Macro methodologie

Ja, die Nobelprijs. Het is conventionele macro van de soort die het niet zo erg goed deed in de kredietcrisis, maar zoals bekend is dit toch meer een oevre-prijs waarbij we niet teveel op recent nieuws moeten letten. De invloed van beide heren is zonder meer groot geweest en hun bijdrage nuttig. Ik zal hier kort uiteenzetten wat volgens mij één van de grote vernieuwingen uit de koker van Sargent en Sims is geweest.

Het is verleidelijk om bij macroeconomie te kijken naar de verhoudingen tussen twee variabelen en daar dan een regel van te maken. Neem bijvoorbeeld rente en investeringen; een korte studie naar de twee suggereert een lineair verband en al snel rekent de econoom met een vaste functie I=f(r).

Het probleem van de economie is dat dit soort simpele verbanden compleet voorbij gaat aan de warboel van oorzaak en gevolg die er in werkelijkheid is. Natuurlijk reageren investeringen op de rente, maar de centrale bank (die de korte rente vaststelt) reageert ook op de economische omstandigheden (waaronder investeringen) en zowel investeerders en bankiers gebruiken verwachtingen over elkaar. 

De grote bijdrage van Sims is dat hij een statistische methode populair heeft gemaakt die, zonder theorie, vaststelt wat op wat reageert. Daarbij is het ook mogelijk dat er wisselwerking tussen de twee is. Door tijdreeksen te analyseren kun je met die methode een impuls-respons diagram opstellen waarin uit één oogopslag blijkt hoe bijvoorbeeld prijzen op de rente reageren. Dat is vaak geen vaste verhouding, maar een dynamische aanpassing. In het lekenrapport [pdf] staat een voorbeeld:

Hier zie je dat er het eerste kwartaal niet veel gebeurt, daarna gaan de prijzen iets omhoog en daarna zakken ze (de rode lijn; het gearceerde gebied geeft de onzekerheid aan). Door deze bijdrage van Sims is er in ieder geval duidelijkheid over het soort verschijnselen dat macroeconomen zouden moeten verklaren. Als je dat eenmaal weet, dan gaat het met de rest een stuk makkelijker. Lees je tegenwoordig werk van toegepaste macroeconomen dan gaat het meestal op deze manier: we stellen vast wat de impuls-response van een aantal variabelen is, en we laten zien dat ons theoretische model dezelfde karakteristieken kan genereren. In het theoretische model krijgen ook de verwachtingen hun plaats, en dat is het terrein waarop Sargent veel gedaan heeft.

Volgens mij moeten we de prijs van vandaag dan ook te zien als een waardering voor ontwikkelingen in de macro methodologie. De methode van Sims geeft aan wat macroeconomen zouden moeten kunnen. Dat het verder nog niet allemaal perfect werkt, daar komen we later nog wel uit.

Nobel 2011: Sargent & Sims

Wel empirie, maar toch macro dus. Conventionele macro nog wel. Toch verrassend. Maar een zeer respectabele keuze natuurlijk. Populaire uitleg hier.  De officiele motivatie is dat de heren methoden hebben ontwikkeld om vragen over causale verbanden tussen economisch beleid enerzijds en macroeconomische grootheden anderzijds te kunnen beantwoorden. Bij Sargent wordt ingegaan op het bouwen, oplossen en schatten van structurele macro-modellen. Bij Sims wordt vooral genoemd de door hem geintroduceerde manier van macroeconomische analyse middels VAR en impuls-response functions. De meer wetenschappelijke verantwoording hier.

Meer over Sargent.

Sims praat over macromodellen.

Sargent praat over beleid en macro, vorig jaar op LSE.

Nobelprognose

Nog drie nachtjes slapen en hij is er weer: de Nobelprijs Economie. Tijd voor onze jaarlijkse prognoses. Want u weet: vorig jaar hadden we um goed. Nou ja, toch op z’n minst voor een derde dan. Het rijtje namen dat we vorig jaar noemden kunnen we weer noemen, dat doen we dus maar niet. Tirole gaat hem zeker een keer winnen, maar dit jaar nog niet. Fama wordt al lang genoemd als topfavoriet, maar dat een financieel econoom hem krijgt lijkt me gezien de wereldeconomie opnieuw uitgesloten. Tenzij het eentje is die al gewaarschuwd heeft voor dergelijke crises, dan zou je aan Douglas Diamond kunnen denken. Maar ja, twee Diamonden achter elkaar is ook wat verwarrend.

Sowieso is het van belang wie de prijs recent heeft gewonnen. Vorig jaar dus micro. Voor een non-mainstream econoom is het te vroeg, die kregen hem twee jaar geleden nog. International Trade kreeg hem drie jaar geleden, ook nog te vroeg. Macro is alweer vijf jaar geleden, maar die tak van de economie heeft de afgelopen jaren nu niet echt overtuigd. In die hoek wordt Romer wel eens genoemd. Ik denk het niet.

Komen we bij econometrie. De laatste prijs daar dateert alweer van 2003: Engle en Granger. Dat wordt dus de hoogste tijd. En dan met name microeconometrie, alle toptijdschriften staan daar de laatste jaren vol mee, toch dateert de laatste prijs alweer van 2000 (Heckman en McFadden).

De prijs gaat dit jaar derhalve naar Jerry Hausman. Hij heeft er de leeftijd voor (65). Hij heeft al een John Bates Clark Medal, altijd een goede voorspeller. En dan hebben die jongens van Thompson het ook weer eens bij het rechte eind. Zij denken dat White ook mag meedelen, die mogelijkheid laten we nog even open.

U wilt meer prognoses? Op Kellogg doen ze de meest serieuze poll, die staat hier. Op Harvard is er ook eentje waar iedereen nog aan mee kan doen. Een lijstje is er nog niet, wel die van vorig jaar. Deze weblog lobbiet steeds nadrukkelijker voor Alchian/Demsetz/Klein. Zou helemaal niet verkeerd zijn.

Ongelukkigerwijs heeft uw trouwe blogger dit jaar zijn vakantie gepland tijdens de bekendmaking van de prijs. Een prompte berichtgeving is dus niet gegarandeerd. Maar ach, u weet toch al wie er gaat winnen.

Nobel 2011

Toegegeven, het is nog wat vroeg, maar ook een van onze favoriete hobbies, speculeren op de Nobelprijs, dus wat de hek. De voorspellingen van Thomson Reuters (zie eerder) zijn binnen. Dit jaar worden genoemd: Diamond (Douglas in dit geval, Peter kreeg um vorig jaar al), Tullock/Krueger en Hausman/White. Van deze drie mogelijkheden lijkt de laatste me verreweg het meest kansrijk. Meer volgt.

Jong Talent

De John Bates Clark Medal, prijs voor de beste econoom in de VS onder de 40, gaat dit jaar naar Jonathan Levin. Hij doet industrial organization, vooral empirisch, en heeft ook dingen geschreven met Susan Athey, winnaar van een paar jaar geleden.

Nu we het toch over jong talent hebben: de Review of Economic Studies organiseert elk jaar een toernee waarin de wereldwijd zeven meest veelbelovende jonge promovendi op een aantal universiteiten hun beste werk presentereren. Opvallend is dat daar dit jaar een Nederlander bij zit: Peter Koudijs, gestudeerd in Utrecht en gepromoveerd in Barcelona. Zijn onderzoek klinkt spannend: zo bestudeert hij het effect van nieuws op aandelenkoersen door te kijken hoe de koersen van Britse aandelen in Amsterdam in de achttiende eeuw reageerden op de komst van postboten uit Engeland. Koudijs gaat nu naar Stanford.

Parkeerprijs

Economie gaat over het efficient verdelen van schaarse goederen, dat weet u inmiddels. Een parkeerplaats bijvoorbeeld zou toegewezen moeten worden aan diegene die bereid is het meest te betalen, en dus niet aan degene die toevallig het verste weg woont. In de praktijk gebeurt dat vrijwel nooit, vandaar dat discussies over parkeren regelmatig onze kolommen sieren.

Toch benieuwd hoe ze dat op een topfaculteit in de VS doen. Parkeerplaatsen worden daar verhandeld op een interne markt? Geveild wellicht? Eh, niet dus. De volgende foto van de parkeerplaats van Northwestern dook vorige week op: [via]

nobelparkeren

En ze zijn niet de enige. Komisch is ook het commentaar bij het bericht (nou ja, voor vakidioten dan):

But I thought searching for an open spot was Dale’s favorite activity?

Meer over Diamond/Mortensen/Pissarides

Verreweg de beste Nederlandstalige inleiding op het werk over markten met zoekfricties is de oratie van Pieter Gautier, vorig jaar afgedrukt in TPE (zie ook de column van Mathijs Bouman hierover, zijn bijdrage bij RTL-Z meldde hij al in de opmerkingen). Bij Mejudice hebben Gautier en van der Klauw het over de prijs. Mooi is ook het verhaal van Ed Glaeser in de New York Times. Paul Krugman is het roerend eens met de toekenning. Ook Marginal Revolution heeft weer veel info, hier bijvoorbeeld.

Wat ook aardig is om te melden is dat Peter Diamond in de running is voor een toppositie bij de Amerikaanse Centrale Bank, maar dat die benoeming tot nu door de republikeinen werd geblokkeerd. Deze Nobelprijs kon daar wel eens verandering in brengen.

Mortensen en Pissarides

Het werk van Diamond leverde een flinke literatuur op over markten met zoekfricties, bijvoorbeeld in de Industriële Organisatie, mijn vakgebied (zie bijvoorbeeld deze uiterst interessante bijdrage?¦). In die latere literatuur variëren consumenten bijvoorbeeld in hun zoekkosten, of zijn producten gedifferentieerd, waardoor de uitkomsten wat minder extreem zijn dan die van Diamond.

Een belangrijk toepassingsgebied van dergelijke zoekmodellen is de arbeidsmarkt, en dat is waar Mortensen en Pissarides actief zijn. In plaats van consumenten die een product zoeken gaat het dan om werkgevers die een geschikte werknemer zoeken, en werknemers die een geschikte baan zoeken. Ook dat levert fricties op, zodat er werkloosheid kan bestaan zelfs als er meer vacatures zijn dan werklozen. In zo’n wereld zijn werkloosheidsuitkeringen niet noodzakelijk verstorend, maar kunnen ze juist leiden tot een beter functionerende arbeidsmarkt, omdat ze werknemers de gelegenheid geven om rustig te zoeken naar een baan die echt bij ze past. Sowieso is het in markten met zoekfricties niet evident dat de vrije markt tot de meest ideale oplossing leidt, bijvoorbeeld omdat mijn zoekintensiteit gevolgen heeft voor jouw kansen op een baan (negatief), maar het werkgevers helpt om een goede werknemer te vinden (positief).

Zoals altijd heeft het Nobelcomite meer info (voor leken zowel als deskundigen)