Coase is dood

Met 102 jaar was hij de oudst nog levende Nobelprijswinnaar, en bovendien een van mijn grote helden, maar Ronald Coase is niet meer. Mooi stuk hier. Nog niet eens zo lang geleden schreven we nog over hem.  Vaste lezertjes kennen hem natuurlijk ook van onze onregelmatig verschijnende reeks Coase is overal. meer in onze archieven over hem hier.

Wat vooral briljant aan de man was dat hij uitermate diepe inzichten volledig intuitief en verbaal kan kon weergeven, waarop anderen vervolgens aantoonden dat het allemaal wiskundig nog keurig klopte ook. Denk met name aan het Coase conjecture, dat in essentie zegt dat een producent van duurzame goederen in het meest extreme geval helemaal geen monopoliemacht heeft, omdat slimme consumenten gewoon afwachten tot hij de prijs gaat verlagen, later formeel aangetoond in dit artikel.

Uiteraard is Coase vooral bekend om twee artikelen: the Nature of the Firm (geschreven op zijn 25e!) en met name The Problem of Social Cost: als er vrij onderhandeld kan worden in een frictieloze wereld, zijn externe effecten geen probleem en komt er toch wel een efficiënte uitkomst tot stand, ongeacht de aanvankelijke verdeling van eigendomsrechten. Zie eerder bijvoorbeeld  hier. The Economist had een mooi artikel bij zijn 100e verjaardag.

Ik liep de man ooit tegen het lijf (letterlijk, vrees ik) op een conferentie in 1998, en toen was hij al heel oud.

Waarom gifgas belangrijk is

Het wapengekletter neemt met de dag toe en als de tekenen niet bedriegen, kunnen we binnenkort een internationaal ingrijpen in Syrië verwachten. De aanleiding om nu in te grijpen, na zeker een jaar burgeroorlog, is het vermeende gebruik van gifgas door het Syrische regime.

Het is van een verbluffende logica dat burgers rustig mogen worden opgeblazen of neergeschoten, maar dat het vergassen van diezelfde burgers een “absolute gruweldaad” is die onmiddellijk dient te worden gestraft. Wie beter wil begrijpen waarom Westerse landen er dit soort criteria op nahouden kan terecht bij het boekje Arms and Influence van de econoom Thomas Schelling.

Schelling stelt dat militaire macht vaak niet dient om terrein te veroveren, maar veel meer om het gedrag van de tegenstander te beïnvloeden. Dit geldt zeker voor Syrië: het ligt niet voor de hand dat de VS het land willen bezetten, maar men zal graag het gedrag van het Syrische regime willen beïnvloeden. De manier om dat te doen is door een koppeling te maken tussen dat gedrag enerzijds, en (zoals Schelling het beeldend opschrijft) de mogelijkheid om pijn te doen anderzijds. Dat is het dreigement: doe zoals wij willen, of anders…

Het probleem in oorlogssituaties is dat het overbrengen van dreigementen, en vooral het objectief vaststellen of de voorwaarden geschonden worden, lastig is. Vandaar dat de voorwaarden vaak  kwalitatief van aard zijn. In plaats van “blijf op minstens 35 kilometer van de stad” is “steek de rivier niet over” een betere voorwaarde. Kwantitatieve voorwaarden kunnen stukje bij beetje geschonden worden, door middel van salamitactiek. Een goede voorwaarde is voor iedereen duidelijk, en het is ook voor iedereen duidelijk wanneer hij geschonden wordt.

Vandaar het gas, een kwalitatief ander middel dan kogels en bommen. Het dreigement van Obama was duidelijk, chemische wapens vormen een rode lijn. Daarmee hoopte hij het gedrag van het Syrische regime te beïnvloeden. Het lijkt erop dat dat niet gelukt is. Wat rest is het uitvoeren van het dreigement.

Op welke bekende econoom lijkt u het meest?

Thijs was in de rechterkolom al eens lyrisch over het economenpanel van MeJudice, dat Nederlandse economen naar hun mening vraagt over actuele vraagstukken, en gemodelleerd is op het IGM forum in de VS.

Deze website doet nog iets leuks: in plaats van de meningen bij de econoom te zoeken, zoekt het de econoom bij de meningen. Geef aan in welke mate u het eens bent met een aantal stellingen en de website rekent op basis van de IGM-data uit met welke econoom uw mening het meest overeenkomt, op een manier die verdraaid veel wegheeft van een veredelde stemwijzer. Een flink aantal stellingen vereist stevige kennis van Amerikaans beleid en instituties, maar die mag u gewoon overslaan: met 20 antwoorden is er al een betrouwbare match te maken.

Het MeJudice panel heeft nog net iets te weinig stellingen om een soortgelijke zoek-je-favoriete-econoom voor Nederland te bouwen. Maar waarchijnlijk dat is een kwestie van tijd.

Jane Austen, speltheoretica

Nog maar net bekomen van de affaire Jane Austen, bankbiljet, is er nu een boek met bovenstaande titel. De schrijver Michael Chwe legt in dit filmpje alvast uit wat de bedoeling is. Inderdaad is dat niets anders dan het, met terugwerkende kracht, claimen van de populaire schrijfster als een vroege voorloper van de micro-econoom. Romantische fictie ho maar; tweehonderd jaar geleden doorzag Jane Austen de interacties tussen verschillende partijen op een manier die ons nog steeds veel kan leren over strategie.

Chwe ontleedt hoe karakters in de boeken van Austen proberen elkaar een loer te draaien, dan wel te overtuigen van hun oprechtheid, op een manier die rekening houdt met de mogelijke reacties van anderen. Dat is zeker niet uniek voor Jane Austen, in vrijwel elk blijspel wordt geredeneerd vanuit de tegenpartij (je zou vast een goede Frasier Crane, speltheoreticus, kunnen schrijven). Maar Austen schreef in een tijd waarin de Wealth of Nations nog maar net van de pers was, en bovendien gaat ze vrij uitgebreid in op de theorie van het beïnvloeden. En dus kun je een payoff matrix uittekenen met de opties van Mr. Darcy uitgedrukt in cijfers, en daar een logische strategie uit afleiden.

Het is niet lang wachten op de eerste persoon die hier een perversie in ziet. Kunnen die idiote economen en hun oneindige expansiedrift de literatuur niet eens met rust laten? Moet werkelijk alles uitgelegd in termen van winst en verlies? Maar dat is een beetje flauw. De strategische bespreking van het werk van Jane Austen doet de andere opvattingen niet ineens verdwijnen. Wie gewoon rustig wil zwijmelen gaat zijn gang maar.

Wat opvalt is dat het juist voor economen heilzaam kan zijn om eens door de bril van van de schrijfster te kijken. Anders dan in de standaardopvatting gaat Austen er niet vanuit dat iedereen even rationeel of optimaal te werk gaat. Chwe maakt een interessante studie van cluelessness, of onnozelheid, in haar boeken. Het komt erop neer dat hoger geplaatste, bevoordeelde, personen daar vaker aan lijden, en dus ook vaker om de tuin geleid worden. Dat is dan weer te verklaren door een aardige verzameling psychische en sociologische overwegingen, of enigszins teleurstellend, door het feit dat die bevoordeelde personen vaak mannen zijn. Chwe gebruikt  naast Austen ook andere voorbeelden van onnozelheid van hoger geplaatsten, zoals tijdens de Amerikaanse strijd om burgerrechten en in de strategie gevolgd tijdens de Vietnam-oorlog.

Voor een econoom op vakantie is het allemaal goed te pruimen, hoewel het universum van Jane Austen wel wat statisch aandoet. Vrijwel iedereen teert op zijn vermogen, of probeert dat van een ander te veroveren. “Ga eens werken” denk je soms onwillekeurig, in plaats van de hele dag te konkelen. Maar wellicht is dat de aard van de mens. Net toen ik genoeg begon te krijgen van de wereld van Jane Austen begon het Duitse meisje in de strandstoel naast me te klagen dat haar vriend niet reageerde op haar WhatsApps, terwijl hij aantoonbaar wel on line was geweest; moest ze hem er nu nog een sturen of beter nog een uur wachten? Ik tekende in het zand maar vast een payoff matrix.

Het luxepaper

Wie een huis in Nederland koopt moet rekening houden met het risico van overstroming. Dat risico vermindert de waarde van het huis en inderdaad wordt voor een laaggelegen huis zo’n €3000 minder betaald dan voor een hoger gelegen, vergelijkbare, woning. Dat zeggen althans mijn oud-collega’s bij de UU, de heren Garretsen, Bosker, Marlet en Van Woerkens in een nieuw boek, zo las ik vorige week op nu.nl.

Deze economen hebben geluk, want de verschijning van hun boek valt precies samen met de discussie over een verplichte verzekering tegen overstromingen voor alle Nederlanders (ligt niet voor de hand gegeven de korting op het huis, schrijft het kwartet) en de nodige wateroverlast over de grens. De pers nam hun conclusie veelvuldig over.

Snel het boek besteld om de volgende dag het naadje van de kous te achterhalen. En dat, beste lezers, is waar het me eigenlijk om te doen is. Die volgende dag bracht de postbode een kleine envelop waarin een minuscuul werkje opgeborgen bleek. Het boek van de vier economen was een gepopulariseerde versie van een wetenschappelijk artikel, dat eveneens in 2013 verschijnt. Mijn oud-collega’s hadden een working paper in het Nederlands vertaald en rijkelijk voorzien van foto’s van stromend water dat traag door oneindig laagland, afijn, de bekende plaatjes. Er stonden enkele prachtige kaarten in, dat wel. Maar de slechts twee tabellen en verwijzingen naar “complexe cijfermatige analyses” zonder die te laten zien (het gaat om fixed effects paneldata) zijn toch niet helemaal gericht op de econometristen onder ons.

Toch voelde ik me niet bekocht, eerder kwam er bewondering in me op voor de slimme collega’s die een heel nieuw genre in de wetenschap hadden weten te introduceren. Naast hun moeilijk te verteren, zwart-wit uitgevoerde, wetenschappelijk verslag was hier sprake van een luxepaper, dat zomaar door een gemiddelde Nederlander gelezen kon worden. Aansprekend onderwerp, een goed te begrijpen resultaat en een heldere aanbeveling in een makkelijk te behappen boekje. Iets om uit de tas te toveren op verjaardagen, maar ook een werk dat zomaar door een beleidsmaker serieus genomen kan worden.

In de discussie over media-economen waarvan niet altijd duidelijk is waar onderzoek overgaat in eigen mening, is dit wellicht een goed voorbeeld. Er is een wetenschappelijk resultaat, maar ook een publieksvriendelijk formaat met plaatjes en voorbeelden. Het één lijdt niet onder het ander en (economen let op) er lijkt zelfs een markt voor te zijn.

boekje

Toppublicatie kopen!?

Voor collega’s die nog wanhopig op zoek zijn naar een toppublicatie: op economenarbeidsmarktroddelwebsite econjobrumors.com verscheen vorige week de volgende advertentie:

I have a new paper that I consider my best work. For a variety of reasons, the marginal return professionally for this paper is very small for me. But I think it has an excellent shot a top journal, I would estimate 1/3 at the AER (I have published there before). So I am offering it for sale.

En dan per opbod natuurlijk. Al hebben zelfs sommige economen hun twijfels over de ethiek van een en ander, een intrigerende optie is het wel. Uiteraard wordt flink gespeculeerd over hoe echt dit allemaal is. Het ziet er op zijn minst verdraaid serieus uit. De betalingscondities bijvoorbeeld:

4. Your bid is for an AER or QJE. If it ends in Restud, you pay 65%. If it ends in the Journal of Labor Economics, Journal of Public Economics, or EJ, you pay 35%. Other journals are negotiable. [?¦]

6. Half of payment is due with a revise and resubmit. I will also make the needed changes. The final half is due with final acceptance.

Afijn, mocht ik binnenkort in de American Economic Review staan, dan weet u nu hoe dat komt.

Meest hilarische reactie is overigens:

is there a discount if I buy it twice? cheers, bruno

Over economie

(als beleidswetenschap)

Economics is a highly sophisticated field of thought that is superb at explaining to policymakers precisely why the choices they made in the past were wrong. About the future, not so much. However, careful economic analysis does have one important benefit, which is that it can help kill ideas that are completely logically inconsistent or wildly at variance with the data. This insight covers at least 90 percent of proposed economic policies.

Ben Bernanke.

May I have your votes please?

Over een week begint in Malmö de eerste halve finale van het 58e Eurovisie songfestival. Op zaterdag 18 mei staat, als alles goed gaat, de winnende artiest even voor middernacht een toegift te zingen voor enkele honderden miljoenen televisiekijkers.

De econoom kijkt geïnteresseerd mee. Het is veelzeggend dat Portugal dit jaar zal ontbreken vanwege bezuinigingen op de publieke omroep, terwijl de Duitse inzending nu al een wereldwijd exportsucces is. Maar belangrijker is dat het festival een uniek inkijkje geeft in de verhoudingen tussen de verschillende landen in Europa (en omstreken), en wel op een manier die in getallen vastgelegd wordt.

Enige uitleg is op z’n plaats. De handelstheorie voorspelt dat het goederenverkeer tussen twee landen onder meer bepaald wordt door de afstand, de relatieve productiviteit in verschillende sectoren en de mate van specialisatie. Modellen, gebaseerd op dit soort harde fysieke en economische gegevens, verklaren inderdaad een groot gedeelte van de handel, maar niet alles. Al in de jaren ’60 van de vorige eeuw speculeerden economen dat niet alleen aanbodfactoren, maar ook de vraag een rol speelde bij internationale handel. Landen zouden wellicht meer met elkaar handelen, als de bevolking van dezelfde dingen hield.

Het was moeilijk om deze theorie te testen, omdat daarvoor een maatstaf van “gelijksoortige preferenties” nodig is. Bij benadering is het mogelijk om te kijken naar landen die dezelfde taal spreken, of ongeveer even ver ontwikkeld zijn. De Nederlander Geert Hofstede ontwikkelde zelfs een raamwerk met verschillende culturele dimensies. Maar wellicht is er een simpeler benadering mogelijk door, daar komt het, te kijken welke landen elkaars liedje de meeste punten geven in het songfestival. Landen met dezelfde muzikale voorkeur zijn misschien ook geneigd elkaars waar te kopen. En dat klopt inderdaad. Ik kopieer niet vaak Engelstalige tekst uit een onderzoekssamenvatting, maar deze quote is niet te versmaden: We conclude that preferences influence trade through several channels, and that results of the European Song Contest are a robust predictor of bilateral trade. Een eerdere studie vindt hetzelfde effect [pdf].

Welnu, hoe zien die preferenties eruit? Hier staat één van de vele weergaven van de manier waarop landen hun Eurovisie-punten uitdelen. We ontwaren een Scandinavisch blok, een Balkan-blok en de vaak verfoeide club-Oost Europa. Nederland hangt samen met Armenië, België, en Turkije. De verklaring voor deze stemblokken is in dit geval puur cultureel, en niet het resultaat van voor-wat-hoort-wat bij het stemmen. De landen in een blok sluiten gewoon goed op elkaar aan qua preferenties, net zoals de Cyprioot nou eenmaal van Griekse muziek houdt.

Het is verleidelijk om deze blokvorming toe te passen op verdere vraagstukken van economische integratie. Landen die veel met elkaar handelen vormen wellicht een optimaal muntgebied. Hoe zag de eurozone eruit, als we die op basis van het songfestival hadden samengesteld? Zo op het oog kunnen Cyprus, Malta, Ierland beter naar de Pond-zone rondom het VK, en Finland naar het Scandinavisch blok.  Turkije en ex-Joegoslavië komen ervoor in de plaats. Wellicht vindt u nog meer verbanden: de stemdata staan hier, en vanaf volgende week kunt u weer drie avonden empirisch onderzoek doen, voor de televisie.

Overigens, de handelstheorie is niet de enige tak van de economie die het songfestival gebruikt voor onderzoek. Mede-blogger Marco Haan publiceerde al eens over het verschil tussen juries en open stemmingen op basis van Eurovisie-data.