Nu de Nobelprijzen voor natuur-, schei-, geneeskunde, literatuur en vrede zijn toegekend, valt maandagochtend om 11:45 de prijs waar het echt om gaat: die voor economie.
Al sinds 2006 doen wij in deze kolommen onze traditionele Nobelprognose. In dat jaar gaven we een longlist met 18 namen (Alchian, Baghwati, Demsetz, Diamond, Dixit, Fama, French, Hart, Holmstrom, Jorgenson, Maskin, Milgrom, Myerson, Krugman, Thaler, Tullock, Williamson, Wilson), voorzien van de profetische woorden “Zo, daar kan het comité voorlopig mee vooruit”.
Dat liet het comité zich geen twee keer zeggen. Met de toekenning aan Milgrom en Wilson vorig jaar hebben inmiddels 11 van deze 18 de prijs gekregen. Economen kunnen dus wel degelijk voorspellen. Nou ja, dan op zijn minst wat andere economen gaan doen. Maar toch.
Van de zeven op het oorspronkelijke lijstje zonder prijs zijn er inmiddels drie overleden (Alchian, Demsetz, Tullock). Blijven over Baghwati, Dixit, French en Jorgenson. French krijgt hem niet nu Fama hem al heeft. Volgens ingewijden (bedankt Bart!) is Jorgenson kansloos omdat gedoodverfd co-winnaar Griliches al is overleden. Blijven alleen Baghwati en Dixit nog over. Maar goed, de voorspelling dat er een trade prijs naar Baghwati, Dixit en Helpman gaat is al net zo oud als onze voorspellingen zelf. Dat zal hem dus wel weer niet worden.
Wie krijgt hem dan wel? De naam van Daron Acemoglu gonst rond, een bizar productieve en invloedrijke macro-econoom. Waarschijnlijk ook de enige econoom met een eigen meme-pagina op internet (al bestaan er bij mijn weten nog geen cruises voor tegenstanders van de man, een eer die Paul Krugman inmiddels wel ten deel is gevallen). We noemden hem vorig jaar ook, maar aangezien er in 2018 nog een prijs naar groei ging lijkt het voor hem nog wat vroeg. Bovendien is de man nog maar 54, dus hij heeft nog even. Een andere naam voor de toekomst is Susan Athey, maar die doet vooral veilingen en daar ging de prijs vorig jaar nog heen.
De econometristen staan al een tijd met lege handen, dus misschien wordt het weer eens tijd voor een prijs in die hoek. We memoreerden vorig jaar al dat Arellano en Bond verantwoordelijk zijn voor het meest geciteerde artikel tussen 1991 en 2015. In de meer toegepaste hoek lijkt Joshua Angrist zeker niet kansloos. David Card wordt ook wel eens getipt. Alan Krueger zou daar mooi bij passen, maar overleed in 2019. Als we er dan gewoon een labour prijs kan Claudia Goldin ook meedelen.
De prijs gaat dit jaar dus naar Angrist, Card and Goldin voor hun empirische analyses van de arbeidsmarkt.
Alvast van harte!