald niet onzinnig. Met name Barro en Acemoglu noemden we al veel vaker. Athey lijkt ook kanshebber voor de langere termijn. Misschien is Acemoglu nog steeds te jong, hoewel inmiddels 57 en wel onze prognose van 2022. Barro wordt veel vaker genoemd, dit jaar ook bij Marginal Revolution. Anderzijds: wie Barro googlet vindt vooral verwijzingen naar het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening. Ik betwijfel of dat een goed teken is.

Vorig jaar voorspelden we nog Glaeser. Misschien toch teveel een long shot.
De top drie lijkt dan: Barro, Dixit en Acemoglu. Na met name Bernanke in 2022 is het misschien nog te vroeg voor weer een macroprijs. Blijft alleen Dixit over, en gaan we er van uit dat de prijs naar internationale handel gaat.

Wie mag dan meedelen? Volgens de regels kan de prijs aan maximaal drie mensen worden toegekend. Grossman en Helpman noemden we al. Melitz deed deze eeuw baanbrekend werk over heterogene bedrijven, ook het onderwerp van een Nobel symposium volgend jaar. Misschien zelfs Bhagwati of Obstfeld. Een lokale deskundige tipte al eens de combi Dixit/Helpman/Melitz. Worst-case scenario: Helpman/Grossman/Melitz, want dan kan Dixit het definitief vergeten.

De prijs gaat dit jaar dus naar Dixit, Grossman en Helpman. Aanstaande maandag, om 11:45 weten we het zeker.

Nobelprognose 2023

Het is de vrijdag voor de bekendmaking van de Nobelprijs Economie. Echte liefhebbers weten dan al hoe laat het is: tijd voor onze jaarlijkse Nobelprognose. Voor de 18e keer al weer. En ze zijn nog allemaal terug te vinden. Hier die van vorig jaar, en dan is het een kwestie van nog 16 keer terugklikken.

Vorig jaar won Acemoglu niet, ondanks onze voorspelling, maar ging de prijs naar Diamond, Dybvig, en Bernanke. Het was alweer de tweede Diamond die de prijs won (de eerste hadden we wel voorspeld trouwens). Toch evenveel als het aantal vrouwen. Het jaar daarvoor schoten we natuurlijk wel in de roos, met Card en Angrist. Ironisch genoeg misten we alleen landgenoot Imbens, wegens een soort misplaatst calimerocomplex.

Maar goed. Dit jaar dan maar Acemoglu? Niet onmogelijk, maar dat zou dan toch wel weer vrij macro zijn, net als vorig jaar. Het Nobelcomité houdt van variatie. Om dezelfde reden gaat ook Barro het opnieuw niet worden. Econometristen vielen twee jaar geleden nog in de prijzen, micro-theoretici het jaar daarvoor.

Lees verder “Nobelprognose 2023”

Diamond, Dybvig en Bernanke

Van de Nobelprijs voor economie (ja, we weten het) mogen we niet verwachten dat de jury bovenop het nieuws zit. Deze prijs voor drie macro-economen valt toevallig in een macro-economisch roerige tijd, maar het onderwerp van studie was nou juist een jaar of 15 geleden uiterst relevant.

Want hoewel de wenkbrauwen wat omhoog gaan bij de combinatie van de drie heren is er wel degelijk een rode draad te vinden in hun werk. Die hangt samen met banken, en meer bepaald met de looptijdstransformatie die banken uitvoeren. Lees bijvoorbeeld in het uitstekende Wikipedia-artikel over Diamond-Dybvig hoe dat werkt: banken nemen spaargeld van burgers aan met de belofte dat het altijd meteen weer op te nemen is. Tegelijkertijd lenen ze dat “korte” spaargeld “lang” weer uit aan bedrijven of als hypotheek. De looptijd van asset en liability is dus niet hetzelfde.

Dat leidt tot problemen als alle spaarders morgen hun geld terug willen. De bijdrage van Diamond-Dybvig is onder meer dat ze laten zien dat dit probleem in normale tijden niet speelt, omdat altijd maar een klein percentage van de spaarders hun geld opneemt. Maar als er een gerucht rondgaat dat de bank failliet dreigt te gaan, is het voor iedere spaarder optimaal om zo snel mogelijk zijn of haar geld terug te halen, vóórdat de rest het doet.

Dan krijg je een bank run en dat loopt zelden goed af. Zo’n bank run zagen we in 2007 bij Northern Rock in het VK, in 2008 bij de IJslandse bank Icesave en in 2009 in Nederland bij DSB bank. Vroeger zag je dan vooral mensen in de rij voor het kantoor staan; tegenwoordig gaat de internetsite uit de lucht en wordt de telefoon niet meer opgenomen.

Diamond-Dybvig lieten zien dat voorkomen bij een bank run beter is dan genezen. Dat kan door als overheid de tegoeden bij de bank te garanderen, zelfs als de bank op de fles gaat. Toen tijdens de kredietcrisis in 2008 de bevolking wat ongerust werd over de Nederlandse banken, verhoogde minister Bos van Financiën het gegarandeerde bedrag van 40,000 euro naar 100,000 euro, wat nu in de hele EU de standaard is. Als spaarder weet je dat het geld veilig is, en is het meedoen aan een bank run niet langer optimaal. Daarmee wordt het probleem voorkomen voordat het optreedt.

En dan Ben Bernanke. Saillant is natuurlijk dat hij ten tijde van de kredietcrisis aan het hoofd stond van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank die toezicht moest houden op de financiële sector. Maar de Nobelprijs wordt niet uitgereikt aan beleidsmakers, hoe zinnig hun ingrepen ook mogen zijn. Bernanke stond vóór zijn tijd als bestuurder vooral bekend om zijn studies naar de Amerikaanse depressie en de rol van banken in het ontstaan daarvan. Als econoom uit de studeerkamer was hij in de begindagen een vreemde eend in de bijt bij de beleidsmakers in Washington. Bekend is zijn schuchtere antwoord op een senator die tijdens een commissievergadering vraagt van welk bedrijf Bernanke de CEO is: “de economiefaculteit van Princeton, meneer”.

Maar Bernanke klimt op tot voorzitter van de Fed en ziet het ongelooflijke gebeuren: tijdens zijn bewind dreigt er precies eenzelfde als crisis als die waar hij tientallen jaren op studeerde. De fout van de jaren ’30, met voortdurende faillissementen van banken en een depressie tot gevolg, wordt (bijna) niet herhaald. Hoewel de financiële sector op apegapen ligt klimt de economie relatief snel weer uit het dal.

Er zijn sinds 2008 de nodige crises geweest, maar vergelijkbare zorgen om banken en bank runs hebben we sindsdien minder gezien. Strakkere regulering en een zeer ruim monetair beleid maken dat banken steeds minder behoefte hebben aan vluchtig spaargeld. Er wordt wel gefluisterd dat het juist de niet-banken zijn die we beter in de gaten zouden moeten houden. Voor jonge onderzoekers wellicht een vruchtbaar veld.

Voor meer achtergrond zie de altijd uitstekende site van het Nobelcomité. Daar ook een paper met uitgebreidere verantwoording [PDF].

Nobelprognose 2022

U kan het nauwelijks gemist hebben. Nobelprijzen vallen dagelijks en aanstaande maandag volgt de apotheose: de bekendmaking van de Sveriges Riksbank Prize in Economic Sciences in Memory of Alfred Nobel. Om 11:45. Op zijn vroegst.

Als trouwe lezer verwacht u elk jaar van ons een prognose. En weet u ook dat we daarin best succesvol zijn. Vorig jaar bijvoorbeeld, hadden we twee van de drie goed. Op onze oorspronkelijke longlist met 18 namen zijn al 11 prijzen gevallen.

De lat ligt dus hoog. Wie de prijs dit jaar krijgt? Traditiegetrouw spreken we voor de inmiddels 17e keer de hoop uit dat Dixit hem nu toch eens gaat krijgen. Maar dat zal er wel weer niet in zitten.

Lees verder “Nobelprognose 2022”

Card, Angrist, en Imbens dus

…voor hun “methodologische bijdragen aan de analyse van causale verbanden”.

De prijs ligt mooi in het verleden van die van twee jaar geleden. Toen kregen Duflo, Banerjee en Kremer de prijs voor veldexperimenten, waarbij iedereen wordt toegewezen aan een treatment of een controlegroep. Maar wat te doen als niet iedereen zich aan die indeling houdt? Als je bijvoorbeeld het effect van een bepaald scholingsprogramma op werkgelegenheid wil meten moet je er rekening mee houden dat je deelname aan dat programma niet willekeurig kan toewijzen. En wie er voor kiest aan dat scholingsprogramma mee te doen heeft misschien sowieso al meer kans hadden op een baan. Angrist en Imbens ontwikkelden methoden om daar rekening mee te houden.

Card hield zich ook bezig met dergelijke natuurlijke experimenten en werd met name bekend van een studie met Alan Krueger over het effect van een verhoging van het minimumloon. Dat deden ze door slim de ontwikkeling van de werkgelegenheid in New Jersey, waar het minimumloon verhoogd werd, te vergelijken met die in Pennsylvania, waar dat niet het geval was. Het verrassende resultaat: die verhoging van het minimumloon had geen noemenswaardig effect. Krueger zou ongetwijfeld meegedeeld hebben in de prijs, maar leed aan depressies en pleegde in 2019 zelfmoord.

Zoals altijd heeft het Nobelcomite weer uitstekende achtergrondinformatie, hier voor het algemeen publiek, hier meer wetenschappelijk. Een andere traditioneel goede bron is Marginal Revolution. Angrist heeft met Pischke een prachtig boekje geschreven waarin ze de moderne causale benadering van de econometrie uit de doeken doen. Dit is een wat geavanceerdere versie. Er staat ook een cursus van hem op YouTube, zeer de moeite waard.

En Guido Imbens, die schijnt vanavond bij Nieuwsuur te zitten. Eerder dit jaar was hij op bezoek bij het CPB. Zijn lezing is hier terug te kijken.

Tenslotte: wij hadden de prijs bijna goed voorspeld, Bas van der Klaauw in een reactie op onze voorspelling zat helemaal goed

Nobelprognose 2021

Nu de Nobelprijzen voor natuur-, schei-, geneeskunde, literatuur en vrede zijn toegekend, valt maandagochtend om 11:45 de prijs waar het echt om gaat: die voor economie.

Al sinds 2006 doen wij in deze kolommen onze traditionele Nobelprognose. In dat jaar gaven we een longlist met 18 namen (Alchian, Baghwati, Demsetz, Diamond, Dixit, Fama, French, Hart, Holmstrom, Jorgenson, Maskin, Milgrom, Myerson, Krugman, Thaler, Tullock, Williamson, Wilson), voorzien van de profetische woorden “Zo, daar kan het comité voorlopig mee vooruit”.

Dat liet het comité zich geen twee keer zeggen. Met de toekenning aan Milgrom en Wilson vorig jaar hebben inmiddels 11 van deze 18 de prijs gekregen. Economen kunnen dus wel degelijk voorspellen. Nou ja, dan op zijn minst wat andere economen gaan doen. Maar toch.

Van de zeven op het oorspronkelijke lijstje zonder prijs zijn er inmiddels drie overleden (Alchian, Demsetz, Tullock). Blijven over Baghwati, Dixit, French en Jorgenson. French krijgt hem niet nu Fama hem al heeft. Volgens ingewijden (bedankt Bart!) is Jorgenson kansloos omdat gedoodverfd co-winnaar Griliches al is overleden. Blijven alleen Baghwati en Dixit nog over. Maar goed, de voorspelling dat er een trade prijs naar Baghwati, Dixit en Helpman gaat is al net zo oud als onze voorspellingen zelf. Dat zal hem dus wel weer niet worden.

Wie krijgt hem dan wel? De naam van Daron Acemoglu gonst rond, een bizar productieve en invloedrijke macro-econoom. Waarschijnlijk ook de enige econoom met een eigen meme-pagina op internet (al bestaan er bij mijn weten nog geen cruises voor tegenstanders van de man, een eer die Paul Krugman inmiddels wel ten deel is gevallen). We noemden hem vorig jaar ook, maar aangezien er in 2018 nog een prijs naar groei ging lijkt het voor hem nog wat vroeg. Bovendien is de man nog maar 54, dus hij heeft nog even. Een andere naam voor de toekomst is Susan Athey, maar die doet vooral veilingen en daar ging de prijs vorig jaar nog heen.

De econometristen staan al een tijd met lege handen, dus misschien wordt het weer eens tijd voor een prijs in die hoek. We memoreerden vorig jaar al dat Arellano en Bond verantwoordelijk zijn voor het meest geciteerde artikel tussen 1991 en 2015. In de meer toegepaste hoek lijkt Joshua Angrist zeker niet kansloos. David Card wordt ook wel eens getipt. Alan Krueger zou daar mooi bij passen, maar overleed in 2019. Als we er dan gewoon een labour prijs kan Claudia Goldin ook meedelen.

De prijs gaat dit jaar dus naar Angrist, Card and Goldin voor hun empirische analyses van de arbeidsmarkt.

Alvast van harte!

Nobelprijs voor Milgrom and Wilson

Milgrom en Wilson dus, voor hun werk in veilingtheorie. Dat begon met Vickrey, die in 1960 veilingen analyseerde met private values: iedereen heeft een bepaalde waardering voor een goed, weet zelf hoeveel het hem waard is, maar weet dat niet van de anderen. Vickrey kreeg daarvoor de Nobelprijs in 1996. Wilson analyseerde veilingen met common values. Daarbij is het te veilen goed hetzelfde waard voor iedereen, niemand weet wat die waarde precies is maar kan een schatting doen. Dat klinkt vreemd, maar een klassiek voorbeeld is het recht om in een bepaald gebied naar olie te boren. De waarde daarvan is onbekend: het hangt af van hoeveel olie er in de grond zit en hoe makkelijk dat er uit te krijgen is. Maar voor elke biedende oliemaatschappij zal het recht zo’n beetje dezelfde waarde hebben. Bij zo’n veiling ontstaat het risico van de winner’s curse (vloek van de winnaar): degene die de veiling wint zal degene zijn die de werkelijke waarde het meest heeft overschat. Een slimme bieder brengt dus een bod uit niet onder de veronderstelling dat zijn bod een redelijke inschatting is, maar juist onder de veronderstelling dat hij de grootste overschatting heeft. Wilson deed de analyse.

Zoals wel vaker in het leven zal de waarheid ergens in het midden liggen. Neem de veiling van een huis; wat iemand bereid is daarvoor te betalen zal deels afhangen van hoe graag de bieder daar wil wonen (een private value component) maar ook van wat de bieder denkt dat het huis zal opbrengen als zij het over pakweg 15 jaar weer verkoopt (een common value component). Die combinatie wordt affiliated values genoemd en werd geanalyseerd door Milgrom en Weber.

Milgrom en Wilson zaten ook in het team economen dat begin jaren ’90 de veilingen ontwierp voor mobiele frequenties in de VS. Dat is ingewikkeld omdat daar meerdere frequenties worden geveild, en die frequenties (en dus veilingen) met elkaar samenhangen. Men kwam met “simultaneous ascending auction“, waarbij alle frequenties tegelijkertijd in meerdere ronden worden geveild, maar bieders tijdens de veiling mogen overstappen van de ene naar de andere frequentie. De veiling was enorm succesvol en werd vervolgens bijvoorbeeld ook in Nederland toegepast.

Het was de hoogste tijd voor deze prijs, eigenlijk had ie twintig jaar geleden al kunnen vallen. Typisch gevalletje toch nog, want na al een aantal prijzen in de richting van veilingtheorie en mechanism design leek het minder waarschijnlijk te worden dat deze ook nog zou vallen. Vooral Milgrom heeft onwaarschijnlijk veel verschillende dingen gedaan (vaak met John Roberts) bijvoorbeeld op het gebied van entry deterrence, maar ook vakgebieden als finance en organisatie. Wilson was overigens de promotor van Milgrom.