Groei

De media hebben wel eens de neiging zich blind te staren op het groeicijfer van een economie, vooral China is daarvan een goed voorbeeld. Het nieuws van vandaag geeft een aardige illustratie van waarom dat soms weinig zinvol is.

De Noord-Koreaanse economie groeit dit jaar met 3,7%. Daarmee behoort het tot de best presterende economieen ter wereld. Is de gemiddelde Noord-Koreaan daarmee beter af dan zeg de gemiddelde Zuid-Koreaan, die woont in een land waar de economie dit jaar 1,5% krimpt? Is er grootschalige economische migratie van Zuid naar Noord te verwachten?

Eh, niet echt. Het inkomen per hoofd staat op zo’n 500 dollar in Noord, tegen 16500 in Zuid, en daar zit nog altijd een factor 33 tussen. Zelfs als de huidige trends zich voort zouden zetten, duurt het nog steeds 68 jaar voordat Noord op hetzelfde niveau zit als Zuid.

Letland

Tot dusver heeft de kredietcrisis nog niet echt geleid tot spanningen op de valutamarkt, maar daar is sinds enkele dagen verandering in gekomen. De munt van Letland, de lats, staat onder hoge druk om te devalueren.

Nou is economisch nieuws niet altijd even makkelijk te volgen, maar bij valutacrises is het voor de leek echt niet bij te houden. Een poging tot een korte verklaring.

  1. De peg. De Letten hebben ervoor gekozen om een vaste wisselkoers met de euro aan te gaan. Daar zijn goede redenen voor, lees ze hier, de belangrijkste is natuurlijk de wens zelf ook de Euro in te voeren. Een wisselkoers kun je niet bij wet vastleggen, daar komen alleen maar zwarte markten van, en dus koopt en verkoopt de Letse centrale bank onbeperkt tegen de vaste koers.
  2. De original sin. Omdat de koers van hun munt toch vaststond, hebben Letten veel geld geleend in euro’s. Da’s lekker goedkoop, maar als de lats nu minder waard wordt is het een stuk moeilijker om die leningen terug te betalen.
  3. De crisis. Een kleine, open, ontwikkelende, op handel gerichte economie heeft het erg moeilijk in deze tijd. De huizenprijzen in Letland zijn met de helft gekelderd, om maar eens wat te noemen.

Dit rijtje factoren is van belang om de valutacrisis te begrijpen. De vaste wisselkoers houdt op te bestaan als de centrale bank stopt met kopen tegen de vaste koers. Wie dat van tevoren weet kan veel geld verdienen door geleende lats nu om te zetten in euro’s. Kennelijk is men daar druk mee bezig.

De centrale bank wil niet stoppen met de vaste wisselkoers maar kan zich gedwongen zien om twee redenen: (1) het geld is op, dat wil zeggen, er zijn geen euro’s meer om lats te kopen. De ECB zorgt voorlopig dat dat niet gebeurt. Maar, (2), door al die lats op te kopen doet de centrale bank het omgekeerde van wat nodig is in de crisis, namelijk geld onttrekken aan de economie. Dat zorgt voor een grote verergering van de binnenlandse situatie. Men kan op een gegeven moment besluiten dat de opbrengsten niet meer opwegen tegen de kosten.

Daar speelt nog iets pikants, want de afweging is anders voor Letland dan voor Europa. Men is in Frankfurt bang dat een Letse devaluatie de poorten opent voor een algemeen Oost-Europees bankroet. Bovendien zijn die buitenlandse schulden van punt 2 in handen van Europese banken, die bij een devaluatie op een slecht moment opnieuw een klap krijgen. En dus lijdt de Letse bevolking nu om erger te voorkomen. Het laatste nieuws is dat de regering met dit beleid doorgaat. Ongetwijfeld hopen ze dat deze goede daad in de toekomst niet vergeten zal worden.

Meer achtergrond hier en hier, de druk op de munt valt af te lezen aan de korte rente op de lats. De Letse premier is overigens 37 jaar.

Mannencrisis

In de VS is opgemerkt dat de crisis mannen veel harder lijkt te treffen dan vrouwen. Onder mannen is de werkloosheid nu 10.5%, onder vrouwen slechts 8%. Dat verschil is nog nooit zo groot geweest.

mannen 

En in Nederland? Verdraaid, de meest recente cijfers van het CBS laten hetzelfde  beeld zien, vooral als we kijken naar absolute aantallen. En dat terwijl de crisis hier nog maar net begonnen is. Ten opzichte van het laagste punt, ergens in het derde kwartaal van 2008, is de absolute werkloosheid onder mannen gestegen met 34%, tegen slechts 14% voor de vrouwen.

The crash of ’79

Ik kom nog even terug op mijn aankoop van afgelopen Koninginnedag, het boek The Crash of ’79 van Paul Erdman. Mijn korte inspectie van de achterflap leek erop te duiden dat de Crash uit het verhaal grote gelijkheid vertoont met de Crash van ’09. Inmiddels ben ik het boek door (waar een korte vakantie al niet goed voor is) en kom u vertellen of het inderdaad profetisch was.

Kort antwoord: nee. In dit boek draait alles om olie, en de markt voor olie speelt tot dusver geen rol in de huidige crisis. Maar niet alles op de achterflap is gelogen, er zijn parallellen. Ten eerste de manier waarop de financiële crisis zijn beslag krijgt. De schrijver, zelf bankier, hangt ondanks de James Bond-setting een geloofwaardig verhaal op over grote banken die belegden in, naar het scheen, veilige maar hoog renderende projecten. Als die vervolgens allemaal op de fles gaan is de crisis daar. In plaats van hypotheken zijn de projecten in dit boek Italiaanse staatsobligaties en vloten olietankers, maar wat zou het. Het interbankaire wantrouwen blijft vervolgens uit (minpuntje) maar tegen het eind neemt de Fed de hele schuld over en houdt op die manier de banken overeind, inflatie of niet. Dat dan weer wel. Verder draait het verhaal deels om de financiële reserves van Saudi-Arabië en die spelen in het verhaal een rol die erg lijkt op het vermogen van China in de huidige tijd.

Toch is het lezen van een boek uit begin jaren zeventig vooral verhelderend vanwege de inzichten die ontbreken. De hoofdpersoon (een econoom, natuurlijk) steekt in het begin een verhaal af over het kapitalisme, dat ten dode is opgeschreven. Het systeem neigt naar verval, en daarom moet de overheid steeds meer sectoren overnemen. Zo worden we uiteindelijk toch nog communistisch. Kijk maar naar Groot Brittanië, die mislukte en half gesocialiseerde economie.

Hah, denkt de lezer in 2009, die had Thatcher duidelijk niet zien aankomen. En zo zijn er meer antieke denkbeelden: de grote macht van de shah van Iran (hah!) en de Amerikaanse afhankelijkheid van olie. En de kernwapens, natuurlijk, die volgens de auteur makkelijk te maken zijn en veelvuldig zullen worden gebruikt in regionale conflicten. Hah! en gelukkig maar. Wat dat betreft had die andere econoom, Thomas Schelling, het toch beter gezien.

Risk and Uncertainty

Nou dit weer. Sta ik geboekt om vandaag als dagvoorzitter op te treden op het congres van de Utrechtse studenten economie, lassen ze het congres af. En ik had nog wel kunnen debatteren met Europarlementariër Ieke van den Burg, over wie ik ooit dit nare bericht schreef.

Om maar niet te spreken van mijn fraaie openingsspeech over het belangrijke verschil tussen risico en onzekerheid. Misschien dat ik hem vanochtend toch maar aan de spiegel voordraag, om wat oefening te houden. En om te voorkomen dat niemand mijn verhaal ooit zal horen heb ik voor u, waarde lezers, een kopie gemaakt [PDF, Engels].

Dertig jaar te vroeg

Koninginnedag = oude boeken. Zojuist op de vrijmarkt werd ik voor 50 cent eigenaar van de pocketeditie van The Crash of ’79. Leest u even mee op de achterflap?

30042009606.jpg

Eens even kijken, vervangen we 1979 door 2009. Grote Amerikaanse banken failliet – check. Beurscrash – check. Arabisch geld – check, hoewel Aziatisch geld misschien beter was geweest. Iraanse bom – check.

Het boek komt uit 1976 en de verkoop zal na het saaie beursjaar ’79 wel ingezakt zijn. Maar was het boek profetisch voor een latere periode? Ik laat het u zo snel mogelijk weten. (Overigens, de schrijver heeft 2009 zelf niet gehaald.)

Deflatie in de VS

Er is deflatie (0,4%, jaar op jaar) geconstateerd in de VS, voor het eerst sinds 1955. Wat betekent dat? Is het van belang voor Nederlanders?

De feiten. Deflatie betekent dat het prijspeil voor consumenten daalt, aankopen worden goedkoper. In dit geval is dat met name brandstof: door de lage olieprijs (was $145 vorig jaar juli, nu rond de $50) kosten benzine en verwarming een stuk minder. De meeste overige aankopen worden nog wel steeds iets duurder. In het VK wordt ook deflatie verwacht. In de Eurozone is de inflatie nu 0,6% en voor Nederland geldt dat de inflatie 2% bedraagt. Dat is een heel normaal niveau. Toch hoeven wij niet terug naar de jaren ’50 om deflatie te zien. In 1987 hadden we er voor het laatst mee te maken. Ook hier was de oorzaak een dalende olieprijs.

Deflatie, is dat niet heerlijk? Dalende prijzen, dat lijkt een heel prettige verandering. Maar consumenten moeten zich realiseren dat die situatie, reëel gezien, normaal is. Ieder jaar kun je voor een gemiddeld inkomen meer kopen. Nominale deflatie, het echte dalen van prijzen, is een heel ander verhaal. Het probleem is dat de economie in dat geval rare kuren gaat vertonen. Wetende dat prijzen constant dalen, zien slimme mensen in dat ze beter kunnen wachten met de aanschaf van allerlei goederen. Daardoor loopt de omzet van winkels terug, waardoor die moeten besluiten de prijzen nog verder te verlagen. Het proces houdt zichzelf dus in stand. Ondertussen zijn mensen met schulden de klos, want het wordt steeds moeilijker genoeg te verdienen om die af te betalen (quoot ik mijzelf).

Voor beleidsmakers is er de angst dat ze, eenmaal in een situatie van deflatie, niets meer kunnen doen. De rente verlagen werkt op dat moment niet meer omdat men ook zonder te sparen een rendement haalt. Afschrikwekkend voorbeeld is Japan, dat in de jaren ’90 op die manier in de soep liep.

Wat nu? Om een uitgebreide deflatie te voorkomen kan de centrale bank meer geld in omloop brengen, bijvoorbeeld door de rente te verlagen. Als dat niet meer werkt kan de bank zelf krediet verstrekken aan bedrijven of de overheid. Extra geld jaagt de prijzen weer omhoog. Bij dit alles moet wel in het achterhoofd gehouden worden dat de centrale bank er eigenlijk is om de inflatie te beperken. Men is dus vaak wat huiverig voor dit soort acties. Overigens in Europa huiveriger dan in de VS, waar de Fed ook verantwoordelijk is voor het aan de praat houden van de economie.

Het probleem dat hier in feite speelt is dat we geen idee hebben hoe het nu met de economie staat. Onze informatie bestaat uit maar een paar getallen die om de paar dagen gepubliceerd worden. Daaruit moeten we een beeld vormen van een enorm gecompliceerde machine. Dit deflatiecijfer is zo’n getal, en het geeft aan dat het misschien iets slechter gaat dan verwacht. Het is onverstandig om op basis daarvan meteen alles op z’n kop te zetten en met groot monetair beleid te komen. Het volgende getal komt misschien al over een paar dagen.

Voor consumenten geldt dat het verstandig is om over een lange termijn te denken. Nu gaat het slecht, over een paar jaar misschien wel weer goed. Het is niet verstandig om nu heel erg te besparen en later weer een boot te kopen. De overheid kent een trendmatig begrotingsbeleid, wat betekent dat ze de uitgaven niet meteen aanpassen als de inkomsten omhoog of omlaag gaan. Die demping is goed voor onze economie. Consumenten zouden, als ze dat kunnen, hetzelfde moeten doen.

Vanmiddag, 16:15, Radio 1. Snelle commentatoren kunnen mijn analyse nog verbeteren! u bent helaas te laat. Voor de liefhebbers een MP3 [5.9 Mb]

De beurscrash en de Turbo

Voor mijn verjaardag kreeg ik het (in alle haast opnieuw uitgegeven) meesterwerkje De crash van 1929 van Galbraith. De eminente professor Heertje schrijft in het voorwoord

Het vergelijken van toen en nu […] is zinvol, maar men hoede zich voor overijlde conclusies, die slechts stoelen op overeenkomsten.

Dat zal best, maar voorlopig zie ik wel verdraaid veel van die overeenkomsten. Neem de rol van het particulier aandelenbezit, dat in 1929 voor een aanzienlijk deel het houden van aandelen op prolongatie betrof.

Galbraith legt voor het nageslacht uit hoe dat werkte. De belegger stopte een bedrag x in een fonds; de bank verschafte een veelvoud van x aan krediet (tegen een procent of 10 per jaar) waarmee hetzelfde fonds gekocht werd. Door de hefboomwerking gingen de bewegingen in deze belegging veel harder dan die in het onderliggende fonds.

Grote winst, maar ook groot verlies natuurlijk en daar liep het uiteraard mis. Op dagen waarop de beurs flink in beweging was hield de beurstikker het allemaal niet meer bij. Galbraith schrijft dat de informatie rustig twee uur op de koersen kon achterlopen. Tegen de tijd dat een koersdaling bekend werd was het te laat om de prolongatie ongedaan te maken. Zo kon de belegger die met een positief kapitaal begon met een flinke schuld eindigen. Die schulden draagden bij aan de misère van de jaren ’30.

Overeenkomst met 2008? Ik presenteer u de Turbo, een uitvinding van ABN-Amro. Een product dat, behoudens de typisch laat 20e-eeuwse naam, exact hetzelfde is als een aandeel op prolongatie. Met dit belangrijke verschil: er is een automatische verkooporder ingebouwd.

De belegger kan nooit meer verliezen dan zijn investering. Als de koersbeweging van de onderliggende waarde dermate abrupt is, zoals bijvoorbeeld bij een heftig lagere opening door een winstwaarschuwing [sic], worden de extra verliezen door de bank genomen. [Wikipedia]

Een stukje technologische vooruitgang ten opzichte van 1929. U bent nog steeds al uw geld kwijt, maar een speculatieschuld wordt voorkomen. De schaal waarop in Turbo’s werd belegd is mij niet bekend, maar bedenk u dit: het is mogelijk dat de Turbo, en daarmee het vermaledijde ABN-Amro, de ernst van de kredietcrisis hebben beperkt.

De AOW-leeftijd

Vandaag stond ik even te kijken naar Agnes Jongerius en Sweder van Wijnbergen die in discussie waren op de UvA. Het ging over de AOW-leeftijd en beiden waren het erover eens dat die eigenlijk variabel moet zijn. Voor zware beroepen, vond met name de vakbondsbestuurder, moet de pensioenleeftijd dan lager uitvallen.

De discussie ging er vervolgens over of er een systeem bestaat dat bijhoudt wie er lang genoeg in een zwaar beroep heeft gediend om voor de vroege pensionering in aanmerking te komen. En hoe lastig dat juridisch was. En de eindeloze discussies die er gevoerd moesten worden met mensen wiens beroep net niet zwaar genoeg was.

Twee opmerkingen (die ik natuurlijk ter plekke had moeten maken maar die altijd te laat komen). Wie zo’n systeem invoert maakt zware beroepen aantrekkelijker. Dat leidt er onmiddelijk toe dat de (relatieve) beloning voor zware beroepen afneemt. Het is de vraag of stratenmakers wel beter af zijn met een lager loon in ruil voor een eerder pensioen.

Verder valt het op hoe ingewikkeld de wereld wordt als je geen vertrouwen hebt in het vermogen van mensen om dit soort afwegingen zelf te maken. De compensatie voor een zwaar beroep is het loon dat je ervoor krijgt. Als je voorziet dat je in zo’n beroep de 65 (of de 67) niet haalt, dan moet je het niet doen tenzij je er extra voor betaald krijgt. Met dat extra geld overbrug je de jaren voor de AOW. Het financiële vermogen van iemand is het systeem dat bijhoudt hoe hard er in het verleden gewerkt is.

Overigens steunde precies één iemand in het jonge en hoog opgeleide publiek Jongerius’ strijd om de AOW-leeftijd toch op 65 te houden.