Acemoglu, Johnson en Robinson

Het weblog Marginal Revolution zat ernaast dit jaar met hun voorspelling dat Robert Barro de Nobelprijs economie zou pakken. Onze voorspelling van Dixit was niet veel beter, maar ik begin over MR omdat de schrijvers een interessant voorbehoud maakten over Barro:

The status of cross-country growth regressions has fallen greatly.

Daarbij hebben ze het over zijn werk van begin jaren ’90, waarin hij groeiverschillen tussen landen verklaart met data zoals inkomen per hoofd, klimaat, opleidingsniveau, corruptie en nog een groot aantal andere kenmerken. Later kwamen economen er achter dat een groot probleem met de Barro-regressies is dat de verklarende variabelen niet exogeen zijn. Dat wil zeggen, als je vindt dat landen met een hoge corruptie langzamer groeien, dan wil dat nog niet zeggen dat de corruptie het gebrek aan groei verklaart. Immers, het kan omgekeerde kan ook het geval zijn.

De drie laureaten van dit jaar proberen ook de verschillen in welvaart tussen verschillende landen te verklaren, maar gingen zorgvuldiger te werk. Ze merkten op dat instituties (het geheel van regels, wetten, handhaving, en politieke besluitvorming in een land) inderdaad niet los staan van groei, en vice versa. Hoe kom je erachter wat hier de kip en het ei is? Het belangrijke inzicht is dat instituties over tijd zeer persistent zijn, en dat bij landen die begonnen als kolonie de oorsprong van de instituties te maken heeft met de economie ten tijde van de kolonisatie.

Dat leidt tot de “omkering van het geluk” (reversal of fortune). In landen waar door klimaat, ligging, grond etc. de productiviteit hoog was, kozen de kolonisatoren voor extractieve instituties waarbij de bevolking maar weinig rechten had. Denk bijvoorbeeld aan het cultuurstelsel dat Nederland in Nederlands Indië introduceerde. In kolonies waar maar weinig geproduceerd werd, legden de instituties meer nadruk op de rechten van het individu. Dat was nodig om meer kolonisten te verleiden om te komen.

Omdat die rechten van het individu op termijn nou juist tot hogere groei leiden (door ondernemerschap, investeringen en innovaties) zie je dus het merkwaardige verschijnsel dat landen die eeuwen geleden rijk waren, nu relatief arm zijn terwijl het rijkste en machtigste land ter wereld begon als een relatief arme kolonie. Zoals gebruikelijk legt de Zweedse academie het ook weer goed uit. Met Robinson schreef Acemoglu het boek Why nations fail, dat uitgebreid op het effect van instituties ingaat.

Vooral voor Acemoglu was het niet de vraag of hij ooit een Nobelprijs zou krijgen, maar meer wanneer en waarvoor. Met een H-index van 175 is hij de meest productieve econoom van zijn generatie. Eerder bespraken we op deze site al werk van hem op enkele van zijn vele terreinen. De andere twee winnaars zijn minder veelzijdig, maar hebben geluk dat de commissie lijkt afgestapt van het idee van een oeuvreprijs en nu specifieke ontdekkingen in het zonnetje zet.

In de categorie trivia valt tenslotte op dat dit de eerste Nobelprijs is voor drie mannen met een naam die op “zoon” eindigt (waarvan twee in het Engels en een in het Turks). En de prijs heeft dit jaar een sterk Brits karakter: Johnson en Robinson zijn Britten en Acemoglu studeerde in York en Londen. Dat past goed bij het onderwerp kolonisatie, zullen we maar zeggen.

Diamond, Dybvig en Bernanke

Van de Nobelprijs voor economie (ja, we weten het) mogen we niet verwachten dat de jury bovenop het nieuws zit. Deze prijs voor drie macro-economen valt toevallig in een macro-economisch roerige tijd, maar het onderwerp van studie was nou juist een jaar of 15 geleden uiterst relevant.

Want hoewel de wenkbrauwen wat omhoog gaan bij de combinatie van de drie heren is er wel degelijk een rode draad te vinden in hun werk. Die hangt samen met banken, en meer bepaald met de looptijdstransformatie die banken uitvoeren. Lees bijvoorbeeld in het uitstekende Wikipedia-artikel over Diamond-Dybvig hoe dat werkt: banken nemen spaargeld van burgers aan met de belofte dat het altijd meteen weer op te nemen is. Tegelijkertijd lenen ze dat “korte” spaargeld “lang” weer uit aan bedrijven of als hypotheek. De looptijd van asset en liability is dus niet hetzelfde.

Dat leidt tot problemen als alle spaarders morgen hun geld terug willen. De bijdrage van Diamond-Dybvig is onder meer dat ze laten zien dat dit probleem in normale tijden niet speelt, omdat altijd maar een klein percentage van de spaarders hun geld opneemt. Maar als er een gerucht rondgaat dat de bank failliet dreigt te gaan, is het voor iedere spaarder optimaal om zo snel mogelijk zijn of haar geld terug te halen, vóórdat de rest het doet.

Dan krijg je een bank run en dat loopt zelden goed af. Zo’n bank run zagen we in 2007 bij Northern Rock in het VK, in 2008 bij de IJslandse bank Icesave en in 2009 in Nederland bij DSB bank. Vroeger zag je dan vooral mensen in de rij voor het kantoor staan; tegenwoordig gaat de internetsite uit de lucht en wordt de telefoon niet meer opgenomen.

Diamond-Dybvig lieten zien dat voorkomen bij een bank run beter is dan genezen. Dat kan door als overheid de tegoeden bij de bank te garanderen, zelfs als de bank op de fles gaat. Toen tijdens de kredietcrisis in 2008 de bevolking wat ongerust werd over de Nederlandse banken, verhoogde minister Bos van Financiën het gegarandeerde bedrag van 40,000 euro naar 100,000 euro, wat nu in de hele EU de standaard is. Als spaarder weet je dat het geld veilig is, en is het meedoen aan een bank run niet langer optimaal. Daarmee wordt het probleem voorkomen voordat het optreedt.

En dan Ben Bernanke. Saillant is natuurlijk dat hij ten tijde van de kredietcrisis aan het hoofd stond van de Federal Reserve, de Amerikaanse centrale bank die toezicht moest houden op de financiële sector. Maar de Nobelprijs wordt niet uitgereikt aan beleidsmakers, hoe zinnig hun ingrepen ook mogen zijn. Bernanke stond vóór zijn tijd als bestuurder vooral bekend om zijn studies naar de Amerikaanse depressie en de rol van banken in het ontstaan daarvan. Als econoom uit de studeerkamer was hij in de begindagen een vreemde eend in de bijt bij de beleidsmakers in Washington. Bekend is zijn schuchtere antwoord op een senator die tijdens een commissievergadering vraagt van welk bedrijf Bernanke de CEO is: “de economiefaculteit van Princeton, meneer”.

Maar Bernanke klimt op tot voorzitter van de Fed en ziet het ongelooflijke gebeuren: tijdens zijn bewind dreigt er precies eenzelfde als crisis als die waar hij tientallen jaren op studeerde. De fout van de jaren ’30, met voortdurende faillissementen van banken en een depressie tot gevolg, wordt (bijna) niet herhaald. Hoewel de financiële sector op apegapen ligt klimt de economie relatief snel weer uit het dal.

Er zijn sinds 2008 de nodige crises geweest, maar vergelijkbare zorgen om banken en bank runs hebben we sindsdien minder gezien. Strakkere regulering en een zeer ruim monetair beleid maken dat banken steeds minder behoefte hebben aan vluchtig spaargeld. Er wordt wel gefluisterd dat het juist de niet-banken zijn die we beter in de gaten zouden moeten houden. Voor jonge onderzoekers wellicht een vruchtbaar veld.

Voor meer achtergrond zie de altijd uitstekende site van het Nobelcomité. Daar ook een paper met uitgebreidere verantwoording [PDF].

Nobelprognose

Jawel. Het is herfst. Ze beginnen weer te vallen. De Nobelprijzen. Traditiegetrouw is de economieprijs als laatste aan de beurt, volgende week maandag. Als grote finale en apotheose. En al even traditiegetrouw doen wij weer een gooi naar de winnaars (In het verleden hier, hier , hier, maar ook hier, hier, hier, hier, hier, en hier) Meestal zitten we er naast. U kent dat wel, economen en voorspellen. Maar soms hadden we het zelfs goed. Of, nog beter, was de uitslag als gehoopt.

Thomson (eerdere berichtgeving) komt dit jaar met een heel respectabel rijtje: Richard Blundell, John List, en Charles Manski. (Terzijde: de methodologie van Thomson kan ik niet helemaal volgen. Men beweert dat hun voorspelling is gebaseerd op citaties, toch is hun lijstje van dit jaar volledig anders dan het lijstje van vorig jaar. Het lijkt me nogal onwaarschijnlijk dat de drie kanshebbers van dit jaar net precies gedurende het afgelopen jaar de drie kanshebbers van vorig jaar in citaties zijn voorbij gestreefd). Thomson schijnt ook nog een publiekspoll te hebben gehouden waar Blundell als winnaar uit kwam (methodologie ook hier onduidelijk).

Gelet op de ontwikkelingen in het vakgebied van de afgelopen tijd (gedragseconomie, steeds meer (veld-)experimenten en (micro-)empirie) is het eigenlijk nogal schokkend dat de laatste micro-econometrie prijs alweer 15 jaar geleden is (Heckman en McFadden). Dat wordt dus de hoogste tijd. Het Nobel-comite kan daar dan nog een leuke big-data draai aan geven, want dat is in. En als we het toch in die hoek gaan zoeken, dan is Blundell helemaal geen gekke keuze. In dezelfde categorie tipten we ook al eens Atkinson en Deaton. John List (veldexperimenten) gaat vast ook nog een keer winnen, maar daarvoor lijkt het nu nog veel te vroeg. Laten we het dus maar houden op een prijs voor Richard Blundell. Alvast van harte.

En, oh ja, uiteraard zijn er ook dit jaar de al even traditioneel stampvoetende betweters die roepen dat-dit-helemaal-geen-echte-Nobelprijs-is! (zie ook Dilbert) Alsof het aannemen van bloedgeld van een negentiende-eeuwse wapengigant de hoogst denkbare eer is (zie ook Justin Wolfers).

Triest

Ik kan het ook niet laten. De tranen schieten spontaan in je ogen als je ziet wat de Nederlandse pers er allemaal van bakt, die Nobelprijs. Het FD meldt:

De mechanism design theory heeft volgens de Nobelprijsorganisatie het begrip voor instituten vergroot. Daarbij wordt rekening gehouden met individuele initiatieven en persoonlijke informatie.

U begrijpt niet wat hier staat? Wees gerust, de dienstdoende journalist heeft zelf ook geen flauw benul. De Volkskrant slaagt er niet eens in om de gelauwerden correct weer te geven:

Over Myerson

Nog even terugkomend op Myerson: een paar jaar geleden was ik op een conferentie waar hij ook was. In de wandelgangen ving ik op hoe hij enthousiast met iemand aan het praten was over het gecorreleerde evenwicht, en hoe dat concept toch een stuk natuurlijker is dan het Nash evenwicht. Om zijn woorden kracht bij te zetten deed hij met een stalen gezicht de volgende boude uitspraak: “Ik durf te wedden dat in alle parallele universums waar speltheorie is uitgevonden, er meer met het gecorreleerde evenwicht zijn begonnen dan met het Nash evenwicht”.

Zo’n man verdient een Nobelprijs.

Nobelprijs voor mechanism design

Inderdaad, het is Myerson geworden, persoonlijk favoriet van ondergetekende. Hij krijgt de Nobelprijs met Maskin en Hurwicz, voor ‘mechanism design’. Een behoorlijke techneutenprijs, want de bijdrage van de heren is vrijwel onmogelijk uit te leggen aan iemand zonder grondige scholing in theoretische economie. Teletekst maakt er traditiegetrouw weer een enorme puinhoop van:

Ze krijgen de prijs voor hun theorie die de werking van de vrije markt in kaart brengt. Uitgangspunt is dat de ideale vrije markt niet bestaat,bijvoorbeeld omdat de concurrentie niet helemaal vrij is. De Amerikanen hebben nu een theorie ontwikkeld die de invloed van zulke factoren in formules vat. Er worden modellen ontwikkeld die een optimale uitkomst moeten geven bij onderhandelingen en prijsvorming.

Dat slaat dus nergens op. Het soort problemen waar mechanism design zich wel mee bezig houdt? Stel een overheid overweegt om ergens een brug te bouwen. Uiteraard is dat alleen zinvol als voor alle burgers gezamenlijk de brug meer waard is dan de aanleg ervan kost. Probleem: het heeft weinig zin om aan iedereen te vragen hoeveel ze voor een brug over zouden hebben. Dan gaat immers iedereen óf een bedrag noemen dat veel hoger is dan zijn werkelijke waardering (namelijk: als de brug alleen gebouwd wordt als het totaal van de genoemde waarderingen hoger is dan de kosten van aanleg) óf juist een bedrag dat veel lager is (namelijk: als iedereen moet bijdragen aan de kosten naar rato van zijn genoemde waardering). Mechanism design (en meer in het bijzonder, Myerson’s revelation principle) laat zien dat het toch mogelijk is om een mechanisme te verzinnen waarbij iedereen netjes zijn echte waardering voor de brug opgeeft. En uiteraard zijn de resultaten veel fundamenteler en de toepassingen veel talrijker dan dit simpele voorbeeldje.

Nobel 2007

Op het moment dat dit bericht de lucht ingaat, duurt het nog precies een week voordat de Nobelprijs Economie 2007 bekend wordt gemaakt. Hoogste tijd om te beginnen met speculaties. Allereerst kunnen we natuurlijk zonder meer ons lijstje van vorig jaar herhalen, want toen we zaten er volledig naast:

Alchian, Baghwati, Demsetz, Diamond, Dixit, Fama, French, Hart, Holmstrom, Jorgenson, Maskin, Milgrom, Myerson, Krugman, Thaler, Tullock, Williamson, Wilson.

Thomson (zie ook de post van Thijs vorig jaar) komt dit jaar ook met de naam van Jean Tirole, maar dat lijkt me toch een lastig verhaal. De man is zonder meer een van de meest briljante en produktieve economen, maar heeft niet echt een bijdrage geleverd die me fundamenteel genoeg lijkt voor het Nobelcomite. Maar we blijven hopen. Bovendien had Thomson vorig jaar Phelps correct getipt. Dit jaar noemen ze ook Helpman en Grossman, en Wilson en Milgrom. Maar als ik het goed heb was dat vorig jaar ook al het geval.

U wilt meer namen? Mankiw noemt Fama, Feldstein en Barro. Tyler Cowen heeft nog een intrigerende suggestie: Nordhaus. Immers: houdt zich bezig met milieu en dat is hot. Verder noemt hij Fama, Thaler, French, Williamson, Tirole, Krueger, Bhagwati, Tullock. Joshua Gans komt nog met Krugman, Romer, Myerson, Dixit, Maskin. Zelf hoop ik op Dixit of Myerson, en tip ik Fama en French. (zie vorig jaar). Hoewel die efficiente markten natuurlijk niet meer zo populair zijn.

Zo. Als de winnaar er nu nog niet tussen zit, gaan we volgend jaar gewoon nog meer namen noemen.