De meimaand is hier, de eindexamens zijn in aantocht en dat betekent maar één ding: nog even en het is weer september, de tijd voor de jaarlijkse volksdans rondom de kamernood van studenten.
Het is allemaal voorspelbaar: items op tv, handenwringende eerstejaars, wethouders met zeecontainers. En dat allemaal omdat de vraag hoger is dan het aanbod. Is er dan niets aan te doen?
Volgens mij wel, en wel door een beleidsmatige misstand af te schaffen: de verschillende studiebeurzen voor uitwonende en thuiswonende studenten. Want laten we het eens in alle redelijkheid bezien: de overheid betaalt mee aan de opleiding van studenten om twee redenen: (1) niet alle opbrengsten van de opleiding komen ten goede aan de student zelf, en dus is er een subsidie om de positieve externe effecten te internaliseren. (2) jonge mensen zijn nog wel eens krediet-beperkt (het lenen voor een opleiding bij de bank is lastig in verband met het ontbreken van onderpand) waardoor ze te weinig human capital opbouwen. Vandaar de beurs.
En dus is het volstrekte onzin dat de hoogte van de studiebeurs afhangt van het uit- of thuiswonen van de student in kwestie. De gevolgde opleiding heeft een waarde voor de overheid die niet afhangt van het type onderdak, en dus moet ook de subsidie daar niet van afhankelijk zijn. Sterker nog, de strafkorting voor thuiswonenden verstoort de relatieve prijs van kamers geeft een prikkel om het huis uit te gaan. En dus is er kamernood.
Het afschaffen van de thuiswoonkorting kost geld, maar maakt ook de uitwonendencontrole overbodig. En lost, met een beetje geluk, de kamernood op.