Buitenlanders aan het werk

Op radio 1 hoorde ik Andries Tunru vertellen dat hij alle verkiezingsprogramma’s gelezen had en in dat van de ChristenUnie het mooiste getal had gevonden. Ik zocht het thuis na en het klopt:

Voor onze consumptiemaatschappij is per Nederlander 1,8 fte arbeid in niet-Westerse landen nodig…

pagina 9

De comedian ging onmiddellijk aan de haal met het idee dat hij een persoonlijke hardwerkende buitenlander had die al zijn aankopen moest maken, goeie grap (en soms klopt het echt). Maar is dit cijfer correct? Helaas doet de partij niet aan bronvermelding en makkelijk te googlen is het getal ook niet.

Hoe zou je het berekenen? Als je weet hoeveel Nederland importeert en een idee hebt hoe lang men in het buitenland bezig is om spullen te maken, kun je een slag slaan. Eens kijken naar de verhouding met China, het land buiten Europa waar we de meeste goederen vandaan halen.

Ik pak de goedereninvoer uit China en de doorvoerhaven Hongkong (CBS) en de arbeidsproductiviteit per Chinees (ILO). Even de eenheden gelijk maken en je vindt

import china + HK49,603,000,000euro (2020)
china productiviteit15,038USD (2010) / persoon
(productiviteit met huidige prijzen)1.18VS GDP deflator 2020/2010
(productiviteit in euros)1.20USD / euro
china productiviteit14,817euro (2020) / persoon
import / productiviteit3,347,804Chinezen nodig
inwoners NL17,475,908Nederlanders
Chinezen aan het werk0.19Chinezen / Nederlander

Bijna een Chinees per vijf Nederlanders – dat is een cijfer waardoor de 1,8 van de ChristenUnie wat mij betreft aan geloofwaardigheid wint. Uit andere landen importeren we weliswaar minder, maar daar is de productiviteit ook een stuk lager. Dezelfde berekening levert ook al 0,03 Indiërs en 0,02 Nigerianen per Nederlander. Nog zo’n 200 landen te gaan, en we zitten al op 0,24 buitenlandse fte per persoon.

Een fascinerende manier om naar de internationale handel te kijken (alweer). Maar is het ook informatief? Om een en ander in perspectief te zien moet je misschien opmerken dat Nederland de helft van de geïmporteerde goederen meteen weer uitvoert. En, belangrijker, Nederlanders werken ook voor mensen in het buitenland. De uitvoerwaarde van Nederlandse goederen en diensten is meer dan de helft van ons bbp; met dezelfde logica kun je dus stellen dat de helft van alle Nederlanders bezig is een buitenlander van consumptie te voorzien.

Misschien nog wel belangrijker is hoe het verkiezingsprogramma verdergaat:

… vaak tegen lage lonen en onder erbarmelijke condities. Dit is niet vol te houden.

Ik ben tegen lage lonen en erbarmelijke condities, laat dat duidelijk zijn, maar de suggestie dat de 1,8 te hoog is om vol te houden lijkt me niet helemaal waar. Het getal is een verhouding van productiviteiten en die lopen wereldwijd nou eenmaal sterk uiteen. Dat wil niet zeggen dat handel slecht is voor andere landen, het is vaak de manier om de productiviteit wat te verhogen.

Maar goed, daar mag u volgende week over stemmen. Voor nu is het vooral een fascinerend getal.

Lenen bij de cijferbank

De lokale krant schrijft vanochtend over een intrigerende innovatie op een internationale school in Nanjing: leerlingen die zakken voor een examen kunnen punten bijlenen bij een nieuw opgerichte cijferbank. De lening moet wel worden terugbetaald (met rente!) door op een volgend proefwerk méér dan een zes te halen. Het systeem is bedacht in samenwerking met ouders, die werken in de bankensector.

Zoals altijd ontbreken de cruciale details. Worden leningen van tevoren beoordeeld door een kredietafdeling? Moet de terugbetaling gebeuren met punten uit hetzelfde vak? Wat is de rente? En als je eerst een hoog cijfer haalt en dan pas een onvoldoende, staat je hoge cijfer dan ook op de bank?

Maar het idee is stimulerend, omdat opeens een collectie aparte, schaarse, goederen fungibel wordt, dat wil zeggen, verhandelbaar. Onmiddellijk herinner ik mij weer de klasgenoot die alle vakken gemakkelijk kon halen, maar bleef zitten op zijn vier voor Frans. Daar had de cijferbank goed werk kunnen verrichten, helemaal als het Nibud hem in de eerste klas gewaarschuwd had om altijd minstens een 6½ te halen.

Voor zover mijn (stokoude) kennis nog relevant is, kon je in Nederland altijd al compenseren binnen hetzelfde vak – met de gevleugelde uitdrukking “ik mag voor wiskunde een 3½ halen” tot gevolg. Binnen dat systeem is de student slachtoffer van de min of meer willekeurige afbakeningen tussen vakken, waardoor een onvoldoende bij wiskunde A wel gecompenseerd wordt door een hoog cijfer voor datzelfde vak, maar niet door een 10 bij wiskunde B. Dat is pure financiële repressie. Het idee van een cijferbank schetst een wereld waarbij de verhandelbaarheid van cijfers flink toeneemt, met een verhoogde welvaart tot gevolg.

Tenminste. De vraag is natuurlijk of kennis net zo fungibel is als cijfers bij de cijferbank. Wie wil er naar een dokter die zijn vier voor het examen infectieziekten heeft gecompenseerd met een acht voor sportblessures?

Ik neem aan dat tegoeden bij de cijferbank niet overdraagbaar zijn tussen leerlingen. Niet dat ik nou denk dat die ambitieuze Chinese studenten elkaar een beter rapport cadeau gaan doen, maar hoe zou het zijn om je eigen zoon of dochter te laten genieten van het tegoed dat je nog bij de cijferbank hebt staan? Een kleine cijfer-erfenis voor junior.

Niet eerlijk natuurlijk. Maar nu vraag ik mij af waarom we gewone erfenissen dan wel acceptabel vinden.

De dalende dollar

Internetters die al Googlend op deze site terechtkomen zijn vaak op zoek naar informatie over een vallende dollar, iets waar we bijna twee jaar geleden over schreven (en later nog eens). Om aan de vraag uit de markt tegemoet te komen: hoe is het nu met de dollar?

Met de crisis op de financiële markten een paar weken geleden, waarbij vooral Amerikaanse producten minder waard bleken dan gedacht, leek het moment daar dat de dollar een flinke uitglijder kon maken. De logica: Amerika heeft maandelijks grote buitenlandse investeringen nodig om zijn tekorten te dekken, maar wie wil nog investeren als de aangeboden effecten van lage kwaliteit blijken te zijn? Bij uitblijvende kopers moet de prijs omlaag.

Zoals de Economist deze week vaststelt is dat erg meegevallen. De dollar daalt wel, maar er is geen sprake van een val. En dat is mooi. Een daling van de dollar is op zich niet slecht, zelfs niet voor de Amerikanen, als er maar geen paniek uitbreekt waardoor het financiële systeem kapot gaat. Vergelijk het met een menigte die een stadion verlaat: één voor één is prima, met z’n allen tegelijk door de deur en het gaat mis.

Een stabiliserende factor blijken de bijzondere marktpartijen te zijn: de centrale banken maar ook de Chinese overheid. Die rennen niet meteen weg als er verliezen geleden worden en voorkomen zo een vlucht naar de deur. Nog niet zolang geleden werd het feit dat staatsbeleggers aan meer denken dan alleen de winst nog gezien als gevaarlijke eigenschap. Maar dat ging over aandelen, en aan het aanhouden van valuta kleven geen rechten van inspraak.